Leo Nocentelli live in 2006 (Foto: Flickr/cisc1970) |
Hoe het vergeten en verdwenen solo-album van Leo Nocentelli, gitarist van de pionierende funkband The Meters, uit het wassende water van orkaan Katrina werd gered en na vijftig jaar eindelijk zijn weg naar de luisteraar heeft gevonden, is een ongelofelijk verhaal. ‘Het heeft een zekere spiritualiteit.’
Lees ook:
- The Meters: oerfunk
- Allen Toussaint: de spil van New Orleans
- Dr. John: De weg naar het Witte Huis is geplaveid met leugens
- Aaron Neville: Ik heb het aan God overgelaten
De toekomst is ongewis als Leo Nocentelli in 1971 zijn intrek neemt in de fameuze Jazz City Studio in New Orleans om een paar solo-demo’s op te nemen. “Ons label Josie, waarop The Meters drie albums hadden uitgebracht, ging failliet. Dus we hadden geen platencontract meer. We hadden niks te doen dus ik besloot wat nummers te schrijven”, vertelt de 75-jarige Nocentelli een halve eeuw later aan de telefoon vanuit ‘The Big Easy’. Tijdens de sessies over een periode van twee maanden wordt de gitarist vergezeld door zijn Meters-collega’s George Porter Jr. (bas) en Joseph “Zigaboo” Modeliste (drums). Af en toe schuiven ook hun illustere vaste producer Allen Toussaint en jazzmuzikant James Black aan achter de piano en het drumstel.
Maar ondanks de bijna voltallige Meters-bezetting (op toetsenist Art Neville na), tapt Nocentelli uit een ander vaatje. “Ik had een paar platen gekocht van James Taylor en was erg gecharmeerd van wat hij deed, de akkoordenschema’s en zijn teksten. Het was niet van ‘baby I love you’ en ‘don’t leave me’, maar het waren verhalen. Ik wilde ook dat soort liedjes schrijven.”
"Toen ik er destijds naar luisterde zou ik het ‘country and western’ genoemd hebben"
Folk
Leo verruilt zijn elektrische gitaar voor een akoestische, en wat er uit de sessies komt is niet de minimale oerfunk waar The Meters patent op hebben. “Toen ik er destijds naar luisterde zou ik het ‘country and western’ genoemd hebben. Met de kennis van nu zou ik het een folk album noemen”, omschrijft Nocentelli de tien songs op Another Side, zoals het album vijftig jaar na dato is vernoemd. “Het heeft een folk-feeling, folk-teksten die ik normaal niet voor een funknummer van The Meters zou schrijven, zoals Pretty Mittie en You’ve Become a Habit, dat over een prostituee gaat. Het is een singer-songwriter plaat, terwijl The Meters het volledige repertoire van solo’s, ingenieuze zang en achtergrondzang had. Al zit er nog steeds funk in, want zo ben ik nu eenmaal. Dit is strikt singer-songwriter, het is een andere manier van denken.”
Nocentelli ziet het, zoals de albumtitel impliceert, als een andere kant van zichzelf. “Het zit in je. Ik heb geleerd om naar verschillende genres te luisteren en ze te spelen. Toen ik jong was had ik drie of vier optredens per dag in New Orleans: een jazz-optreden, een dixieland-optreden, een R&B-optreden, enzovoorts. Je moest verschillende stijlen leren beheersen om te overleven. Zo heb ik een oor voor verschillende muzieksoorten ontwikkeld en ze leren spelen.”
Het is een ander idioom, maar de muzikale benadering is hetzelfde als met The Meters: eenvoud. The Meters namen een jaar eerder een fijngevoelige cover op van Wichita Lineman voor hun derde album Struttin’, dat stilistisch een voorproefje van Another Side had kunnen zijn. Het funky Riverfront, gebaseerd op de ervaringen van Art’s broer Aaron Neville als havenarbeider in New Orleans, schuurt tegen The Meters aan. Een hoogtepunt op Another Side is een prachtige, wellicht zelfs superieure cover van Elton John's Your Song, dat op dat moment een hit was.
1971 gaat voorbij, 1972 breekt aan. Een nieuw jaar, nieuwe kansen. The Meters tekenen een contract bij Reprise, eigendom van Warner Bros, en beginnen met het album Cabbage Alley (1972) aan hun succesvolste periode. Paul McCartney strijkt voor de opnames van het Wings-album Venus and Mars (1975) neer in New Orleans en The Meters spelen op de releaseparty. Dat leidt tot een tournee als het voorprogramma van The Rolling Stones. The Meters worden veelgevraagde sessiemuzikanten en spelen mee op albums van Dr. John (In The Right Place uit 1973, met zijn signature song Right Place, Wrong Time), Robert Palmer (Sneakin’ Sally Through The Alley uit 1974) en Labelle (Nightbirds uit 1974, met de hit Lady Marmelade).
