The Meters live in 2011. (Foto: Annette Jones) |
Blauwdrukfunk. Zo laat de muziek van The Meters zich het beste omschrijven. Hun kale, ritmische sound lijkt welhaast lesmateriaal voor hoe je funk speelt. Het pionierende kwartet uit New Orleans is altijd een cultband gebleven, maar hun invloed is enorm. Vijftig jaar geleden verscheen hun debuutalbum, met een al even basale titel als hun sound: simpelweg The Meters.
Lees ook:
- Leo Nocentelli: goddelijke interventie
- Allen Toussaint: de spil van New Orleans
- Dr. John: De weg naar het Witte Huis is geplaveid met leugens
- Aaron Neville: Ik heb het aan God overgelaten
In de nachtclubs van de bruisende French Quarters in New Orleans formeerde toetsenist Art Neville midden jaren 60 de band, die later The Meters zou gaan heten. Neville (1937), de broer van zanger Aaron Neville, was al een veteraan in de plaatselijke muziekscene en nam sinds de jaren 50 al singles op. Gitarist Leo Nocentelli (1946), drummer Joseph “Zigaboo” Modeliste (1946) en bassist George Porter J.r (1947) zijn bijna tien jaar jonger, nog niet of net meerderjarig en beginnen net als professioneel muzikant. De band treedt op in het clubcircuit met Arts broers Aaron (1941) en Charles (1939-2018) als zangers. Tijdens een optreden in The Nitecap wordt de groep ontdekt door de lokale producer Allen Toussaint (1938-2015), die samenwerkte met sterren als Irma Thomas en Lee Dorsey.
“Toen ik uit het leger kwam in 1965 ging ik naar Bourbon Street waar veel clubs zaten waar muziek werd gespeeld. Op een avond liep ik op Bourbon Street en op de hoek van Bourbon en Toulouse Street hoorde ik heel funky muziek. Ik kende de groep niet. Toen ik naar binnen ging om te kijken zag ik dat het Art Neville was met een paar anderen. Ze noemden zich Art Neville & The Neville Sounds”, vertelde Toussaint in 2015, enkele maanden voor zijn plotse overlijden, aan Heaven. “The Meters waren vanaf het begin al een fantastische groep. Art Neville stelde altijd magische groepen samen.”
Toussaint had met Marshall Sehorn (1934-2006) het platenlabel Sansu opgericht en biedt Neville’s groep, minus zangers Aaron en Charles Neville, een baan als studioband aan. Ze spelen mee op platen van Earl King en Lee Dorsey, zoals Yes We Can uit 1970, dat drie jaar later een megahit voor The Pointer Sisters werd (die een extra Can aan de titel toevoegden).
Lootjes
George Porter, Jr. in 2011 (Foto: Pax Ahimsa Gethen) |
”Die naam sloeg op ritme,” verklaarde Toussaint in 2015.
In het voorjaar van 1969 brengen The Meters op het Josie label de singles Sophisticated Cissy en Cissy Strut uit, op de voet gevolgd door een album, simpelweg getiteld The Meters (met op de hoes, u raadt het al, allerlei meters)., vol tot op het bot uitgeklede, kurkdroge oerfunk. De elementaire muziek van The Meters lijkt welhaast een instructieplaat voor het maken van funk: syncoperende drums, bas, gitaar en orgel, met precisie gedoseerd, effectief uitgevoerd en onweerstaanbaar swingend.
De muziek is zo kaal dat de nummers in eerste instantie niet eens titels hadden. “Ik noem alle nummers ‘pockets’: losse stukjes muziek die een liedje werden. Ze heetten gewoon ‘Meter 1’, ‘Meter 2’, enzovoorts”, vertelt Porter in een telefoongesprek met Heaven vanuit New Orleans. “We waren op tournee en een A&R-manager kwam langs met het album, en de nummers hadden opeens titels. Waar kwamen die namen vandaan? Marshall Sehorn of Allen Toussaint heeft de nummers een naam gegeven. We moesten de nummers leren aan de hand van de titels, daarvoor waren het gewoon grooves, pockets.”
De eenvoud geeft de muziek van The Meters een onverwoestbare, tijdloze kwaliteit, zoals een boterham met kaas nooit gaat vervelen.
Door hun minimale, instrumentale sound dringt de vergelijking met Booker T. & The MG’s zich op. “Ik begrijp wat je bedoelt, maar zij waren geen inspiratiebron”, aldus Toussaint. “The Meters kwamen voort uit de New Orleans Mardi Gras indianen vibe, de percussieve muziek van de brass bands op straat.”
“De enige persoon in de band die naar Booker T. & The MG’s luisterde, was Art”, vult Porter aan. “Leo en ik luisterden meer naar jazz, Wes Montgomery enzo. Ik ben meer beïnvloed door muzikanten uit New Orleans als George French, Chuck Beatty, Earl King, Fats Domino, Eddie Bo. Zigaboo is uniek, niemand speelt drums zoals hij. Het schrijven van de nummers was geheel een inwendig proces. De stijl is geheel van onszelf.”
Producer
De auteur met Allen Toussaint in 2015. |
Allen en Marshall Sehorn waren zakenpartners, maar ik denk niet dat Allen veel te maken had met hoe het bedrijf opereerde, hij was een muzikant net als wij, met een engerd als zakenpartner.
Allen heeft onze platen niet geproduceerd. Het was een manier voor het bedrijf om geld te verdienen. Dat was geld dat de band had verdiend als wij een producercredit hadden gekregen.”
The Meters kregen überhaupt niet het geld dat hen toekwam, stelt Porter. “We hebben rechten als schrijvers, maar niet als uitgevers. We hebben lang moeten knokken om onze muziek terug te krijgen. We krijgen nu wel betaald, maar we zijn nog steeds niet de uitgevers.”
Op de hielen van het debuut volgt eind ’69 de opvolger en ‘companion piece’ Look-Ka Py Py, gemaakt volgens hetzelfde recept van rauwe, opzwepende funk. Op Struttin’ (1970) voegt de band, uit commerciële overwegingen, vocalen toe, maar de formule begint al lichte slijtage te vertonen.
Nieuw geluid
Als Josie in 1971 bankroet gaat, tekenen The Meters bij Reprise en brengen het jaar erop hun vierde album Cabbage Alley uit. Het markeert het einde van hun vroege periode en de karakteristieke sound van de groep. Het geluid wordt meer rockgeöriënteerd. Porter: “Voor de opnames van Cabbage Alley gingen we naar een andere studio, met een andere technicus. De andere apparatuur zorgde voor een ander geluid. Onze muziek had nu ook meer zang. Ik begon effecten zoals een phase shifter, een chorus pedal en een envelope filter voor mijn bas te gebruiken. Dat deden we op de eerste platen nog niet, dat was gewoon ‘clean bass’.”Rockliefhebbers lopen weg met Cabbage Alley, maar op het album staan geen echte ‘Meters classics’. Dat geldt wel voor het excellente Rejuvenation (1974), met het opwindende Just Kissed My Baby. Fire On The Bayou (1975) is een wisselvallige plaat maar die zeker zijn momenten heeft, zoals de titelsong. Trick Back (1976) en New Directions (1977) zijn echter weinig memorabel.
The Meters zijn intussen ook actief als sessiemuzikanten voor andere artiesten. Dr. John huurt zijn stadsgenoten in voor zijn meesterlijke album In The Right Place (1973), waarvan Right Place, Wrong Time zijn grootste hit en ‘signature song’wordt. Ook werken The Meters in 1976 mee op het titelloze album van The Wild Tchoupitoulas, van Art Neville’s oom George “Big Chief Jolly” Landry uit New Orleans, dat de facto het startschot voor The Neville Brothers wordt. Na het project worden The Meters uitgebreid met percussionist/zanger Cyril Neville (1948).
In de jaren 70 groeien The Meters uit tot de lievelingen van Britse rockers. Ze spelen mee op Robert Palmers Sneakin’ Sally Through The Alley (1974) en Venus and Mars (1975) van Wings en gaan op tournee met The Rolling Stones.
Porter: “Mijn moeder zei altijd: ‘Als je niets goeds over iemand te zeggen hebt, hou dan je mond.’ Ik had een heel slechte relatie met Robert Palmer. Wij hebben onze bijdragen zelf geschreven, maar Robert Palmer heeft er niet aan gedacht om onze namen op de plaat te vermelden. Ik heb er altijd een nare bijsmaak van in mijn mond gehad. Al speel ik Sneakin’ Sally Through The Alley nog steeds, want het heeft een geweldige baslijn, die ík heb geschreven."
