Nina Simone tijdens een concert in Morlaix in 1982 Foto: Roland Godefroy/Wikimedia Commons
Een zwarte vrouw laat zich in het zwembad glijden van het Nijmeegse hotel Belvoir. Het is de buurvrouw van het aanpalende appartementencomplex aan de voet van de Waalbrug. De dame in het badpak is niemand minder dan The High Priestess Of Soul: Nina Simone. Maar lang niet alle zwemmers zijn zich er bewust van dat ze samen met een prima donna hun baantjes trekken.
Het gaat Nina Simone eindelijk weer voor de wind als ze in in de lente van 1988 neerstrijkt in Nijmegen. Dankzij een reclamespot van Chanel No. 5 heeft ze dan zojuist een Europese monsterhit gescoord met het al in 1958 opgenomen My Baby Just Cares For Me. Persoonlijk gaat het al sinds de jaren zeventig gestaag bergafwaarts met de inmiddels 55-jarige zangeres en pianiste. Haar psychische problemen hebben de overhand gekregen. Ze doet zelfs een zelfmoordpoging wanneer een Afrikaanse zakenman, die beloofde een platencontract voor haar te regelen in Londen, een oplichter blijkt. Ze leidt een zwervend bestaan en leeft uit haar koffer. En ze is vervreemd geraakt van haar dochter Lisa.
Nina Simone's legendarische optreden op het jazzfestival van Montreux in 1976
Na omzwervingen via Liberia, Barbados en Zwitserland, belandt Simone begin jaren tachtig in Parijs. Ze heeft geen boekingsagent en treedt ’s avonds voor een schijntje op in Aux Trois Mailletz, een kleine jazzclub in het Quartier Latin. De concerten zijn wisselvallig; de ene keer is het pure magie, andere avonden houdt ze er al na een kwartier mee op, is ze te dronken om fatsoenlijk te spelen of scheldt ze het publiek uit. Een engagement in de prestigieuze Londense jazzclub Ronnie Scott’s, dat meerdere keren wegens groot succes verlengd wordt, breekt ze in de laatste week abrupt af, waardoor ze er voortaan niet langer welkom is.
Rust
Zo kan het niet langer, besluiten manager Raymond Gonzalez, vaste gitarist Al Schackman en Gerrit de Bruin, een Nederlandse vriend van haar. Met zijn drieën vormen ze het A-Team, dat zich over Simone gaat ontfermen. Het plan is om haar naar Nijmegen te halen. In de luwte van een provinciestad, ver weg van de showbusiness, kan ze tot rust komen en krijgt ze eindelijk een thuis. De Bruin, bevriend met Simone sinds hij in 1962 tot haar wist door te dringen in het Concertgebouw door zich voor te doen als roadie, woont zelf in Nijmegen en kan zo een oogje in het zeil houden.
Met Allen Toussaint in de North Sea Jazz Club, 26 juni 2015
North Sea Jazz Club, 26 juni 2015. Allen Toussaint wijst op het bakje katjang pedis dat op de salontafel in de kleedkamer staat. "Ik geef je vijf dollar als je die opeet", grapt hij tegen zijn gitarist Renard Poché. Hij bladert de Heaven die ik voor hem had meegenomen door en is onder de indruk van ons interview. Een half uur later funkt Toussaint de spijkers uit het podium. Niemand kon vermoeden dat hij nog geen half jaar later zou overlijden. De 77-jarige songwriter, pianist en producer stierf op 10 november aan een hartaanval in Spanje, tijdens een Europese tournee.
Niet veel mensen kenden zijn naam, maar veel mensen kenden zijn muziek. Working in the Coal Mine en Yes We Can Can zijn evergreens. Toussaints invloed is enorm. Hij speelde in de jaren zestig en zeventig een centrale rol in New Orleans, de bakermat van de jazz en misschien wel de belangrijkste muziekstad van de VS. Hij werkte samen met lokale grootheden als Dr. John en Lee Dorsey, maar ook internationale supersterren als Paul McCartney maakten graag gebruik van zijn diensten. Als ontdekker en producer van The Meters stond Toussaint mede aan de wieg van de funk. Decennia later vormden de ritmes van The Meters de basis voor hiphop. Via die omgekeerde route kwam ik ooit op Toussaints pad.
Toch bleef Toussaint ondanks zijn imposante staat van dienst zeer bescheiden, wat mogelijk een verklaring is waarom zijn naam niet bekend is bij het grote publiek. Toussaint zag voor zichzelf een rol op de achtergrond weggelegd, vertelde hij in het interview dat ik in maart met hem deed. "Als ik voor anderen schrijf, denk ik te weten wie zij zijn of wie ze zouden moeten zijn. Voor mezelf weet ik dat niet, ik richt me niet tot een bepaald publiek, dus heb ik niet echt een idee van wat ik wel en niet moet zingen. Ik zou Working In The Coal Mine nooit geschreven hebben als het niet voor Lee Dorsey was geweest. Het is niet mijn soort nummer. Ik vind het erg ingewikkeld om liedjes voor mezelf te schrijven."
