Met dierbare standards als Ain't No Sunshine en Lean On Me heeft Bill Withers een plek in de galerij der groten verworven. Tegenwoordig komt er weinig muziek meer uit hem, maar wel een nieuwe documentaire.
Het is 1970 en de 32-jarige Bill Withers kan wel wat goed nieuws gebruiken. Zijn vriendin heeft de benen genomen. Inbrekers hebben zijn flat leeggehaald. Bij Boeing, waar Bill vliegtuigtoiletten maakt, is een ontslagronde aangekondigd. De eindeloze rondes langs platenmaatschappijen lopen op niets uit. De hoop op een carrière in de muziek, waarvoor Withers na negen jaar afzwaaide bij de marine en naar Los Angeles verhuisde, heeft hij zo goed als opgegeven. Voor de A&R-managers die hem keer op keer afwezen, heeft hij een cynische bijnaam bedacht: Antagonistic & Redundant.
Op een goede dag krijgt Withers een telefoontje van Ray Jackson van de Watts 103rd Street Rhythm Band (bekend van het hitje Express Yourself met Charles Wright). Jackson helpt Withers met het opnemen en shoppen van zijn demo's . Hij heeft beet bij het kleine labeltje Sussex. Eigenaar Clarence Avant is lyrisch over Withers' songs.
Voor hij het goed en wel beseft zit Withers in zijn huiskamer Ain't No Sunshine te spelen voor Booker T. Jones (Booker T. & The MG's), die zijn debuutalbum gaat produceren. "Ik verontschuldigde me dat ik nog geen tekst voor de brug had geschreven, dus ik herhaalde steeds I Know. Maar Booker zei: laat het zo."
Just As I Am
In juli 1971 duikt Bill Withers de studio in om zijn debuutalbum op te nemen met Booker T. & The MG's. Minus gitarist Steve Cropper dan, in zijn plaats is Stephen Stills.
Bill is bloednerveus. Hij schreef zijn nummers op het ritme van fabrieksmachines en met een akoestische gitaar in de huiskamer, met de bedoeling dat niet hij, maar anderen die zouden opnemen. En nu staat hij in een professionele opnamestudio met de beste muzikanten die je kunt krijgen.
Om Withers een vertrouwd gevoel te geven heeft Booker een krat neergezet, waarop Bill met zijn linkervoet het ritme stampt. Net als thuis. "Toch was ik zenuwachtig, tot Graham Nash, ja die Graham Nash, recht voor me ging zitten en met dat prachtige Engelse accent zei: je hebt geen idee hoe goed je bent. Wees gewoon jezelf en zing." En zie daar de titel van het album: Just As I Am.
Een even simpele als treffende titel. Just As I Am is een klein wonder van puurheid. Typisch een schepping die in de eenzaamheid van een zolderkamer tot stand is gekomen, zonder storende invloeden van buitenaf. In een tijd dat soul steeds meer sophisticated, psychedelisch en funky werd, klinkt Just As I Am een beetje ouderwets. Niet in de zin dat de muziek gedateerd is - daarvoor zijn de songs te urgent - maar in de zin van tijdloosheid. Just As I Am bevindt zich in zijn eigen tijdscapsule. Withers' komaf, hij groeide op in een afgelegen mijnwerkersdorp in West Virginia, is een belangrijke factor in het rootsy geluid.
Just As I Am is onmogelijk te categoriseren: is het soulfulle singer-songwriter, of singer-songwritersoul? "Ik was een of andere zwarte man op een stoel met een akoestische gitaar", omschrijft Withers achteraf de verwarring. Just As I Am is simpelweg een genre op zichzelf.
Bijna veertig jaar later heeft Just As I Am nog niets aan urgentie en schoonheid verloren. Het album is een krachtig staaltje rauwe emotie, intiem alsof Bill Withers je in zijn dagboek laat lezen. De teksten zijn doorleefd.
Grandma's Hands is een gevoelig, bluesy en ingetogen eerbetoon aan zijn oma die hem opvoedde (Withers' vader stierf toen hij twaalf was). Ain't No Sunshine en Hope She'll Be Happier zijn vermoedelijk autobiografisch (Withers’ vriendin had hem net verlaten). Zelfs de meest koele kikker zal niet ongevoelig zijn voor de pijn en eenzaamheid die Withers voelbaar maakt op Hope She'll Be Happier, over een man die 's avonds laat treurt om zijn vriendin die er met een ander vandoor is. Dat geldt ook voor I'm Her Daddy, over een man die na jaren tot zijn ontsteltenis en verdriet erachter komt dat hij een dochter heeft.
Het compacte album - slechts 35 minuten - heeft geen enkel zwak of loos moment en laat de luisteraar na afloop snakken naar meer.
