De acute dreiging van Saddam Husseins massavernietigingswapens was de aanleiding voor de oorlog in Irak. Bijna twee maanden na de oorlog zijn er echter nog steeds geen wapens gevonden. De bewijzen voor het bestaan ervan blijken nogal mager.
Voor de Amerikaanse president Bush lijkt het gevaar geweken. De Republikeinen in het Congres hebben een openbaar onderzoek naar de vraag of de gegeven informatie over de massavernietigingswapens is gemanipuleerd, tegengehouden en doorverwezen naar een inlichtingencommissie. Deze zal achter gesloten deuren de feiten bestuderen. Veel politieke gevolgen lijkt dat niet te krijgen.
De Britse premier Tony Blair is zijn politieke carrière echter minder zeker. De populariteit van de premier is al ruim een jaar laag omdat zijn pro-oorlogsstandpunt nauwelijks op sympathie onder de Britten kon rekenen. Zelfs zijn eigen Labour partij was grotendeels tegen een oorlog, en ook het kabinet was verdeeld. Enkele ministers zijn zelfs al opgestapt. Maar Blair is de laatste weken onder vuur komen te liggen omdat hij de belastende informatie over de wapens van Irak zou hebben aangedikt. Oud-minister Clare Short beschuldigde de premier zelfs van leugens.
Beschuldigingen gebaseerd op veronderstellingen, zonder hard bewijs
De beschuldiging dat Irak massavernietigingswapens had, was grotendeels gebaseerd op veronderstellingen, zonder hard bewijs. Als Saddam geen verboden wapens had, waarom zou hij dan accepteren dat zijn bewind meer onder vuur kwam te liggen, zo was de redenering. De VN-wapeninspecteurs vermoedden dat Irak voorraden antrax en GX had, maar konden dat niet bewijzen. Verder was de CIA op de hoogte van enkele financiële transacties van Saddam, uitbreidingen van vermeende wapenfabrieken en de aankoop van chemicaliën en apparatuur in het buitenland. Maar dat Irak daadwerkelijk aan chemische of biologische wapens werkte kon niet bewezen worden, en de CIA had geen betrouwbare spionnen in Irak.
Vervolgens werden Iraakse overlopers geraadpleegd. Ze wisten de VS te vertellen over ondergrondse bunkers en laboratoria, waarin grote voorraden chemische, biologische en nucleaire wapens lagen opgeslagen. Maar de CIA was sceptisch over het waarheidsgehalte van hun verklaringen. Overlopers die een toevluchtsoord zoeken overdrijven of verzinnen de feiten vaak, weet de inlichtingendienst uit ervaring.
Maar de haviken in de regering omarmden de overlopers. Veel van hen waren aanhangers van de Iraakse balling Ahmed Chalabi, leider van de oppositiegroep Iraaks Nationaal Congres (INC). Chalabi stond hoog in aanzien bij Richard Perle, topadviseur van minister van Defensie Donald Rumsfeld. De CIA wantrouwde Chalabi echter, en zag hem als een oplichter. Chalabi is in Jordanië veroordeeld voor bankfraude, wat hijzelf overigens ontkent.
De Hofkliek
Omdat de CIA geen bewijzen kon leveren richtte het ministerie van Defensie een eigen team van inlichtingenanalisten op onder de naam Office of Special Plans (door de leden gekscherend de 'Hofkliek' genoemd). Het team moest een verband tussen Saddam en al-Qaeda vinden, en in het bijzonder bewijs voor de rol van Saddam bij de aanslagen van 11 september 2001.
De Hofkliek ging aan de slag met een bericht dat Mohammed Atta, een van de kapers die het WTC invlogen, in april 2001 een Iraakse geheim agent zou hebben ontmoet in Praag. De FBI had er echter al op gewezen dat dit gerucht niet waar was, omdat Atta op dat moment reisde tussen Florida en Virginia Beach. De FBI beschikte over bonnetjes van Atta's huurauto en hotelkamers om dat te bewijzen.
Maar het ministerie van Defensie en vice-president Dick Cheney trokken zich daar niets van aan. In toespraken van Cheney, Bush en Rumsfeld bleef het veronderstelde doch onbewezen verband tussen Saddam en al-Qaeda opduiken.
Bewering aankoop Nigerees uranium gebaseerd op valse documenten
Een andere onbewezen bewering was dat Irak een kernwapenprogramma had en binnen een jaar een atoomwapen kon fabriceren. In januari 2002 zei president Bush in zijn State-of-the-Union toespraak dat Irak had geprobeerd uranium te kopen in Niger. Bush baseerde zich op Britse inlichtingendiensten.
Maar het Bureau of Intelligence and Research (INR) van het ministerie van Buitenlandse Zaken had al eerder verklaard dat de aankoop van vijfhonderd ton uraniumoxide uit Niger onwaarschijnlijk was. De documenten waarop Bush zich beriep waren vals. Deze waren door een Afrikaanse diplomaat doorgespeeld aan de Italianen. Op het briefpapier stond de naam van een Nigerese minister van Buitenlandse Zaken die die functie al tien jaar niet meer bekleedde. Een eenvoudige controle had de fraude aan het licht kunnen brengen.
Aluminium buisjes
Het zwaarste bewijs voor het vermeende Iraakse kernwapenprogramma was de aankoop van aluminium buisjes door Irak, die gebruikt kunnen worden voor de verrijking van uranium. Maar ook dit blijkt achteraf speculatie.