De talrijke artiesten die met hem samenwerkten, omschreven de altijd goed geklede Toussaint steevast als een gentleman. Zo ervoer ik hem toen ik hem in maart een uur te laat belde omdat ik me had vergist in het tijdsverschil, en ik de grote Allen Toussaint mijn excuses moest aanbieden. "That's quite allright", klonk de gedistingeerde stem laconiek door de hoorn.
Video: Het laatste concert van Allen Toussaint in Madrid
Met Marcos Valle in de North Sea Jazz Club, 28 oktober 2015
Een muzikaal wonderkind, zo zou je Marcos Valle (72) gerust mogen noemen. Ruim een halve eeuw geleden scoorde de Braziliaanse zanger, toetsenist en componist zijn eerste hit. Begin jaren negentig werd hij herontdekt door de Londense acidjazzscene, later gevolgd door Amerikaanse rappers als Jay-Z en Kanye West. “Toen leefde ik eindelijk weer op.”
Met zijn debuutalbum Samba ‘Demais’ uit 1963 werd hij amper twintig prompt uitgeroepen tot de belangrijkste componist van het jaar. “Een grote verrassing en een hele eer. Maar ik voelde ook gelijk de druk om voor de dag te komen met iets nieuws dat minstens even goed was”, herinnert Marcos Valle zich door de telefoon vanuit Rio de Janeiro. De grote Antônio Carlos Jobim, de peetvader van de bossanova en co-auteur van de evergreen The Girl From Ipanema, ontfermde zich destijds over het veelbelovende talent.
“Hij wijdde me als groentje op zakelijk gebied in. Toen Summer Samba een hit werd in de Verenigde Staten, ging hij daar samenwerken met Frank Sinatra. Zo kon hij me ook wegwijs maken in de Amerikaanse muziekindustrie. Jobim was als een vader voor me. Op een gegeven moment werden we overburen en kwamen we geregeld bij elkaar over de vloer. Als bij de een de piano gestemd moest worden, kon die altijd nog bij de ander gaan spelen.”
Valle schetst het bossanovawereldje in het Rio van de jaren zestig als een hechte club. Via zijn oude klasgenootjes Dori Caymmi en Edu Lobo, zoons van de beroemde muzikanten Dorival Caymmi en Fernando Lobo, belandde hij op de wekelijkse jamsessies van de crème de la crème.
“Die vonden telkens bij iemand anders thuis plaats. Dan speelden we elkaar voor wat we de afgelopen week hadden geschreven, waarbij we als vanzelf ideeën uitwisselden. We maakten altijd mooie dingen, daar zorgden we wel voor, want we wilden elkaar imponeren. Vandaar de hoge kwaliteit van de bossanova uit die tijd.”
'Antônio Carlos Jobim was als een vader voor me'
Experimenteren
Eind jaren zestig gloorde er muzikaal iets aan de horizon van de stranden van Rio de Janeiro. Toen de Tropicália-beweging Braziliaanse muziek begon te vermengen met westerse rock, sloeg ook Marcos Valle aan het experimenteren. Met de introspectieve rock van Vento Sul en de onweerstaanbare funk van Previsão Do Tempo ontpopte hij zich in de vroege jaren zeventig als een even veelzijdige als avontuurlijke pionier van de MPB, de Música Popular Brasileira.
“Veel mensen vonden Tropicália destijds maar niks, terwijl ik die muzikale openheid juist verwelkomde. Maar ik heb nooit deel uitgemaakt van die beweging. Ik ging meer om met de Clube Da Esquina, het niet minder progressieve collectief rond Milton Nascimento uit Minas Gerais. Tropicália gaf me vooral de prikkel om vrij mijn mening te gaan verkondigen. Zo zong ik op Mustang Côr De Sangue over de dictatuur, over hoe de rijken met geld smeten zonder een moment om te kijken naar de armen.”
Pete Cosey was een geweldenaar die kon wedijveren met gitaarhelden als Jimi Hendrix, maar wiens naam op een of andere manier altijd obscuur is gebleven en zwaar onderhewaardeerd wordt.
De gitarist uit Chicago (1943-2012) begon zijn carrière als sessiemuzikant bij Chess Records, en speelde op platen van Etta James, Howlin' Wolf en Muddy Waters. Cosey drukte duidelijk zijn stempel op het eigentijdse Electric Mud uit 1968, dat Muddy Waters een tweede jeugd moest geven bij het psychedelische rockpubliek.
Miles Davis
Jazztromprettist Miles Davis, die sinds eind jaren '60 steeds verdergaander experimenteerde met rock en funk, rekruteerde Cosey in 1973. Cosey wordt direct gezichtsbepalend voor het geluid van Davis' band, dat heavy als een atoomaanval wordt.