Dat ondanks de verontrustende en ijzingwekkende slotakte Better Off Dead, vertelt door de ogen van een chronische en onverbeterlijke alcoholist die zelfmoord pleegt nadat zijn vrouw bij hem wegloopt. Het album eindigt met een pistoolschot. De luisteraar blijft muisstil achter.
Just As I Am wordt een groot succes. Ain't No Sunshine wordt een top-10 hit en levert Withers een Grammy op.
Still Bill
Hoe maak je een waardig vervolg op zo'n verbluffend debuut? Het kostte Bill Withers schijnbaar geen enkele moeite met Still Bill (1972). Tussen het toeren door neemt hij het album op met leden van The Watts 103rd Street Rhythm Band, die zijn tourband vormen. De muziek is rijker georkestreerd en meer sophisticated dan Just As I Am, maar heeft niets aan zijn earthiness verloren. Opvallend is hoe de muziek retefunky is en toch ingetogen en gecontroleerd. Dat is grotendeels toe te schrijven aan het ontspannen en onderkoelde spel van drummer James Gadson.
Still Bill is niet zo emotioneel intens als zijn voorganger. Daar staat tegenover dat de teksten op een nog hoger literair niveau staan. Withers vertelt meer schetsmatig en bedekt (en dus meer aan de verbeelding overlatend) over situaties en personages, opnieuw verhalend over zieke relaties, zoals een man die zijn vrouw van vreemdgaan verdenkt (Who Is He (And What Is He To You)?), een man die in weerwil van de adviezen van familie en vrienden in verwikkeld is in een strikt op lust gebaseerde relatie (Use Me). Withers brengt ook een ode aan de solidariteit in het kleine mijnwerkersstadje waarin hij opgroeide (Slab Fork, West Virginia) met Lean On Me.
Elk nummer op Still Bill is een klassieker: Who is He (And What is He to You?), Use Me, Kissing My Love, en natuurlijk het veel gecoverde Lean On Me. Still Bill is een broeierige, gelaagde plaat die steeds meer prijsgeeft. Still Bill is een afspiegeling van de plotselinge wending die Withers leven in korte tijd had genomen: van een ploeterende fabrieksarbeider naar een ster, van een eenvoudige plattelandsjongen die verzeild is geraakt in de grote stad tussen grotestadsmensen, maar in zijn hart nog de mijnwerkerszoon is.
Ook Still Bill wordt een hit. Lean On Me en Use Me en het album zelf gaan goud en staan wekenlang op 1. Lean On Me groeit uit tot een standard, dankzij covers door Mud en Club Nouveau. Creative Source scoort in 1974 een hit met Who Is He (And What Is He To You?).
Live at Carnegie Hall
Live at Carnegie Hall is de documentatie van een glorieuze avond in oktober 1972. Dat is al direct duidelijk bij het openingsnummer Use Me, waarbij het dak van de prestigieuze concertzaal er al af gaat. De intimiteit en interactie met het publiek is verbluffend, zie in zo’n grote zaal maar eens een huiskamersfeer te creëren. Het concert heeft de magische sfeer van zo'n avond waarop alles klopt.
Bill Withers wordt opnieuw begeleid door de Watts 103rd Street Rhythm Band en sluit muzikaal daarom naadloos aan op Still Bill, dat enkele maanden eerder werd uitgebracht. Hoogtepunten zijn Use Me - smaakvol aangevuld met bluesy gitaaraccenten van Benorce Blackmon, een opgefunkte versie van Better Off Dead - wat een sublieme opbouw!, het machinaal en toch akoestisch klinkende Lonely Town, Lonely Street en het bloedstollende anti-oorlogspamflet I Can't Write Lefthanded, verteld door de ogen van een verminkte veteraan.
Het makken van liveplaten is vaak dat in de energie van het livemoment de details van de oorspronkelijke versies verloren gaan. Maar dat geldt niet voor Live at Carnegie Hall. De muziek is even strak en zorgvuldig gespeeld als in de studio, nergens gehaast. De opwinding van de avond komt onverminderd de huiskamer binnen. Het is daarom een van de beste liveplaten ooit gemaakt.
Live at Carnegie Hall markeert het einde van Withers' prime. Niet dat het hierna bergafwaarts ging, er valt nog veel moois te beleven. Maar Withers' latere albums missen de eigenzinnigheid, spontaniteit en de magie van zijn eerste drie platen. Daarom behandel ik die selectief en beknopter.
+'Justments
+'Justments (1974) is een lastige plaat. Door de donkere, gedesillusioneerde toon (wellicht omdat zijn kortstondige huwelijk met actrice Denise Nichols dat jaar op de klippen was gelopen?) lijkt de muziek taai. Het geluid van +'Justments borduurt voort op het groovy Still Bill, maar is hermetischer gearrangeerd. Hoogtepunten zijn You, The Same Love That Made Me Love, Can We Pretend (met Jose Feliciano), het mooie Make a Smile For Me en het spannend funky Railroad Man.