Nu The Meters weer druk aan het werk zijn, belandt Nocentelli’s soloproject op de plank. “Het was een onvoltooid project. Het waren eigenlijk demo’s. Ik was er nog niet uit of ik het wilde uitbrengen”, zegt Nocentelli. “Ik wilde gewoon de liedjes die ik had geschreven opnemen. De laatste keer dat ik er naar luisterde was ik in een studio met Cosimo Matassa himself (de fameuze studio-eigenaar en technicus die geldt als de geestelijk vader van de New Orleans sound, en die geschiedenis schreef met vroege rock ‘n roll-platen van o.a. Fats Domino en Little Richard) en ik vroeg hem een kopie van de opnames te maken zodat ik er thuis nog eens naar kon luisteren, om te zien of ik het goed vond.
“Toen ik het terugluisterde op die oude speakers had ik geen idee wat ik ermee wilde doen. Ik wist niet of het muzikaal goed genoeg was om dezelfde respons te krijgen die het nu krijgt.” Uiteindelijk raken de opnames zelfs bij Nocentelli in de vergetelheid.
In de vroege morgen van 29 augustus 2005 raast orkaan Katrina over New Orleans. De dijken breken en de stad wordt hard getroffen door overstromingen. Katrina is een van de grootste natuurrampen uit de recente geschiedenis. De Sea-Saint Studio van Allen Toussaint, waar talrijke historische platen werden opgenomen, komt onder water te staan. De vele tapes met een schat aan muziek die in het gebouw lagen opgeslagen, gaan verloren in het wassende water.
Rommelmarkt
Al van jongs af aan komt Mike Nishita, dj, platenverzamelaar en broer van Beastie Boys-toetsenist “Money Mark” Nishita, op de Roadium Open-Air Market in Torrance bij Los Angeles. “Hawaiian Mike”, zoals de verkopers hem noemen, kocht er al mixtapes van Dr. Dre voordat hij een wereldberoemd hip-hop producer werd. Als de kraampjes ‘s morgens vroeg worden opgetuigd begint Mike de markt al af te struinen op zoek naar collector’s items.
Op een druilerige maandagmorgen in januari 2018 wenkt een verkoper hem. Hij heeft de inhoud van een opslagruimte opgekocht, en daar zitten dozen met banden van The Meters, Lee Dorsey en Dr. John bij. Nishita denkt dat de tapes kopieën van bestaande albums zijn die iemand voor eigen gebruik heeft gemaakt, tot een adressticker van de Sea-Saint Studio in New Orleans zijn aandacht trekt. De verkoper vraagt er 100 dollar per doos voor. Nishita appt foto’s naar zijn vriend, Beastie Boys-technicus en co-producer Mario Caldato. ‘Koop ze allemaal’, antwoordt Caldato direct. Nishita neemt alle zestien dozen mee en maakt zich snel uit de voeten.
"Hij las de songtitels op en ik stond paf. Dat was voor het eerst in vijftig jaar dat ik er weer aan dacht"
Het blijken kopieën te zijn van de mastertapes die aan de platenmaatschappijen werden gegeven. Die maakten Toussaint en zijn compagnon Marshall Sehorn voor de veiligheid, mocht er iets met de masters gebeuren. Zo zit er het eponieme debuutalbum van The Meters (1969) bij en hun vijfde album Rejuvenation (1975). In totaal 673 banden met naar schatting 3000 uur muziek uit de periode 1968-1979.
Een van de tapes die Nishita en Caldato direct opvalt, is die met de naam van Leo Nocentelli erop. Ze zijn fan van The Meters, die samen met James Brown worden beschouwd als de grondleggers van de funk, en wiens oeuvre een schatkist van samples was voor rappers. Zo werd op het innovatieve album Paul’s Boutique (1989) van de Beastie Boys, waaraan Caldato meewerkte, een sample van Hey Pocky A-Way gebruikt.
“Mike Nishita belde me op dat hij een tape van me had”, vertelt Nocentelli. “Ik stond versteld. Hij las de songtitels op en ik stond paf. Dat was voor het eerst in vijftig jaar dat ik er weer aan dacht.”
Matt Sullivan, een kennis van Nishita en Caldato en eigenaar van het reissue-label Light in the Attic, wordt erbij gehaald en ook hij herkent direct de waarde. Hij sluit een deal met Nocentelli om de opnames uit te brengen. Na een halve eeuw krijgt het project eindelijk een naam: Another Side.
Opslag
Hoe komen die verloren gewaande opnames uit New Orleans 2700 kilometer verderop terecht in Californië? Ene Bill Valenziano werkte jarenlang bij verschillende platenmaatschappijen voordat hij voor zichzelf begon met het opkopen van de catalogi van platenlabels om de muziek te licentiëren. Zo nam hij in 1995 het archief van de Sea-Saint Studio over van Toussaint en Sehorn.