Ook op het live-dubbelalbum Agharta dat Miles Davis in 1975 in Osaka opnam (overigens nam hij die avond ook het live-dubbelalbum Pangaea op, met compleet andere muziek), is Cosey the man of the show. Hij speelt schijnbaar eindeloze solo's, en is eigenlijk bijna elke seconde van het concert aanwezig. Coseys fuzzy, zwaar vervormde gitaar is als een wervelstorm de Osaka Festival Hall tot op de laatste heipaal afbreekt.
Een scherp contrast met filmbeelden van Davis' concerten uit die periode; daarop speelt Cosey zittend, stoïcijns als een boeddhist.
De Wereld Draait Door bepaalt al bijna een decennium lang naar welke muziek we luisteren en welke voorstellingen we bezoeken. Onbekende schrijvers maken ineens faam, wetenschappers worden er bekende Nederlanders en de populaire talkshow met Matthijs van Nieuwkerk biedt ruimte aan zowel opera- als Volendamrepertoire. DWDD dwong die status de afgelopen 10 jaar ook af. Het zichtbare enthousiasme op tv drijft voor een deel op ijzeren spelregels, omgevallen medewerkers en een snoeihard deurbeleid. De 'DWDD-familie' is heilig. Wie niet in dat plaatje past, kan vertrekken.
Met Gudo Tienhooven en Leon van Wijk maakte ik voor het AD een longread in het kader van de 10e verjaardag van DWDD.
We hadden ook nieuws: het Commissariaat voor de Media houdt DWDD scherp in de gaten of het programma zich niet dienstbaar maakt aan commerciële doelen.
Bijna tien jaar is zelfs de kleinste rimpeling in het turbulente privéleven van Kim Kardashian favoriet onderwerp van internationale showbizzmedia. Maar steeds vaker duiken signalen op dat de wereld Kim en kornuiten door pure overkill zo langzamerhand spuugzat wordt. We houden van haar en we haten haar, en ze spint garen bij allebei.
Voor AD.nl maakte ik met Tom Tates een longread over het (media)fenomeen Kim K, wiens enige talent lijkt te zijn dat ze zich voortdurend in de spotlight weet te spelen en die op zich gericht houdt. En waarom is de wereld zo gefascineerd door iemand die eigenlijk 'niks kan'?
Singer-songwriter veteraan John Hiatt (62) geeft een exclusieve show op het Roots in the Park festival in Utrecht. “Ik ben een laatbloeier.”
Een dag later dan gepland vindt het interview plaats. Onze belafspraak moest op het laatste moment verzet worden, omdat er een boom in Hiatts tuin was omgevallen. “Twee grote takken waren op elektriciteitskabels terechtgekomen”, legt de 62-jarige Hiatt uit. “Niemand is geëlektrocuteerd, maar dat kon wel gebeuren als we niks deden. Dus we moesten de boom omzagen.” En dan treedt de singer-songwriter deze week uitgerekend in een park op. Niet bang voor vallende bomen? “Nee hoor”, lacht Hiatt. “Ik kijk er naar uit.”
Op het podium in het Utrechtse Julianapark wordt Hiatt zaterdag vergezeld door oude bekenden. “De band die ik meeneem bestaat uit de oude ritmesectie van The Goners, drummer Kenneth Blevins en bassist Dave Ranson. En gitarist Doug Lancio die mijn laatste plaat Terms of my Surrender (2014) produceerde. We gaan nummers van de laatste plaat spelen, maar ook oud materiaal.”
Hiatts liedjes werden gecoverd door iedereen van Ilse DeLange tot Bob Dylan. Toch maakte hij al bijna vijftien jaar platen toen hij eindelijk zijn eigen geluid vond op zijn achtste album Bring The Family uit 1987. De singer-songwriter had net de drank en drugs afgezworen en dacht dat zijn wisselvallige carrière voorbij was, toen hij doorbrak met de hitsingle Have a Little Faith in Me.
“Ik was een dronkenlap en een drugsverslaafde. Dat stuitte mijn groei aanzienlijk. Ik gebruikte om mijn ware ik te verbergen. Voor mezelf vooral. Toen ik nuchter werd, leerde ik mezelf artistiek kennen. Dus ik was een laatbloeier.”
Met Allen Toussaint backstage in de North Sea Jazz Club, 26 juni 2015.
“That’s quite alright”, zegt de gedistingeerde stem aan de andere kant van de lijn. Ik krijg meteen een voorproefje van de gentleman zoals die steevast wordt omschreven door de vele mensen die met hem samenwerkten. Allen Toussaint (77) lijkt welhaast de verpersoonlijking van het ontspannen karakter waar New Orleans zijn bijnaam The Big Easy aan dankt.
Ik moest me bij hem verontschuldigen. Door de wintertijd had ik me vergist in het tijdverschil en belde een uur te laat. Allen Toussaint aanvaardt mijn excuus laconiek. De reden voor ons telefoongesprek is zijn komst eind juni naar de North Sea Jazz Club in Amsterdam.
“Ik neem mijn kwartet mee: piano, gitaar, bas en drums. Het repertoire bestaat uit liedjes die ik door de jaren heen heb geschreven en door anderen populair zijn gemaakt, aangevuld met nummers die ik zelf ooit heb opgenomen, zelfs als ze niet van eigen hand zijn. Get Out My Life, Woman, zal beslist niet ontbreken, net zo min als A Certain Girl. Ik ga helemaal terug naar Mother In Law en dan weer vooruit in de tijd met Yes We Can Can en Sneakin’ Sally Through The Alley. Working In The Coal Mine doe ik ook, dat is een publieksfavoriet. We sluiten af met Southern Nights, misschien wel in twee verschillende vertolkingen: mijn oorspronkelijke uitvoering als samba in modaal en de populaire popversie van Glen Campbell.”
Zijn naam mag dan geen massale bekendheid genieten, Allen Toussaint is een soul royalty, die in de jaren zestig uitgroeide tot een sleutelfiguur in de muziekscene van New Orleans. Hij schreef, arrangeerde en produceerde tal van hits voor lokale sterren als Ernie K-Doe, Aaron Neville en Lee Dorsey, en stond als ontdekker van The Meters aan de bakermat van de funk. Zijn liedjes werden werden veelvuldig gecoverd door onder anderen Bonnie Raitt, Little Feat, Robert Palmer, Boz Scaggs, Warren Zevon, Van Dyke Parks en The Pointer Sisters, terwijl grootheden als Paul McCartney, Paul Simon en Joe Cocker naar The Crescent City togen om van zijn diensten gebruik te maken. Zijn immense oeuvre nemen we in vogelvlucht door aan de hand van zeven sleutelplaten.
Na het vertrek van het gitaristenkoppel Warren Haynes en Derek Trucks kondigde Gregg Allman (67) begin vorig jaar voor de derde keer het definitieve einde van The Allman Brothers Band aan. Deze zomer komt hij voor een eenmalig concert op het Europese vasteland naar de Amsterdamse poptempel Paradiso, reden waarom het southern rock-icoon zich bij hoge uitzondering liet aanschieten.
Wat is het verschil tussen uw nieuwe band en The Allman Brothers Band?
“Het grootste verschil is dat er nog maar één kok in de keuken staat, als je begrijpt wat ik bedoel. Bij de Allman Brothers roerden er drie of vier mensen in de pot, en dat maakte het soms erg ingewikkeld. Er is veel minder drama in mijn band, en dat maakt alles een stuk makkelijker.”
Waarom zette u een punt achter The Allman Brothers Band?
“Ik wist een paar jaar geleden al dat het einde naderde. Wij allemaal, denk ik. 45 jaar, dat is een lange tijd, man. We wilden dat de Allman Brothers op hun hoogtepunt zouden stoppen. Dat was voor iedereen belangrijk. Dus dat hebben we gedaan.”
Welke bands vindt u waardige opvolgers van The Allman Brothers Band?
“Dat vind ik moeilijk te zeggen, maar Blackberry Smoke is in ieder geval een band die het op de oude manier aanpakt: ze winnen nieuwe zieltjes met elke show die ze spelen, net zoals wij vroeger met de Allman Brothers deden.”
Bijna al uw kinderen zijn de muziek ingegaan. Devon trad zelfs uw southern rock-voetsporen met Royal Southern Brotherhood, waarin ook Cyril Neville speelt. Staat u uw kroost bij met raad en daad?
“Ik had maar één advies voor ze: zoek een echte baan. Maar ze wilden niet luisteren. Ik ben trots op al mijn kinderen, en ik steun ze in alles wat ze doen.”
Het rocksterrendom in de jaren zeventig was synoniem voor een decadente levensstijl. In uw autobiografie My Cross To Bear uit 2012 bent u erg openhartig over alle excessen. Zo vertelt u over de eerste vlucht met het privévliegtuig van de band. Op de bar stond ‘Welkom Allman Brothers’ geschreven met cocaïne. Hoe kijkt u nu terug op uw drank- en drugsmisbruik?
“Ik heb veel jaren verspild, dat lijdt niet de minste twijfel. Een van de redenen waarom ik dat boek heb geschreven is dat mensen langs die weg kunnen leren van mijn fouten. Een groot deel van mijn leven is een voorbeeld van hoe het niet moet.”
Het liederlijke leven eiste uiteindelijk zijn tol. In 2010 kreeg u een nieuwe lever. Hoe staat het nu met uw gezondheid?
“Ik voel me prima, dank je. Ik eet beter, ik doe aan lichaamsbeweging en ik krijg genoeg slaap. Ik zorg veel beter voor mezelf dan vroeger. Dat maakt een enorm verschil, nou en of.”
Wat motiveert u om na een halve eeuw te blijven touren?
“Ik hou nog steeds van muziek maken, echt waar. Ik heb wel een hekel aan het reizen gekregen, maar muziek is mijn levensader.”