Kort voor de toespraak van Bush voor de Verenigde Naties in september 2002, waarin hij de Veiligheidsraad opriep steun te geven aan de resolutie die de oorlog moest goedkeuren, publiceerde de New York Times het verhaal over de buisjes. Dezelfde dag nog traden Cheney en nationale veiligheidsadviseur Condoleezza Rice op in diverse actualiteitenprogramma's om het verhaal te bevestigen.
Maar in inlichtingenkringen werd getwijfeld of de buisjes inderdaad bestemd waren voor de productie van kernwapens. Het ministerie van Energie concludeerde dat de buisjes niet geschikt waren voor gebruik in een centrifuge, die voor de verrijking van uranium wordt gebruikt. Het INR constateerde dat de buisjes bestemd waren voor een raketlanceerinstallatie. Bovendien kocht Irak de buisjes niet in het geheim, de bestelling was op internet gezet. De conclusie dat er geen betrouwbaar bewijs was voor het vermeende kernwapenprogramma van Irak werd gerapporteerd aan minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell. De bevindingen kwamen terecht in een geheim inlichtingenrapport voor de regering, maar zaten niet in de openbare versie. De VN-wapeninspecteurs vonden intussen hard bewijs dat Irak de buisjes gebruikte voor de productie van kleine raketten.
Ook Powell twijfelde aan bewijzen
Powell plaatste zijn vraagtekens bij de bewijslast toen hij begin februari in de VN-Veiligheidsraad de bewijzen voor de massavernietigingswapens ging presenteren, en hij was op zijn hoede niet in de val te lopen van de haviken in de regering. De minister kreeg van de nationale veiligheidsstaf van het Witte Huis een script voor zijn toespraak, maar Powell vermoedde dat de haviken bewijzen hadden toegevoegd die hun standpunt ondersteunden, en tegenstrijdigheden hadden weggelaten.
Powell gaf zijn medewerkers opdracht alle feiten in het script na te trekken. Vervolgens sommeerde Powell CIA-directeur George Tenet naar New York te komen en achter hem plaats te nemen in de VN-Veiligheidsraad. Voorafgaand aan de presentatie namen Powell, Tenet, medewerkers, assistenten en ook Rice het bewijsmateriaal door, en gooiden het meeste weg. De vermeende banden van Saddam met al-Qaeda en het Niger-rapport werden geschrapt. Wel hield Powell vast aan de aluminium buisjes, en liet hij bandopnames horen van Iraakse functionarissen die iets leken te verbergen voor de VN-wapeninspecteurs. Wat ze verborgen was echter onduidelijk.
Intussen was het Centrale Commando (CENTCOM) van het Amerikaanse leger druk bezig met de oorlogsplanning. De CIA leverde verouderd materiaal, bestaande uit satellietfoto's van gebouwen die tijdens de Golfoorlog in 1991 gebombardeerd waren. De CIA kon niet zeggen wat er zich in de gebouwen bevond. Amerikaanse soldaten konden na de oorlog in Irak niets vinden in de gebouwen. Ook zijn de twintig Scud-raketten met biochemische lading die volgens de CIA in de westelijke woestijn opgesteld waren niet gevonden.
Inlichtingendienst waarschuwde Blair
De Britse premier Tony Blair werd in verlegenheid gebracht toen twee weken geleden uitlekte dat hij het Britse parlement verkeerd had voorgelicht tijdens zijn pleidooi voor deelname aan de oorlog. Blair zei dat Irak in staat was binnen 45 minuten Britse doelen te treffen. Deze bewering was voor het parlement doorslaggevend om goedkeuring te geven aan de aanval.
Maar naar nu blijkt was Blairs bewering gebaseerd op een onbetrouwbare bron, en hebben inlichtingendiensten de premier daarvoor ook gewaarschuwd. De inlichtingencommissie van het parlement heeft een onderzoek ingesteld. De inlichtingendiensten zouden Blair nu dreigen voor hem belastend materiaal openbaar te maken als ze de zwarte piet toegespeeld krijgen. Overigens klagen ook CIA-medewerkers dat ze door de Amerikaanse regering onder druk zijn gezet om met belastende bewijzen tegen Irak te komen.
Regering VS bagatelliseert
De zoektocht naar de massavernietigingswapens van Irak gaat onvermoeibaar voort. Intussen proberen vooral Amerikaanse politici de kwestie te bagatelliseren door te stellen dat de wapens niet zo'n belangrijke rol speelden in het besluit om de aanval op Irak in te zetten.
Aanvankelijk zei een Amerikaanse legerofficier dat de Irakezen de wapens zo goed hadden verstopt, dat ze deze zelf niet meer konden vinden. Twee weken geleden zorgde onderminister van Defensie Paul Wolfowitz voor rumoer toen hij in een interview zei dat de massavernietigingswapens slechts om 'bureaucratische' reden als aanleiding voor de oorlog werden opgegeven. Rumsfeld stelde op zijn beurt dat Irak de wapens waarschijnlijk kort voor de oorlog heeft vernietigd. Om de boel te sussen benadrukte Bush vorige week dat de inzet voor de oorlog het stichten van vrede was.
Het is voor president Bush en premier Blair zaak dat er zo snel mogelijk een 'smoking gun' wordt gevonden in Irak, anders staan hun politieke levens op het spel. Blairs premierschap hangt momenteel aan een zijden draad. Bush zit voorlopig even in de luwte nu er geen openbaar onderzoek komt, maar loopt wel de kans volgend jaar bij de verkiezingen afgestraft te worden als blijkt dat hij heeft gelogen. Maar bovenal zou het een geruststellende gedachte zijn als de oorlog tenminste om de juiste redenen is gevoerd.
Dit artikel verscheen eerder op Planet.nl.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten