De commerciële zon heeft nooit zo op Meshell Ndegeocello geschenen. Slechts de happy few konden het complexe en eigenzinnige werk van de bassiste en vocaliste waarderen. De artistieke en kritische zon bescheen haar echter wel fel. Ndegeocello bouwde een indrukwekkend sessie-CV op en door haar vroege experimenten met funk, jazz, soul en hiphop wordt ze gezien als een pionier van de Nu Soul en voorloper van artiesten als Erykah Badu en D’Angelo.
Ndegeocello (Swahili voor ‘vrij als een vogel’) ziet zichzelf echter niet als pionier. “We proberen allemaal te zijn als Curtis Mayfield, Chaka Khan of Roberta Flack. Er is niets nieuws onder de zon. Dat staat ook in de Bijbel”, zegt Ndegeocello bescheiden door de telefoon. Deze no-nonsense-houding klinkt ook door in Ndegeocello’s muziek. Ze laat zich door niemand iets wijsmaken, getuige haar scherpe observaties in haar teksten. Maar ook qua muzikale strategie volgt ze haar eigen weg.
Na eind jaren tachtig meegedraaid te hebben in de go-go scene van Washington D.C., waar Ndegeocello speelde met prominente bands als Little Bennie & The Masters en Rare Essence, tekende ze begin jaren negentig bij Madonna’s Maverick-label. Naar eigen zeggen vanwege de creatieve vrijheid die het label haar bood. In 1993 verscheen Ndegeocello’s debuutalbum Plantation Lullabies, een grensverleggende plaat waarin Ndegeocello funk, soul jazz en een dosis hiphop vermengde. Het album werd goed ontvangen en werd zelfs voor vier Grammy Awards genomineerd. Maar de verkoopcijfers waren matig, evenals die van de opvolgers Peace Beyond Passion (1996) en Bitter (1999).
Maar waar het grote publiek het liet afweten, kon Ndegeocello zich wel verheugen op lof van critici en collega-muzikanten. In 1995 werd ze met de Orville H. Gibson Guitar Award beloond als beste bassist, en verscheen ze als eerste vrouwelijke bassiste op de cover van het tijdschrift Bass Player. Daarnaast werd Ndegeocello een veelgevraagd sessiemuzikante, en speelde ze baspartijen in voor een indrukwekkende keur aan artiesten. Inmiddels mag ze Prince, Alanis Morissette, Mick Jagger, Madonna, de Black Rock Coalition en Lenny Kravitz op haar curriculum vitae vermelden.
Desondanks is Ndegeocello allerminst zelfvoldaan over haar prestaties, en voelt zich dan ook niet miskend. “Als ik naar erkenning zocht zou ik depressief worden. Ik wil genoeg krijgen om mijn muziek te kunnen blijven spelen. En of ik genoeg erkenning krijg is niet aan mij om te beoordelen. Zo narcistisch ben ik niet. Op sommige dagen denk ik: ‘moet ik ermee stoppen?’ Vandaag denk ik dat ik moet stoppen en een kunstopleiding gaan volgen. En sommige dagen voel ik me goed, en dan besef ik dat ik alles heb wat mijn hartje begeert, namelijk dat ik gewoon mijn muziek kan spelen.”
Haar sessiewerk ziet Ndegeocello vooral als leerzame ervaringen. “Het is alleen iets waarvan ik de rekeningen betaal”, grapt ze. “Nee, ik vind het heerlijk. Je kunt rondhangen met grote muzikanten, dat is een geschenk. En ik leer er veel van.”
Maar erkenning van het grote publiek is vooralsnog uitgebleven. Waarom dat is, ‘moet je maar aan de popcultuur vragen’. “Ik zie er niet uit als Janet Jackson, ik zing geen makkelijk in het gehoor liggende popliedjes.” Niet dat het Ndegeocello een worst zal wezen. “Het is jammer dat het publiek zo dom is. Toen ik opgroeide luisterde ik naar van alles; Miles Davis, Pat Metheny, Jaco Pastorius, Joni Mitchell. Tegenwoordig moet je onnozel en onwetend zijn en twee akkoorden spelen zodat iedereen kan begrijpen wat je doet. En dat ga ik gewoon niet doen.”
Ndegeocello vindt dat muziek de laatste decennia conservatiever is geworden. “Absoluut. Maar ik probeer de mensen uit te zoeken die nog steeds muziek willen horen.” In de jaren zeventig leek ook het publiek in zijn muzieksmaak stukken progressiever, gezien bijvoorbeeld het commerciële succes dat iemand als David Bowie met behoorlijk complexe en donkere muziek genoot. Maar Ndegeocello gelooft niet dat het publiek conservatiever is geworden. “Mensen als Dave Matthews en veel andere acts doen het heel goed, en er zijn nog veel mensen op de wereld die muziek willen horen.”
Ndegeocello maakt zich geen zorgen dat deze groep kleiner wordt. “Er is gewoon een groep die nog moet ontdekken dat er ook nog iets anders is”, zegt ze, verwijzend naar het MTV-publiek.
“De industrie market muziek voor een kleine demografische groep, alleen jonge mensen van 14 tot 21 jaar oud. Daarom luisteren veel mensen buiten die leeftijdsgroep naar oudere muziek. Maar als de platenmaatschappijen de mensen voor vol gaan aanzien en niet alleen voor tussen de 14 en 21, dan zou de wereld er anders uitzien. En de kunst lijdt eronder. Ik bedoel, die mensen die naar muziek luisteren zijn er wel, ze kijken alleen geen tv. Ik kijk geen tv. Ik lees, ik zoek andere dingen, ik ga op zoek naar mijn eigen informatie. Ik zoek naar denkende mensen, geen geprogrammeerde mensen.”
“Mensen maken tegenwoordig alleen nog maar platen om het geld. Noem bijvoorbeeld de laatste klassieke plaat die je hebt gehoord. Die je een jaar geleden hebt gekocht en waar je nog steeds naar luistert en die je altijd op kan zetten. Iets wat vorig jaar uitkwam en klassiek was? Luister naar wat je zegt, je luistert naar oudere muziek. Wat heb je nou recentelijk gekocht dat je echt aanspreekt? Dat anders is, niet klinkt als wat dan ook?”
Maar over naar Ndegeocello’s gloednieuwe album, Cookie: The Anthropological Mixtape, wederom een complex, gesofisticeerd hoogstandje waarin hiphop, go-go, funk, soul, spoken word, jazz en rock samen worden gesmolten. Maar in tegenstelling tot veel van haar crossover-collega’s, omzeilt Ndegeocello moeiteloos de valkuilen die het fuseren van genres met zich meebrengt. Nergens plakt ze gemakzuchtig clichés aan elkaar.
Cookie klinkt alsof Ndegeocello ‘There’s a Riot Goin’ On’ van Sly & The Family Stone door een tijdmachine heeft gehaald en een technologische behandeling heeft gegeven. De sound is geavanceerd, intricate en uiterst gelaagd. De muziek is tot in detail uitgewerkt. Zo zitten er minutieuze veranderingen in de ritmiek die pas bij een secure beluistering van de muzikale opbouw opvallen. Ondanks de complexiteit en rijkdom klinkt Cookie opmerkelijk rauw en ruimtelijk.
Cookie is een briljant album dat ontegenzeggelijk een van de beste van het jaar is. Ndegeocello komt dicht in de buurt van muzikale perfectie die sinds ‘Gaucho’ van Steely Dan zelden aan de dag is gelegd. Het risico van perfectie is dat de muziek glad, klinisch en dus gevoelloos wordt, maar evenals Walter Becker en Donald Fagen weet Ndegeocello zich hiervoor te behoeden. Dat bewijst de hand van een ware meesteres.
Wel vraagt de titel om nadere uitleg. “Het album zou eerst Cookie Goldberg heten. Het is net als dat nummer van Stevie Wonder, “He’s Misstra Know-It-All”. Dat gaat over een gozer die een sell-out is, hij doet alles voor geld. Cookie is daarvan de moderne versie. The Anthropological Mixtape gaat over antropologie en sociologie. Ik praat over dit tijdperk. Ik wilde dat het mixtape werd die de geest van onze tijd omschreef. En de mixtape slaat ook op hoe ik aan mijn muziek kwam toen ik jong was.”
En ook hier komt Ndegeocello’s skepsis over de popmuziek om de hoek kijken. “De radio draaide alleen de top 100. En er was altijd underground-muziek die je nog niet had gehoord, en wel superfunky was, maar niet op de radio gedraaid werd. En ik wilde ook zo’n plaat maken. Ik word weinig op de radio gedraaid, maar veel mensen verspreiden mijn muziek via mixtapes.”
Ndegeocello deinst er niet voor terug haar muziek te voorzien van scherpe politieke stellingnames. Zo levert ze op het openingsnummer van Cookie, “Dead Nigga Blvd.”, kritiek op haar zwarte medemens: “So tell me are you free?/ While we campaign for every Dead Nigga Blvd./ So young motherfuckers can drive down it in your fancy cars/ Free/ You try to hold on to some Africa of the past/ One must remember it’s other Africans that helped enslave your ass.” Ook krijgt de manier waarop zwarten worden afgeschilderd in hiphop-videoclips ervan langs: “You sell your soul like you sell a piece of ass/ Slave to the dead white leaders on paper and welfare cases/ Rapists and hoes/ All reinforced your tv show/ Exotic and beautiful videos.” Ndegeocello ziet muziek dan ook als een medium. “Kijk naar Bob Dylan, Richie Havens, Jimi Hendrix, Stevie Wonder, Bob Marley. En ik wil praten over de geest van mijn tijd. Waar ik doorheen ga.”
En daar komt meteen ook Ndegeocello’s frustratie over de muziekindustrie om de hoek kijken. “Het is voor mij moeilijk om te slagen in een business waarin je moet zingen over een bepaald iets, er op een bepaalde manier moet uitzien, om in de doelgroep te passen. Mijn plaat plaatst vraagtekens bij al deze generalisaties, want het zijn tenslotte maar generalisaties. Toen ik Bitter maakte, moest ik van een blanke horen dat ik geen zwarte muziek maakte. En ik heb dan zoiets van: ik luister naar allerlei soorten muziek, jazz, punk, van alles. Het is triest dat omdat ik zwart ben, ik ook maar één soort muziek mag maken.”
Niettemin heeft Cookie een funkier, meer op hiphop georienteerd geluid dan zijn voorganger. “Ik heb Cookie zeker funkier gemaakt, want ik had zoiets van: OK, ik kan een funkplaat maken en nog steeds hetzelfde zeggen, het blijft nog steeds interssant. Ik hou van funk, maar ik wilde iets maken dat anders was, funky maar anders.”
Het mag inmiddels duidelijk zijn dat Ndegeocello leeft voor (haar muziek). Met groot enthousiasme vertelt ze over haar idolen, muzikanten als Miles Davis (“ik wil mijn ‘Big Fun’ maken”) en Prince (“hij is de killin’est gitarist, fuck Eric Clapton”). “Dat kun je nog steeds opzetten en een ervaring hebben. Zo probeer ik het te maken, dat je iets nieuws hoort. Dat qua structuur anders is. Daarom probeer ik een publiek te vinden waarvoor ik kan spelen. Al speel ik voor maar 500 mensen, als ik mijn muziek maar kan spelen. Als ik een miljoen platen verkocht zou ik doodgaan. Ik wil niet als Britney Spears zijn.”
Het is deze houding ten opzichte van haar vak en kunst die Ndegeocello niet vastketent aan enige verplichting. Ze hoeft zich door niemand te laten vertellen hoe haar muziek moet klinken, waar haar teksten over moeten gaan, of hoe ze eruit moet zien. Ndegeocello doet haar naam eer aan: ze is vrij als een vogel.
Dit artikel verscheen eerder op Planet.nl.