Het fatale motorongeluk van uw gitaar spelende broer Duane in 1971 sloeg een gapend gat in de band. Was het moeilijk om door te gaan?
“Natuurlijk. Eerst dachten we dat het helemaal voorbij was. Maar ik raakte er al gauw van overtuigd dat mijn broer had gewild dat we door zouden gaan. Een paar weken na het ongeluk hielden we een groepsvergadering en ik zei tegen de anderen: laten we gaan spelen. We gingen naar Miami om het album Eat A Peach af te maken. Dat was zwaar, man, maar het lukte. Daarna wisten we dat we het konden.”
Het conservatieve Zuiden van de Verenigde Staten had eind jaren zestig nog maar net met frisse tegenzin de rassenscheiding afgeschaft of daar kwam The Allman Brothers Band met blanke én zwarte leden. Kreeg u daar geen problemen mee?
“Oh man, zeker weten. Wat dacht je, een stel hippies met een zwarte in de band die in de Deep South spelen? Natuurlijk hadden we problemen met rednecks, maar daar hebben we ons nooit door laten weerhouden. Een van de dingen die ik fijn vind aan muziek is dat ze kleurenblind is. Het enige dat telt is of je goed kunt spelen. Er is geen plaats voor racisme in mijn muziek of mijn leven.”
Opnieuw is de Amerikaanse politie in opspraak geraakt vanwege vermeend racistisch geweld. Een blanke agent wordt vervolgd voor het doodschieten van een zwarte man in North Charleston, South Carolina. Politiegeweld is al decennia een terugkerend thema in rapnummers.
NWA - Fuck Tha Police (1988)
NWA, bestaande uit o.a. Dr. Dre en Ice Cube, waren de medegrondleggers van de gangsta rap. De naam van de groep, Niggaz With Attitude, wijst op een nieuwe houding van zwarten: "fuck you, we hoeven je medelijden niet!" Op de klassieker Fuck Tha Police valt Ice Cube niet alleen het racisme van de politie aan ("Young nigga got it bad 'cause I'm brown/And not the other color so police think/They have the authority to kill a minority"), maar ook zwarte agenten die heulen met de vijand: "But don't let it be a black and a white one/'cause they slam ya down to the street top/Black police showin out for the white cop". De autoriteiten schrokken zich een hoedje van de wraakzuchtige teksten en de FBI stuurde NWA zelfs een brief waarin ze hun ongenoegen kenbaar maakten.
Ice Cube feat. Chuck D - Endangered Species (1990)
Na zijn vertrek uit NWA was Ice Cube nog niet klaar met de politie. Met Chuck D van de politieke rapgroep Public Enemy vuurde hij op Endangered Species een nieuw salvo op de politie af: "Every cop killin' goes ignored/They just send another nigga to the morgue/A point scored--they could give a fuck about us/They rather catch us with guns and white powder...They kill ten of me to get the job correct/To serve, protect, and break a nigga's neck/'Cause I'm the one with the trunk of funk/And 'Fuck Tha Police' in the tape deck."
Ice Cube - We Had To Tear This Mothafucka Up (1992)
Tijdens de nasleep van de rellen in Los Angeles die in het voorjaar van 1992 uitbraken nadat de politieagenten die de zwarte Rodney King een jaar eerder molesteerden waren vrijgesproken, wijdde Ice Cube zijn hele album The Predator aan het onderwerp politiegeweld. Het motto: zie je wel, hier hebben we jarenlang voor gewaarschuwd. Ice Cube vangt precies de grimmige sfeer en de volkswoede in de straten van South Central LA tijdens die hete lente. We Had To Tear This Mothafucka Up opent met fragmenten uit nieuwsuitzendingen over de rellen en de verwoestingen. Cube suggereert dat de rechtbankjury die de agenten vrijspraken racistische motieven hadden: "Go to Simi Valley and surely/somebody knows the address of the jury/Pay a little visit, "Who is it?" (Who is Ice Cube?)/"Can I talk to the grand wizard?" then boom!" Verder Ice Cube omschrijft Cube het lynchen van de agenten: "Pretty soon we'll catch Sergeant Coon/Shoot him in the face, run up in him with a broom".
Body Count - Cop Killer (1992)
De ophef om Fuck Tha Police was nog niets in vergelijking met de shitstorm waarmee Ice-T te maken kreeg toen hij met zijn hardrockband Body Count Cop Killer uitbracht in 1992, vlak na de rellen in Los Angeles na de vrijspraak van de agenten die Rodney King hadden mishandeld. "Fuck the police, yeah!/Fuck the police, for Daryl Gates/Fuck the police, for Rodney King/Fuck the police, for my dead homies". De politie, de overheid, de wapenlobbygroep National Rifle Association en zelfs president Bush spraken schande van de vermeende oproep om politiemannen te vermoorden. Ice-T vond de reactie overdreven en zelfs racistisch, want niemand lag er volgens hem wakker van toen Arnold Schwarzenegger in Terminator II talloze politieagenten overhoop schoot. Ice-T's Platenmaatschappij Time Warner probeerde de gemoederen te laten bedaren door eerst de woorden Cop Killer van de hoes te verwijderen, vervolgens het gewraakte nummer van het album te halen en uiteindelijk Ice' contract te ontbinden.