+'Justments was Withers’ laatste plaat voor Sussex (het label ging korte tijd later failliet), eigenlijk de laatste echte Bill Withers plaat waar hij volledig zijn eigen geluid heeft. Wel begint de formule slijtageplekken te vertonen en dat besefte Withers zelf ook: direct na de voltooiing verbrak hij de samenwerking met de 103rd Street Watts Band. +'Justments is niet zo'n memorabel album als zijn voorgangers en bevat geen Bill Withers-klassiekers als Grandma's Hands. Het is daarom een van zijn meest ondergewaardeerde platen. Het duurt lang voordat +'Justments zich in je hart en hoofd nestelt, maar het is de investering zonder meer waard.
Making Music
Na een juridische strijd met het failliete Sussex over rechten, tekent Bill Withers bij de major Columbia, in de hoop van de problemen van een klein label af te zijn. Zijn eerste release voor zijn nieuwe werkgever is Making Music (1975). De sfeer is luchtig, al zijn de arrangementen overdadiger. Make Love To Your Mind, Sometimes a Song en Don't You Want to Stay? zijn stand-outs, maar verder boet het album aan kracht in door kitscherige strijkers en minder geïnspireerde composities.
Naked & Warm
Liefhebbers van de funky Bill Withers komen volledig aan hun trekken met Naked & Warm (1976). Withers heeft peper in zijn reet op puntige tracks als de single Close to Me, Naked & Warm, Where Are You en Dreams. Withers unieke eigen geluid is nu voorgoed overboord gezet en wellicht daarom wordt Naked & Warm vaak over het hoofd gezien, maar het is beslist een van Withers’ betere platen uit zijn latere periode. Hoog tijd voor een reissue.
Menagerie
Menagerie (1977) is typisch een plaat van zijn tijd: slicke softfunk die licht naar disco neigt. Waar Withers eerst juist een observator was van het leven, is escapisme nu het credo. Liefhebbers van het organische geluid van het vroege Withers-werk zullen moeite hebben met het gladde, overgeproduceerde geluid. Met sterke nummers als de hit Lovely Day, Lovely Night for Dancing en Wintertime is Menagerie een prima, hoewel een onevenwichtig album waarop het eigen geluid van Withers ver te zoeken is.
'Bout Love / Watch You Watching Me
Withers’ laatste twee albums 'Bout Love (1979) en Watch You Watching Me (1985) mag je overslaan. Het is respectievelijk futloze, inwisselbare Quiet Storm en steriele jaren tachtig pop.
Just the Two of Us
Gefrustreerd over de muziekindustrie stopt Withers midden jaren tachtig met platen maken. Toch weet hij juist in deze tijd een blijvende plek te branden op het netvlies van het grote publiek, in Nederland althans. Met saxofonist Grover Washington, Jr. scoort hij in 1980 een grote hit met Just the Two of Us (1980), wat hem tevens zijn tweede Grammy oplevert. In 1987 wordt Withers genomineerd voor een Grammy dankzij de cover van Lean On Me door Club Nouveau. En dan is er nog de remix van Lovely Day door onze eigen mixmeester Ben Liebrand, die nummer 4 haalt in de Nederlandse Top 40 in oktober 1988.
Sporadisch duikt Withers nog eens op, zoals op Jimmy Buffetts album License to Chill (2004). In 2005 wordt hij opgenomen in de Songwriters Hall of Fame. Vorig jaar verscheen Soul Power, de integrale registratie van het concert rond de legendarische bokswedstrijd tussen Muhammad Ali en George Foreman in Zaïre in 1974, waar Bill Withers optrad naast James Brown, Etta James en B.B. King. Interviews geeft Withers zelden, maar hij werkte wel mee aan een documentaire over zijn leven en loopbaan, met de geruststellende titel Still Bill.
Na vier decennia is Bill Withers uitgegroeid tot een original wiens werk door velen is gecoverd. Ain’t No Sunshine, Lean On Me en Grandma's Hands zijn standards geworden. Ook nieuwe generaties blijven Bill Withers ontdekken. Zijn muziek is een dankbare bron van samples voor rappers, waarvan de hit No Diggety van Blackstreet (1996) het succesvolste voorbeeld is.
Bill de klusjesman
Muziek is tegenwoordig bijzaak voor Bill Withers. Alhoewel hij in zijn home studio in Beverly Hills nog wel wat aanklooit, neemt hij liever een hamer en een zaag ter hand. "Ik leef voor Home Depot (de Amerikaanse Gamma). Ik rijd liever rond in een oude pick-up truck met 'Bill de klusjesman’ op de zijkant om lekkende toiletpotten te repareren, dan te werken in de muziekindustrie. Gelukkig kan ik dankzij muziek het leven van een timmerman op stand leiden. Ik ben gek op hout, hamers, spijkers, bouten en moeren."
Dit artikel verscheen eerder in popmagazine Heaven.