zaterdag 21 augustus 2010

Jack Parow is geen revolutionair

Een blanke rapper uit Zuid-Afrika, dat is opmerkelijk in een land dat in een recent verleden nog apartheid kende. En dan is Jack Parow ook nog eens wars van politiek.




Backstage achter de X-Ray ziet het er net zo uit als de foto bij dit artikel. Omringd door caravans zit Jack Parow op een plastic tuinstoel aan een kampeertafel, een sigaret onder zijn pornosnor. Met zijn ongeschoren gelaat, afgekloven pet, uitgelubberde rode hemd en ongecultiveerde okselhaar, lijkt hij eerder gekleed voor een barbecue - of wellicht een skottelbraai - dan een optreden. Maar dat is natuurlijk Zef.
Een Zuid-Afrikaan die rapt in het Boers en populair is in Nederland, dat is een onwaarschijnlijk succesverhaal. Ben je verrast door je succes hier?
“Fuck ja! Ik kan het nog steeds niet geloven. Al die landen waar ik naartoe mag. Te gek. Ik sta er nog van te tollen.”
Hoe verklaar je je populariteit hier?
“Geen idee. Ik denk dat mensen het leuk vinden, omdat het iets anders is. En jullie verstaan ook een beetje wat ik zeg. Ik sta er meer van te kijken dat ik ook populair ben in landen als Australië, de Verenigde Staten, Duitsland, Zweden. Ik krijg er e-mails vandaan. Ze verstaan geen woord van wat ik zeg, maar ze vinden me toch goed. Dus het is gek.”
Dus Amerika wil je ook hebben?
“Het begint daar net. Ik ga er in september heen voor een paar besprekingen. Ik zie wel wat daar uit komt. Ik vind Europa eigenlijk al leuk genoeg, Amerika interesseert me geen fuck. Hahahaha!”

Kun je uitleggen wat Zef betekent?

“Dat is moeilijk uit te leggen. In de buurt waar ik opgroeide, Bellville, wonen veel mensen uit de lagere sociale klasse. Veel trailer trash. Zef is een stijl. Net als Cockney.”
Waar is trouwens je grote pet? Dat is wel je trademark.
“Die draag ik alleen nog op het podium, anders steek ik bij iemand een oog uit. Ik hou van gekke dingen en comics. Die pet is onderdeel van een soort stripfiguur. Met een vriend bedacht ik dat een lange pet wel cool was. Er zit geen diepe betekenis achter.”
Jack Parow is dus een soort stripfiguur. Wat is het verschil tussen Jack Parow de stripfiguur en Jack Parow de mens?
“Momenteel zijn die eigenlijk wel hetzelfde. In het begin was het showelement groter. Jack Parow de stripfiguur was toen mijn schild. Maar nu zijn ze hetzelfde. Ik heb ze tot één persoon gesmolten.”
Ben jij de stripfiguur geworden of is de stripfiguur jou geworden?
“Ik zit ergens in het midden, denk ik.”
Ik kan me voorstellen gezien de woelige geschiedenis van Zuid-Afrika, dat je teksten politiek zijn. Maar daar hou je je helemaal niet mee bezig.
“Nee, nooit gedaan ook. Mijn ouders waren heel vrijdenkend. Toen ik klein was had ik veel zwarte vrienden. Die hele apartheid is aan me voorbij gegaan. Dus ik heb nooit de behoefte gehad om daar over te praten. Apartheid is iets stoms en vreselijks dat in mijn land is gebeurd, maar ik heb er nooit iets mee te maken gehad.
Aan de andere kant staan de journaals en kranten elke dag al bol van de politiek. Als ik uit ga zit ik niet te wachten op iemand die me vertelt hoe klote het allemaal is. Dat wéét ik. Als ik uit ga wil ik lol hebben. Ik ben geen revolutionair, ik ben een rapper.”
Het is wel opmerkelijk dat er uit Zuid-Afrika blanke rappers komen, of all places.
“Er zijn ook niet veel blanke rappers uit Zuid-Afrika hoor. Er zullen er nu wel meer komen. Vanwege mijn succes. Soms zijn mensen bang om iets te doen, omdat ze denken dat het niet werkt. En als dan iemand anders het wel lukt. Ik zat in de band Fokofpolisiekar, dat was de eerste Afrikaanse punkband. En nu zijn er miljoenen van. Mensen moeten eerst zien dat het kan. En nu met hiphop, zwarte muziek in een taal die bijna anti-zwart is.”
Is hiphop populair onder blanke Zuid-Afrikanen?
“Voorheen niet, maar nu wel. Mijn optredens zijn uitverkocht, en dat zijn grote zalen. Het verandert. “
In Amerika klagen sommige zwarten dat blanken hun cultuur, rock&roll, hebben gestolen. Krijg jij wel eens dergelijke verwijten?
“Nooit gehoord. Mijn publiek is heel divers. En ik vind ook dat de rassen moeten samenkomen. Er zijn niet veel racisten meer in Zuid-Afrika. Het is net als in Duitsland, er zullen altijd Nazi’s blijven, maar dat zijn er maar weinig.”




Dit artikel verscheen eerder op DePers.nl.

vrijdag 20 augustus 2010

Wereldberoemde Upsessions onbekend in Nederland

In Spanje zingen ze uit volle borst de liedjes van The Upsessions mee, maar in Nederland kennen we onze eigen reggaeband (nog) nauwelijks. Hoe kan dat?




Lima staat op springen. The Upsessions zijn nog maar drie nummers diep in hun optreden, maar al bij de eerste tonen had de band de tent al aan hun voeten met hun aanstekelijke reggae uit ons eigen koude kikkerlandje, gemaakt door mannen in kikkergroene trainingspakken. Dan gaat er een bruine leren tas open en haalt trombonist Giel Mulder een decibelmeter tevoorschijn. "In Madrid haalde het publiek 136 decibel", zegt zanger-gitarist Boudewijn "Boss" van Trigt, en daagt de zaal uit het record te verbreken. En ja hoor, na 133 en 135 decibel vestigt Lowlands een nieuw record: 138.
Een uur na de show kijkt de band backstage dik tevreden terug op hun Lowlands-gig.


Leuke show! Ik heb zelden zo snel een zaal in een feestje zien veranderen.
Giel: “Nou, wij wel. Dit gebeurt wel vaker, maar het is nog nooit bij Lowlands gebeurd. Eén grote adrenalinekick waar ik nog drie maanden op ga zweven.
Als jongen van zestien, zeventien wilde ik als ik later groot zou zijn bandjes kijken op Lowlands. En toen ik eenmaal op Lowlands was, dacht ik: als ik later groot ben, hoop ik dat ik hier met mijn bandje mag staan. En dat gebeurt dan en dat is superkicken!”


Is dit de grootste gig die jullie hebben gespeeld?
Giel: “In Nederland is dit wel de grootste.
In het buitenland spelen we doorgaans niet op festivals als dit. In landen als Duitsland en Frankrijk, en andere landen daar omheen, heb je een heel grote ska- en reggaescene. Daar kunnen ze zo’n feest als dit houden. Misschien iets kleiner, maar wel meerdere tenten met alleen maar ska- en reggaefans vullen. En dat ook nog eens heel vaak. Daar spelen wij heel veel. Dus we zijn wel gewend om voor duizend mensen te spelen, maar niet op zo’n allround en gemêleerd festival als Lowlands."


Is dit ook jullie doorbraak in Nederland?
Boss: “Zo zie ik het niet. Dit was gewoon een heel leuke show. Ik heb niet zoiets van dat er veel van af hangt. Het was een leuke show en verder zien we wel weer.”
Giel: “We hebben een lp uit bij Excelsior en we hebben een nieuw boekingsbureau. Er is interesse van de pers. Dat is nieuw en dat is ook tegelijk met Lowlands. Waarschijnlijk hangt dat allemaal met elkaar samen, het versterkt elkaar. We zitten nu in een positieve vibe waar we heel erg van genieten. Maar als het hier eindigt, heb ik ook heel erg genoten en gelachen."


Hoe kan het dat jullie in het buitenland wel populair zijn, maar dat we jullie in Nederland amper kennen?
Boss: “Het zal wel door de scene komen. Toen wij onze eerste plaat uit hadden, zijn we meteen naar Duitsland gegaan, want daar gebeurde het. Daar kun je bij wijze van spreken elke week spelen, want voor elke nieuwe reggaeband is er veel aandacht. In Nederland wordt het niet zo opgepikt, het is niet echt een reggaeland, er is niet echt een reggaescene.”


Waarom heeft Duitsland wel een reggaescene en Nederland niet?
Boss: “Het is een groot land, met meerdere grote steden.”
Giel: “Ik heb ook het idee dat in Duitsland de bandjescultuur veel meer leeft dan hier in Nederland. Er is minder dance en meer bandjes. Mensen gaan daar sneller naar een bandje dan naar de film en hier in Nederland is het andersom. Dus alle bandjes hebben daar meer mogelijkheden. Alles is daar veel beter. Het Duitse gras is erg groen.”


In Spanje zijn jullie ook populair. Is dat hetzelfde verhaal?
Boss: “Ja. We hebben daar een keer op een enorm festival gespeeld. We wisten niet dat iemand ons daar kende. De band vóór ons was een lokale band. Het was in een grote hal, en bij die band stond helemaal niemand. We dachten nog: zijn we hiervoor helemaal naar Spanje gevlogen? En op het moment dat we het podium op kwamen, ging iedereen naar binnen – ze stonden blijkbaar allemaal buiten te roken en biertjes te drinken want het was mooi weer. De hele eerste rij zong alle liedjes mee. We hadden zoiets van: hoe kán dit in godsnaam?! Blijkbaar was onze lp daar toch wel aangekomen.”

woensdag 18 augustus 2010

And So I Watch You From Afar heeft ADHD

De hardste band op Lowlands is misschien wel de Ierse postrockformatie And So I Watch You From Afar. En anders hebben ze wel de opmerkelijkste naam. Tony Wright legt uit.


Wat betekent die rare naam?
“Het is open voor interpretatie, het is welke betekenis je eraan wil geven. Sommige mensen vinden het eng, ze denken dat het met stalking te maken heeft. Anderen vinden het juist een geruststellende naam, dat er iemand is die voor je zorgt. Mijn versie is Orwelliaans. Tegenwoordig word je overal in de gaten gehouden. Er wordt bijgehouden bij wat je koopgedrag is. Bewakingscamera’s hangen overal in de stad en volgen je gangen. Je surfgedrag op internet wordt vastgelegd. Er was ook een verhaal dat de naam te maken had met dat een van ons gedumpt was door zijn vriendin en dat hij haar nu van een afstandje volgt. Maar dat is complete bullshit, een grap van een vriend die dat op internet zette en dat is vervolgens een eigen leven gaan leiden.”


En dan hebben jullie ook nog bijnamen als The Grounded Pounder en The Bearded Dragon.
“Dat is een dronken grap die we twee jaar geleden op onze Myspace-pagina hebben gezet. We hadden bijnamen van worstelaars - je weet wel, die Amerikaanse wrestlers - voor onszelf verzonnen. Maar de enige bijnaam die klopt is The Bearded Dragon, omdat onze bassist Johnny Adger een mooie baard heeft.”


Is het waar dat jullie het bandlogo op jullie lichaam hebben laten tatoeëren?
“Ja dat klopt. Dat hebben we gedaan toen we onze eerste plaat uitbrachten. Je brengt maar één keer je debuutalbum uit, dus we dachten: laten we het vieren en ons lichaam verminken voor de rest van ons leven, opdat we het nooit vergeten. We geloven in deze band.”


Dat wordt wat als jullie ooit uit elkaar gaan.
“Precies. Als we straks elkaars bloed kunnen drinken, worden we voorgoed herinnerd aan die haat.”

dinsdag 17 augustus 2010

Gil Scott-Heron: het zwarte geweten


Vijftien jaar lang was Gil Scott-Heron vanwege een cocaïneverslaving van het toneel verdwenen. Niemand had nog gerekend op een terugkeer. Lang bleef hij niet. Een jaar na zijn comebackalbum I'm New Here (2010) overleed de godfather of rap. 

(Dit artikel is in 2022 geüpdatet)

Lees ook:

We schrijven 1969, het hoogtepunt van de zwarte burgerrechtenbeweging. Een jaar eerder waren Martin Luther King en Robert Kennedy vermoord. De droom dreigde in duigen te vallen. De toon van het zwarte activisme werd radicaler.

Gil Scott-Heron, zoon van de in Schotland legendarische Celtic-voetballer Gil Heron, was 20 jaar jong en studeerde literatuur aan Lincoln University in Pennsylvania, een prominente Afro-Amerikaanse universiteit. Daar ontmoette Gil de kunststudent Brian Jackson. Beide deelden een voorliefde voor een beroemde Lincoln-alumnus, de Afro-Amerikaanse schrijver Langston Hughes (1902-1967), en muziek.

Hun eerste ontmoeting staat Brian nog helder voor de geest: "Ik zat in een van de repetitieruimtes van de muziekfaculteit piano te spelen. Een jongeman kwam binnen en stelde zich voor als Victor Brown. Hij vertelde dat hij ging meedoen aan een talentenjacht. Je kon 100 dollar winnen. Hij vroeg of ik wilde meedoen. Hij wilde het nummer God Bless The Child uitvoeren, of ik dat kende? Ja natuurlijk, van Billie Holiday. Maar hij wilde de versie van Blood, Sweat & Tears doen. Ik zei: je hebt geluk want dat is de versie die ik ken. 
Toen vroeg ik of hij maar één liedje ging doen, dat was nogal ongebruikelijk. Hij zei dat hij nog een nummer ging doen, dat door een vriend was geschreven. Ik vroeg of ik het mocht horen, en Victor liep naar de repetitieruimte ernaast om zijn vriend te halen. En dat was Gil. 
Het nummer heette Where Can a Man Find Peace, of kortweg Peace. Een schitterend lied, Victor zong het prachtig. Het staat op de heruitgave van Free Will, dat is een oude demo van onze band Black and Blues. Toen ze dat nummer voor me speelden werd ik omver geblazen. Ik had een hele trits songs waar ik teksten voor probeerde te schrijven, en dacht: wow, deze gozer is geweldig, misschien kan hij wat nummers voor mij schrijven. 
Ik speelde een van mijn liedjes voor hem en we praatten over wat het voor mij betekende. Dat werd onze modus operandi. Als ik een nummer had geschreven, of een flard tekst of een hook, vertelde ik Gil wat het betekende en dan maakte hij het af. 
Dit lied heette A Toast to the People. We waren zeer tevreden over het resultaat en besloten dat we gingen samenwerken. De band Black and Blues was onze speeltuin. De band bestond uit vijf zangers en vijf muzikanten. 
Gil en ik werden snel vrienden, we hingen veel samen rond, luisterden veel naar muziek samen, schreven veel muziek en repeteerden met de band.”

Schrijver

Gil had ook aspiraties als schrijver en dichter. Hij werkte aan een dichtbundel (Small Talk at 125th and Lenox) en een roman (The Vulture), die in 1970 verschenen.

De boeken betekenden tevens het begin van Gil en Brians muzikale carrière. Via zijn uitgever World Publishing kwam Gil in contact met producer Bob Thiele, die net het jazzlabel Flying Dutchman Records had opgericht na zijn vertrek bij ABC/Impulse. Thiele had geen geld om een plaat te maken, maar vroeg of Gil belangstelling had om spoken word op te nemen. Als dat geld in het laatje zou brengen, beloofde Thiele om Gils nummers op te nemen.

The Revolution Will Not Be Televised 

Gil Scott-Herons debuutalbum, A New Black Poet – Small Talk at 125th and Lenox werd opgenomen met publiek in een nachtclub op de hoek van 125th Street en Lenox Avenue in Harlem. Op kale percussieritmes droeg Gil felle politieke gedichten voor als Whitey on the Moon en een vroege versie van The Revolution Will Not Be Televised

The Revolution Will Not Be Televised was tongue-in-cheek kritiek op hoe de media je van alles proberen aan te smeren", legt Brian Jackson uit. "Hoe ze spullen aan ons verkochten die we helemaal niet nodig hadden. Met psychologische reclametrucs lieten ze ons geloven dat we die nodig hadden, dat ons leven anders niet compleet was. Ze speelden in op onze onzekerheden. Deze deodorant zou je meer acceptatie door andere mensen geven. Of met deze oogschaduw vallen alle mannen op je. Als je deze toiletreiniger niet gebruikt maak je jezelf belachelijk bij je visite. Nu in het internettijdperk is nog nog veel erger; nu raden de reclamebureau’s niet meer wat je onzekerheden zijn, ze wéten nu wat je onzekerheden zijn.”

Niet alleen de witte onderdrukker krijgt er van langs, zwart net zo goed. Op Brother veegt Gil de vloer aan met zogenaamde zwarte activisten die iedereen afkammen maar zelf geen steentje bijdragen. De revolutie komt er niet als je op je gat voor de tv blijft zitten.