Na het vertrek van het gitaristenkoppel Warren Haynes en Derek Trucks kondigde Gregg Allman (67) begin vorig jaar voor de derde keer het definitieve einde van The Allman Brothers Band aan. Deze zomer komt hij voor een eenmalig concert op het Europese vasteland naar de Amsterdamse poptempel Paradiso, reden waarom het southern rock-icoon zich bij hoge uitzondering liet aanschieten.
Wat is het verschil tussen uw nieuwe band en The Allman Brothers Band?
“Het grootste verschil is dat er nog maar één kok in de keuken staat, als je begrijpt wat ik bedoel. Bij de Allman Brothers roerden er drie of vier mensen in de pot, en dat maakte het soms erg ingewikkeld. Er is veel minder drama in mijn band, en dat maakt alles een stuk makkelijker.”
Waarom zette u een punt achter The Allman Brothers Band?
“Ik wist een paar jaar geleden al dat het einde naderde. Wij allemaal, denk ik. 45 jaar, dat is een lange tijd, man. We wilden dat de Allman Brothers op hun hoogtepunt zouden stoppen. Dat was voor iedereen belangrijk. Dus dat hebben we gedaan.”
Welke bands vindt u waardige opvolgers van The Allman Brothers Band?
“Dat vind ik moeilijk te zeggen, maar Blackberry Smoke is in ieder geval een band die het op de oude manier aanpakt: ze winnen nieuwe zieltjes met elke show die ze spelen, net zoals wij vroeger met de Allman Brothers deden.”
Bijna al uw kinderen zijn de muziek ingegaan. Devon trad zelfs uw southern rock-voetsporen met Royal Southern Brotherhood, waarin ook Cyril Neville speelt. Staat u uw kroost bij met raad en daad?
“Ik had maar één advies voor ze: zoek een echte baan. Maar ze wilden niet luisteren. Ik ben trots op al mijn kinderen, en ik steun ze in alles wat ze doen.”
Het rocksterrendom in de jaren zeventig was synoniem voor een decadente levensstijl. In uw autobiografie My Cross To Bear uit 2012 bent u erg openhartig over alle excessen. Zo vertelt u over de eerste vlucht met het privévliegtuig van de band. Op de bar stond ‘Welkom Allman Brothers’ geschreven met cocaïne. Hoe kijkt u nu terug op uw drank- en drugsmisbruik?
“Ik heb veel jaren verspild, dat lijdt niet de minste twijfel. Een van de redenen waarom ik dat boek heb geschreven is dat mensen langs die weg kunnen leren van mijn fouten. Een groot deel van mijn leven is een voorbeeld van hoe het niet moet.”
Het liederlijke leven eiste uiteindelijk zijn tol. In 2010 kreeg u een nieuwe lever. Hoe staat het nu met uw gezondheid?
“Ik voel me prima, dank je. Ik eet beter, ik doe aan lichaamsbeweging en ik krijg genoeg slaap. Ik zorg veel beter voor mezelf dan vroeger. Dat maakt een enorm verschil, nou en of.”
Wat motiveert u om na een halve eeuw te blijven touren?
“Ik hou nog steeds van muziek maken, echt waar. Ik heb wel een hekel aan het reizen gekregen, maar muziek is mijn levensader.”
Het fatale motorongeluk van uw gitaar spelende broer Duane in 1971 sloeg een gapend gat in de band. Was het moeilijk om door te gaan?
“Natuurlijk. Eerst dachten we dat het helemaal voorbij was. Maar ik raakte er al gauw van overtuigd dat mijn broer had gewild dat we door zouden gaan. Een paar weken na het ongeluk hielden we een groepsvergadering en ik zei tegen de anderen: laten we gaan spelen. We gingen naar Miami om het album Eat A Peach af te maken. Dat was zwaar, man, maar het lukte. Daarna wisten we dat we het konden.”
Het conservatieve Zuiden van de Verenigde Staten had eind jaren zestig nog maar net met frisse tegenzin de rassenscheiding afgeschaft of daar kwam The Allman Brothers Band met blanke én zwarte leden. Kreeg u daar geen problemen mee?
“Oh man, zeker weten. Wat dacht je, een stel hippies met een zwarte in de band die in de Deep South spelen? Natuurlijk hadden we problemen met rednecks, maar daar hebben we ons nooit door laten weerhouden. Een van de dingen die ik fijn vind aan muziek is dat ze kleurenblind is. Het enige dat telt is of je goed kunt spelen. Er is geen plaats voor racisme in mijn muziek of mijn leven.”