Op de honderdste verjaardag van de legendarische Billie Holiday brengt José James, ‘een jazzzanger voor de hiphop-generatie’, een ode aan Lady Day met het coveralbum Yesterday I Had The Blues. “Zij is de meest ultieme jazzzangeres aller tijden.”
Om maar met de hoes te beginnen: we zien jou op de Amsterdamse grachten. Wat is het idee en wat heeft dat met Billie Holiday te maken?
“Er is eigenlijk geen verband. Ik trad op met het Concertgebouworkest en had fotografe Janette Beckman meegenomen. Zij is bekend van haar foto’s van rock- en hiphopartiesten en maakte foto’s van het orkest. Ik had een dag vrij en wilde de Amsterdamse grachten verkennen, en vroeg haar mee. Toen we de hoes moesten uitkiezen, ging het met om drie dingen. De Nederlanders waren de eersten die mijn muziek omarmden. Daarnaast wilde ik zo’n iconische Blue Note-hoes die verwees naar de bijzondere band die jazz altijd met Europa heeft gehad. Veel jazzmuzikanten, zoals Dexter Gordon, hebben er gewoond en Europa is altijd als een thuis voor jazz geweest. Deze hoesfoto leek me een mooie persoonlijke manier om dat te zeggen.”
Wilde je zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke versies blijven?
“Niet echt. Daarom wilde ik pianist Jason Moran erbij hebben, want hij geeft zo’n andere kleur aan de muziek. Hij heeft het eigentijds gemaakt. Tijdens de voorbereidingen heb ik het er met hem over gehad dat ik het wilde laten klinken als iets van dit jaar. Het moest een connectie hebben met de mensen die nu leven.”
Toch is het je meest traditionele jazzplaat.
“Absoluut. Sommige mensen vroegen of ik een album met beats wilde maken, maar dat voelde niet aan als een echt eerbetoon. De enige manier om te laten horen welke invloed zij in mijn leven gehad, was om het in een zelfde context te doen, met akoestische instrumenten.”
Eer je Billie Holiday meer door zo dicht mogelijk bij het origineel te blijven, of door het juist als vertrekpunt te gebruiken en er je eigen draai aan te geven?
“Door ervan af te wijken. Het is makkelijker om de verschillen tussen Billie Holiday en mij te horen dan de overeenkomsten.”
Billie Holiday was een heel intense zangeres. Was het moeilijk om dat te reproduceren?
“Bij Billie Holiday ging het om emotie. Dat heb ik geprobeerd te vangen. Iedereen brengt zijn eigen geschiedenis en ervaringen in een standard in. Die zijn voor haar anders dan voor mij. De leidraad in haar muziek is haar eerlijkheid, dus ik moest mijn eigen eerlijkheid zien te vinden.”
Curtis Harding is een soulman, maar draait er zijn hand niet voor om om flink te rocken. “Het is een en hetzelfde.”
Driemaal is scheepsrecht. Curtis Harding had het razend druk toen hij in november ons land aandeed voor een minitour. Twee keer moesten we het interview verzetten vanwege uitgelopen soundchecks. We krijgen hem eindelijk te pakken als hij onderweg is naar de volgende gig, waar hij die avond furore zal maken op het Le Guess Who festival in Utrecht.
Hardings debuutalbum Soul Power, een tijdloze rhythm & blues-plaat met een ruw rockrandje, was die week het 3voor12 album van de week en de Curtis Mayfield-achtige single Keep on Shining de 3FM Megahit. Was Harding verrast door al die aandacht?
“Een beetje wel. Ik wist niet wat ik moest verwachten wat media-aandacht betreft. Ik hoorde wel dat de plaat veel op de radio gedraaid werd. Ik wist niet dat het zo groot zou zijn, dus dat is een prettige verrassing.”
Krijg je hier meer aandacht dan in Amerika?
“Het is anders. Radio is hier in Nederland groter. In de VS worden we vooral gedraaid op college radio. We zijn druk met toeren. Maar we hebben daar nog geen tv-optredens gedaan, of aandacht van de grote radiozenders.”
Je album heet Soul Power. Is dat een statement over soulmuziek?
“Over soul in het algemeen, niet per se over het muziekgenre. Je hoeft niet van soul te houden om soul te hebben. Eigenlijk gaat het over het leven. Over alles. Voor sommige mensen is muziek hun leven. Het album gaat over het leven, liefde, vrijheid, strijd.”
Welke artiesten hebben je geïnspireerd?
“Te veel om op te noemen. Allerlei soorten artiesten: soul, gospel, country, klassiek, rock, punk.”
Ben je eigenlijk vernoemd naar Curtis Mayfield?
“Nee. “
Die vraag wordt je vast vaak gesteld?
“Ja.”
Op Soul Power is je liefde voor oude soul duidelijk hoorbaar. Is het moeilijk om iets nieuws en oorspronkelijks toe te voegen aan zo’n rijk muzikaal erfgoed?
“Niet als je het gewoon probeert. We proberen de beste muziek mogelijk te maken. Dat is onze opdracht. “
Wat is jouw bijdrage?
“Hopelijk goede muziek, man. Dat is het doel. En stijl en persoonlijkheid.”
Je muziek beperkt zich niet tot soul, je maakt ook uitstapjes naar garagerock. Dat lijken twee contrasterende stijlen. Wat hebben zij gemeen?
“Ik vind juist niet dat ze contrasteren. Ze hebben heel veel met elkaar gemeen. Soul komt voort uit gospel en blues, en garagerock gebruikt dezelfde elementen. Het is een en hetzelfde.”
Soul Power is uitgebracht door Burger Records, een label dat zich vooral richt op garagerock. Hoe ben je daar terechtgekomen?
“Ik heb een garagerock sideproject genaamd Night Sun en Burger Records heeft daarvan een single uitgebracht. Toen wilden ze ook een soloalbum van mij. Met Night Sun liep het zo goed dat ik besloten heb om bij Burger Records te tekenen.”
Je hebt een gospelachtergrond. Gospel heeft tegenwoordig een imagoprobleem. Hebben mensen er een verkeerd beeld van?
“Ik weet niet wat voor een idee mensen hebben van gospel. Voor mij tellen goede liedjes. Ik ben geen liefhebber van hedendaagse gospel, maar ik hou wel veel van oude gospel. Daar ben ik mee opgegroeid.”
Wat is het verschil tussen oude en nieuwe gospel?
“Hoe het klinkt en is opgenomen. Oude gospel heeft meer live-instrumenten. Maar het hoeft ook helemaal geen instrumenten te hebben. Het is veel rauwer, funkier en spiritueler.”
In het verleden heb je samengewerkt met Cee-Lo Green en OutKast. Hoe hebben zij je muzikale ideeën beïnvloed?
“Van Cee-Lo heb ik liedjes leren schrijven en goed leren luisteren naar structuur. En stilistisch/esthetisch gezien hebben zij me geleerd om anders te zijn, niet bang te zijn om je eigen ding te doen. “
Jouw muziek heeft een klassiek soulgeluid. Is het moeilijk om een balans te vinden tussen de tijdloze kwaliteit van oude soul en de wat gladdere, kunstmatige moderne R&B?
“Ik heb niet geprobeerd om een soulplaat te maken, dit is gewoon zoals het klinkt. Soul Power is maar een titel die we aan de plaat hebben gegeven. Mensen mogen het noemen wat ze willen. Je moet het een naam geven om het te kunnen verkopen. Het geluid is een smeltkroes van dingen die in mij zitten en mij vormen en waarvan ik geniet. Wie weet maak ik de volgende keer een countryplaat.”
De legendarische Duitse electrogroep Kraftwerk speelt de hele week elke avond een album uit zijn invloedrijke oeuvre in een uitverkocht Paradiso. Compleet met 3D-animaties waarbij de ruimteschepen tegen je aan lijken te vliegen. Beeld en muziek staan bij Kraftwerk op gelijke voet.
“Kraftwerk is een gesamtkunstwerk”, legt Kraftwerk-oprichter Ralf Hütter in een exclusief interview. “Het is een combinatie van multimedia. Dat doen we al vanaf het begin. Vroeger gebruikten we nog dia’s, schilderijen en tekeningen. Sinds 2009 werken we met 3D, daarvoor met 2D. Het Museum of Modern Art in New York nodigde ons uit voor het Retrospective, en toen hebben we ons hele repertoire omgezet naar 3D. Daar hebben er vier jaar aan gewerkt.”
Huisvlijt
De visueel spectaculaire show is het resultaat van huisvlijt. “We zijn geen Disney of Hollywoodstudio, we doen alles zelf, komt allemaal uit de Kling Klang Studio”, zegt Hütter, die zijn Spiderman-achtige bodysuit met fluorescerende rasters inmiddels heeft verruild voor zijn alledaagse kloffie. “Ik heb tekeningen gemaakt met mijn oude vriend Emil Schult (de ontwerper van de iconische platenhoezen van Kraftwerk - red.), hij is een leerling van de beroemde Duitse kunstenaar Joseph Beuys. Ik heb zelf architectuur gestudeerd en mijn voormalige Kraftwerk-partner Florian Schneider kon ook goed tekenen. Vandaag de dag is alles mogelijk dankzij de computer: 3D en animaties. Voor Spacelab hebben we oude tekeningen uit begin jaren 70 geanimeerd.”
Live
Op het podium staan de Kraftwerk-leden er statisch bij, maar denk niet dat de groep met een druk op een knop op de laptop de show afdraait. Alles is live. “We werken altijd aan nieuwe muziek en nieuwe geluiden die we verwerken. Het zijn minimale composities waarop we kunnen improviseren en variëren. Bij Autobahn kunnen we live het verkeer en weer aanpassen, de auto’s worden op het podium gevormd en alle geluiden en mixes zijn live. Falk Grieffenhagen, die helemaal rechts staat op het podium, bedient alle animaties. Hij is ook muzikant, dus hij heeft het juiste gevoel om de animaties te arrangeren op de muziek. Een normale grafisch kunstenaar begrijpt de muziek of de ritmes niet. Behalve de 3D-graphics is ook het geluid driedimensionaal, surround sound.”
Vandaar dat Hütter nog steeds vier man nodig heeft op de bühne. “Om het live te spelen heb je meer handen nodig, het is veel werk. Technisch gezien kun je ook gewoon de plaat opzetten. Technologie is geen beperking meer. Maar het is anders als je interactie hebt met mensen en graphics.” De toekomst van Kraftwerk-concerten zal dus niet, zoals de groep ooit grapte, volledig in handen komen van de robots.
Project
Hütter is het enige overgebleven oorspronkelijke Kraftwerk-lid. Kun je het dan nog wel Kraftwerk noemen wat op het podium staat? Hütter: “Ik ben de oprichter van Kraftwerk samen met mijn voormalige partner Florian Schneider. Kraftwerk is eigenlijk een concept, een project. We hebben gewerkt met veel verschillende, roulerende muzikanten, fotografen, filmmakers, technici die instrumenten voor ons bouwden. We hebben dus altijd met externe mensen samengewerkt. De andere leden zijn niet vertrokken, Kraftwerk bestond uit twee personen, Florian en ik. Florian stapte in 2006 uit Kraftwerk. Hij wilde niet meer reizen, maar een rustig leven leiden met familie en vrienden.”
Ook Hütter leidt liever een teruggetrokken leven. Hij geeft zelden interviews. Het draait namelijk om de muziek, niet om de makers.
Technologie
Technologie is het hoofdthema van Kraftwerk. Het geluid van de groep uit Düsseldorf is geïnspireerd op de zware industrie in het Roergebied. “Er waren industriële, synthetische ritmes overal om ons heen.
“Kraftwerk is de mens-machine: de interactie tussen de mens en de machine. We sluiten ons aan, we zijn elektronisch verbonden en scheppen geluiden en beelden: soundscapes.”
Commentaar
Technologische vooruitgang is behalve het middel ook het onderwerp van hun muziek. Kraftwerk bezong de spoorwegen (Trans-Europe Express), de snelwegen (Autobahn), robots (The Robots) en computers (Computer World). De muziek van Kraftwerk is echter niet louter een viering van de voortschrijdende techniek, verklaart Hütter, die overigens nog belt met een model mobiele telefoon dat tien jaar geleden gangbaar was.
“Het is commentaar op onze dagelijkse realiteit in een geïndustrialiseerde samenleving. Het is ook kritiek. Op Radio-Activity gebruikten we radiofragmenten uit 1975 waarin de overheid atoomenergie promoot, mensen kenden toen de gevaren niet. Nu weten we van Fukushima, Harrisburg, Sellafield, al het kernafval, en is het duidelijk dat dit de verkeerde weg is. Computer World ging over de mogelijkheden van computers, we kunnen er muziek, beelden en kunst mee maken. Maar aan de andere kant gebruiken overheden en organisaties computers om informatie over mensen te verzamelen en te controleren, wat Snowden aan de kaak stelde. Wij schreven de teksten van Computer World al in 1981.”
Invloedrijk
De Beatles van de elektronische dansmuziek is Kraftwerk ooit genoemd. Hun betekenis voor de hedendaagse muziek is gigantisch. Ze waren een grote inspiratiebron voor David Bowie in zijn Berlijn-periode (V-2 Schneider op het album Heroes is vernoemd naar Florian Schneider). Met hun elektronische pionierswerk ontketende Kraftwerk in hun kielzog diverse nieuwe muziekgenres: Britse synthpop van The Human League, Ultravox en Depeche Mode, en aan de overzijde van de Atlantische Oceaan sloegen de machinale ritmes van de Duitsers aan bij de zwarte pioniers van de hiphop en de house. Afrika Bambaataa scoorde in 1982 een van de eerste raphits met een sample van Trans-Europe Express op Planet Rock. Meer recent zijn de sporen van Kraftwerk nog zichtbaar bij Daft Punk en leende Coldplay het refrein van Computer Love voor Talk.
Met zijn belang houdt Hütter zich evenwel niet bezig. “Je maakt muziek en hoopt dat mensen begrijpen waar je mee bezig bent. Je concentreert je op je werk: Kraftwerk.”
Dit artikel verscheen in De Stentor, De Gelderlander, De Limburger, BN De Stem en het Eindhovens Dagblad.