Toen het water zakte na Katrina, wist hij ongeveer een kwart van de banden uit het gebouw te redden. Valenziano nam de tapes mee naar Californië en legde ze in de opslag, waar ze werkloos bleven liggen. Een deel ervan werd door onbekenden overgebracht naar een andere opslag. Omdat de rekening niet werd betaald, belandden die opnames op een veiling, en vervolgens op de rommelmarkt in Torrance, waar Nishita ze direct vanaf de vrachtwagen kocht.
"Ik moet mezelf nog elke dag in mijn arm knijpen. Wat me nu overkomt is een schok"
De rest van de opnames liggen nog bij Valenziano in de opslag. Om die uit te brengen ligt juridisch gecompliceerd. Valenziano liet evenwel in 2019 aan de Los Angeles Times weten dat hij er van af wil, omdat hij geen zin meer had om de huur te betalen voor het materiaal volgens hem weinig waarde heeft: “Er zijn geen geweldige opnames meer van Paul McCartney, geen Lady Marmelade. Heb je tijd voor een kampvuur op het strand?”
Waardeloos wellicht, maar als Valenziano Leo Nocentelli ‘s solo-album over het hoofd zag, wie weet welke schatten hij nog meer heeft gemist. Dat Another Side na vijftig jaar aan de vergetelheid en orkaan Katrina is onttrokken, is volgens de gitarist te danken aan goddelijke interventie. “Ik moet mezelf nog elke dag in mijn arm knijpen. Wat me nu overkomt is een schok voor me. Het heeft een zekere spiritualiteit. Het verhaal erachter heeft mijns inziens meer betekenis dan de muziek zelf.”
The Meters live in 2011. (Foto: Annette Jones)
The Meters: funkpioniers
Blauwdrukfunk. Zo laat de muziek van The Meters zich het beste omschrijven. Hun kale, ritmische sound lijkt welhaast lesmateriaal voor hoe je funk speelt. Hoewel het kwartet uit New Orleans altijd een cultband bleef, is hun invloed enorm en worden ze erkend als een van de grondleggers van de funk.
The Meters ontstond midden jaren 60 in het nachtclubcircuit in de French Quarter van New Orleans rond pianist Art Neville, die vanaf eind jaren 70 ook successen viert met zijn broers in The Neville Brothers. De band bestaat verder uit drummer Joseph “Zigaboo” Modeliste, bassist George Porter, Jr. en gitarist Leo Nocentelli. Als studioband van Sansu Records, het label van de legendarische producer Allen Toussaint, spelen The Meters op platen van lokale artiesten als Lee Dorsey en Earl King. Maar The Meters zijn niet alleen actief achter de schermen, de groep brengt zelf tussen 1969 en 1977 acht albums uit. Het eerste album The Meters uit 1969, met de klassiekers Cissy Strut en Sophisticated Cissy, opvolger Look-Ka Py Py (eveneens uit ‘69) en het vijfde album Rejuvenation (1974), met het onweerstaanbare Just Kissed My Baby en Jungle Man, zijn hun beste werken.
The Meters zijn ook belangrijk voor de hip-hop. Hun platen zijn een sample-goudmijn voor rappers als Public Enemy, L.L. Cool J en de Beastie Boys. Dat vindt Nocentelli wel best: “Het is financieel het lucratiefste dat mij is overkomen.”
Wie was eigenlijk de drijvende kracht van The Meters op het creatieve vlak? “Je praat met hem”, reageert Nocentelli resoluut. “Ik had de meeste klassieke muzikale scholing, ik schreef al liedjes voordat de anderen dachten aan schrijven. Ze wachtten tot ik de studio binnenkwam met liedjes. Ik was genereus en deelde alles. Maar er is één ding waarvoor wij alle vier een credit krijgen: zonder George, Zig en Art waren die nummers niet tot stand gekomen. Het hadden nooit Tom, Dick of Harry kunnen zijn geweest, het moesten George, Zig en Art zijn om een lied tot leven te wekken.”
Na het uiteenvallen van de groep waren er sporadische reünies in wisselende samenstellingen. Art Neville overleed in 2019. Is er nog een kans dat The Meters ooit weer samen spelen? “Die kans is er altijd zolang we nog ademhalen. Persoonlijk hoop ik dat het gebeurt. Ik heb geen reden om het niet te willen”, zegt Nocentelli. “Maar helaas valt de munt niet altijd op de goede kant. Mensen denken er anders over, meningsverschillen. Het is als een huwelijk. Een huwelijk strandt soms, en je hoopt de spanning weer tot leven te wekken. Zo gaat het ook met muziek.”
Dit artikel verscheen eerder in Heaven magazine.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten