vrijdag 13 april 2018

Chet Baker: universele kracht

Chet Baker in België, 1983. (Foto: Michiel Hendryckx)

In een zwoele voorjaarsnacht maakte een val uit een hoofdstedelijk hotelkamerraam dertig jaar geleden een einde aan het leven van Chet Baker. Heaven herdenkt de jazztrompettist  met zijn voormalige bassist Hein van de Geyn, zijn biograaf Jeroen de Valk en jazzkenner Hans Mantel.

Laten we het niet alleen over zijn drugsgebruik hebben, benadrukken de geïnterviewden voor dit artikel. Sigmund Freud was ook aan de drugs en die ging de geschiedenis in als de grondlegger van de psychoanalyse, niet als junk. Dus waarom moeten we het bij Chet Baker altijd over de drugs hebben?

Natuurlijk is zijn astronomische drugsgebruik niet los te zien van de muzikant. Het  maakte zowel deel uit van zijn aantrekkingskracht, als dat het zijn leven en loopbaan overschaduwde. Hij bracht zelfs een jaar achter de tralies door in Italië. Chet leidde een nomadisch bestaan, leefde van fix naar fix en van optreden naar optreden, nam met allerhande muzikanten die hij onderweg tegenkwam platen op. Een enorm oeuvre maar van wisselende kwaliteit. Chets carrière was een eindeloze reeks comebacks. Tot zijn ontzielde lichaam in de nacht van 12 op 13 mei 1988 voor de deur van Hotel Prins Hendrik in Amsterdam werd aangetroffen. Een tragisch einde aan het al even dramatische leven van een van de grootste jazztrompettisten die heeft bestaan.

Zijn carrière was een eindeloze reeks comebacks

Begin jaren ’50 maakte Chet Baker (1929) aan de Amerikaanse westkust school met een nieuw geluid.  In de tijd van de notenfietserij van de bebop maakte Chet snel naam met  zijn unieke fluwelen sound en sobere, bezielde solo’s. Hij kon best zijn spierballen laten zien, getuige zijn samenwerkingen met Charlie Parker en Gerry Mulligan, maar de krachtpatserij van de bebop was aan Chet niet besteed:  “Het lijkt wel alsof mensen maar in drie dingen geïnteresseerd zijn: hoe snel, hoe hoog en hoe hard je kunt spelen.” De cool jazz maakte opgang en met zijn ingetogen spel was Chet Baker het boegbeeld. Chet was bovendien een verdienstelijk zanger en sprak zo een publiek buiten de jazz aan. Zijn wilde levensstijl en zijn looks maakten van Chet de James Dean van de jazz. Hollywood lonkte, maar Chet koos voor de muziek.

Genie

Hans Mantel: “Chet Baker was buitengewoon muzikaal, buitengewoon talentvol en een zeer spectaculaire, grote lyricus en jazzmuzikant. Hij was geen systeemspeler, zoals John Coltrane een methode had uitgezocht op basis waarvan hij improviseerde. Alles ging op zijn oren en gevoel. Dat geeft een soort eerlijkheid en een soort direct vanuit het hart naar buiten zonder dat het eerst langs het hoofd gaat. Dat overrompelt en is van een ontroerende schoonheid.”

Jeroen de Valk: “Chet raakte je hoofd en je hart. Je hoofd omdat hij zo avontuurlijk speelde, zijn solo’s waren nooit hetzelfde. Chet raakte je hart omdat er zo veel melodie was en vanwege de toon. Als hij in goed vorm was, was het allemaal zo raak. En dan tilde hij de hele band op.”

Hein van de Geyn: “Ik heb meegemaakt dat Chet iets helemaal fout speelde, maar zo sterk speelde dat het leek of de ritmesectie fout zat. Zijn logische kracht om een idee weg te zetten was zo sterk. Dat karakteriseert Chet Baker. Zijn streetwise musical truth is stronger than any fucking thing else.”

Hans Mantel: “Chet Baker klonk alleen maar als Chet Baker. Er is aan zijn spel niet te horen wie hem beïnvloed heeft. Je kunt aan Freddie Hubbard goed horen dat hij uit Dizzy Gillespie komt en aan Woody Shaw kun je horen dat hij uit Hubbard komt. Chet Baker is wat dat betreft uniek. Er zullen wel voorbeelden zijn geweest, maar die zijn niet onversneden in zijn spel gekomen. ”

Hein van de Geyn: “Chets  genialiteit was een combinatie van een groot natuurtalent en een sterke persoonlijkheid. Hij had enorme bezieling en was eager om het succesvol te laten zijn, ondanks het feit dat hij zich enorm verloor in zijn levensstijl. Ik kom regelmatig mensen tegen met zulk talent, maar de meesten komen er niet omdat ze niet die eagerness hebben om door te douwen. Ze blijven aan de bar zitten van een jazzclub  en doen niks met hun talent.”


Chet in Laren, 1975

Fred Wesley en Maceo Parker: aan de wieg van de funk

Maceo Parker (Foto: xflickr)

Fred Wesley en Maceo Parker speelden bij James Brown, George Clinton en Prince, werden zo mede-uitvinders van de funk en bepalend voor het geluid van de hiphop. Een gescheiden dubbelgesprek met twee coauteurs van een belangrijk hoofdstuk  van de muziekgeschiedenis.

En dan te bedenken dat James Brown de jonge saxofonist Maceo Parker in 1964 maar op de koop toe nam. “James Brown hoorde mijn jongere broer Melvin drummen en bood hem een baan aan, zodra hij klaar met school zou zijn”, vertelt de inmiddels 75-jarige Parker. “Een jaar later gingen we samen naar James Brown om te kijken of we voor hem konden werken. James nam Melvin aan. Toen hij wilde weggaan, schraapte ik mijn keel en Melvin zei: ‘Mr. Brown, dit is mijn broer, hij speelt saxofoon en hij wil ook een baan.’ James Brown vroeg aan mij: ‘speel je baritonsax?’ Ik had op school wel een beetje met een bariton geklooid. Ik moest mijn lach onderdrukken want ik had die vraag niet verwacht. Dit was mijn antwoord: ‘Euh… ja meneer.’ Toen vroeg James Brown: ‘Héb je een baritonsaxofoon?’ En ik zei weer: ‘Euh… ja meneer.’ Daaruit kon James Brown wel opmaken dat ik er geen had, maar er misschien wel op kon spelen. Hij zei: ‘Weet je wat, als je aan een baritonsax kunt komen, heb je een baan.’ We zijn naar huis gegaan en kochten een baritonsax in de plaatselijke muziekwinkel. De winkelier vroeg: ‘weet je wel wat die dingen kosten? Kun je dat wel betalen?’ ‘We hebben een baan bij James Brown’, antwoordden we. ‘Oh, dat moet dan wel genoeg zijn’, zei hij.”

Fred Wesley. (Foto:The supermat)
Trombonist Fred Wesley (74) kwam op aanbeveling van trompettist Waymon Reed bij de James Brown band. Al snel groeiden Fred, Maceo en Melvin uit tot belangrijke bandleden. Wesley schopte het zelfs tot musical director. Ze speelden op en schreven mee aan James Brown-krakers als Say It Loud (I’m Black And I’m Proud), Papa’s Got A Brand New Bag, Cold Sweat, I Got You (I Feel Good) en Hot Pants. Zodoende stonden ze aan de wieg van de funk.

Van muziektheorie had James Brown geen kaas gegeten.  ,,Maar je hebt geen academische graad nodig om een melodie te kunnen verzinnen”, stelt Maceo. “James had de ideeën”, legt Wesley uit. “Bijvoorbeeld Cold Sweat of Gimme Some More, zulke nummers had ik nooit kunnen verzinnen. Of Pass The Peas en Breakin’Bread, ik weet nog steeds niet wat dat eigenlijk betekent. James Brown had heel aparte ideeën, hij kwam altijd met van die gekke titels of riffs. (Zingt de melodie van Pass The Peas) Ik had niet kunnen bedenken om die riff de hele tijd te herhalen. Maar zo wilde hij het en zo heb ik de blazers en de band gearrangeerd.”



Aan Wesley de  taak om chocola te maken van Browns  ideeën.  “Ik geef James Brown de volledige credits voor de ideeën, maar ik heb alles georganiseerd, de akkoorden geschreven, de ritmes op de juiste plek gezet, zodat het een echt liedje zou worden. Maar James Brown was de initiator.”

Door Browns aansporingen van zijn muzikanten op zijn platen en tijdens liveshows, werden zijn begeleiders ook bekende namen. Maceo: “James Browns muziek ging de hele wereld over, dus toen hij mijn naam begon te noemen als introductie voor de saxsolo’s, ging mijn naam ook de hele wereld over. ‘Come on, Maceo!’ Later gingen mensen James Brown imiteren, zoals Eddie Murphy, en dan kwam Maceo ook voorbij. Mijn naam werd daardoor ook groter en groter. Als dat niet was gebeurd, hadden we waarschijnlijk nu dit interview niet gedaan. We gingen een keer met James Brown naar Afrika. Toen we uit het vliegtuig stapten, stond er een menigte op de landingsbaan die ‘Maceo! Maceo!’ riep. Wat zullen we nou beleven, dacht ik. Terwijl James Brown al weg was in zijn limousine en wij nog wachtten op onze koffers, bleven die mensen ‘Maceo! Maceo!’ roepen.”



Discipline
Brown leidde zijn orkest met militaire discipline. “Je stond onder druk als je in James Browns band zat”, vertelt Wesley. “Hij repeteerde voortdurend. Hij had geen hobby’s en deed niets naast zijn muziek, hij ging niet vissen of joggen ofzo. Het enige dat hij deed was muziek, muziek, optreden, optreden. En dat verwachtte hij ook van zijn mensen. Mensen die andere dingen te doen hadden vonden het moeilijk om voor James Brown te werken. Daarom was er veel verloop. Maar als je er naar schikte kon je zo lang blijven als je wilde.”

Maceo: “We moesten uniformen dragen, onze schoenen moesten altijd gepoetst zijn. Maar hij was bovenal punctueel, je mocht niet te laat komen.”

Voor Browns perfectionisme betaalden zijn muzikanten een prijs Letterlijk. James Brown deelde boetes uit.  “Ik heb wel eens ijs gemorst op een orgelklep, daar gaf hij me een boete voor”, herinnert Maceo zich. “Hij hield twintig of dertig dollar in op je loon. En dan maakte je die fout niet weer.”