Paul McCartney
"Ik heb wel met Paul McCartney samengewerkt, The Meters niet. Maar misschien was Leo er ook bij. Art en Zig hingen nooit in de studio rond. Paul McCartney tijdens Mardi Gras in New Orleans was om op Venus and Mars (1975) van Wings op te nemen, en Linda McCartney vroeg of ik in de stad was. Marshall Sehorn had ons op tournee gestuurd, maar die tour werd voortijdig afgebroken, dus we kwamen eerder terug. Een vriend van mij die werkte als chauffeur voor Paul en Linda, kwam me ophalen en zei: ‘Er zijn wat mensen die je willen zien.’ Toen ik bij de studio aankwam stond Linda me bij de deur op te wachten. Ik zei: ‘Ik ken haar niet.’ Mijn vriend legde uit dat het Linda McCartney was. ‘Oh!’ Ze was aan het spelen met een kopieerapparaat, ze maakte kopieën van haar hand en liet ze aan Paul zien, en Paul moest raden van wie de hand was. Ze rende de studio in met mijn handafdruk, en Paul raadde dat het mijn hand was. Ze waren al in de afrondende fase van het opnamen, twee dagen later waren ze klaar. Paul McCartney wilde een Mardi Gras nummer opnemen. Ik geloof dat Earl King voorstelde om het geluid van een carnavalsoptocht op te nemen. Dus wij liepen van de ene kant van de studio naar de andere kant met koebellen en fluitjes. Dat was op het eind van een nummer. Dus in zoverre heb ik met Paul McCartney ‘samengewerkt’.""Daarna gaf Paul McCartney een verjaardagsfeest op de Queen Mary en nodigde 75 muzikanten uit New Orleans uit om te komen spelen. Paul had een 16-sporenopname gemaakt van ons optreden. Daar waren twee kopieën van op cassettebandje. Art en ik hadden er elk één. Die van Art is zoekgeraakt. Twee jaar later kwam er een plaat uit getiteld The Meters Live on the Queen Mary. In de twee jaar na die avond kreeg ik elk jaar een kerstkaart van Linda McCartney, en toen hield het opeens op. Ik wist dat een van die kopieën was gebruikt voor die plaat. Dat was weer zo’n achterbakse streek van Marshall Sehorn die de relatie van The Meters met Paul McCartney kapot heeft gemaakt."
Rolling Stones
"We hebben twee tournees met de Stones gedaan. In 1975 in de VS en in 1976 in Europa. We hebben geen opnames met de Stones gedaan, maar er zijn wel twee opnames van die tour. Eén van een optreden in Frankfurt, waarvan ik nog een multitracktape heb. En nog een, maar ik weet niet meer waar dat was en waar die opname is gebleven. De band die ik nog heb zal onderhand wel vergaan zijn, die heb ik niet goed bewaard. Als je die draait, valt die uit elkaar.Als je de Stones kent, kun je je wel voorstellen hoe het was (grinnikt). Keith Richards, Ron Wood en ik trokken elke avond met elkaar op. Elke avond na het optreden gingen we feesten op Keiths kamer, veel drinken en gitaar spelen. Elke avond gingen we pas vijf uur ’s morgens naar bed. Ik ben Keith een paar jaar geleden nog een keer tegengekomen, maar Ronnie en Jagger zie ik nooit meer. Zig ging nog een tijd om met Charlie Watts, Charlie heeft hem zelfs het drumstel van die tour uit ‘76 gegeven.”
Scheurtjes
In de tweede helft van de jaren 70 beginnen er scheurtjes in de groep te ontstaan. “Tijdens de opnames voor New Directions (1977) viel de band uit elkaar”, vertelt Porter. “Onze tourmanager, die ineens ook dé manager van de band was, probeerde ons een contract te laten tekenen die niemand wilde tekenen. Maar Art had al wel getekend. Hij wist Art ervan te overtuigen dat als de rest van de band het contract niet zou tekenen, hij vrij was om met zijn broers te gaan spelen. En Art koos daarvoor, hij stapte uit de band. Cyril Neville bleef. Warner Bros. had geregeld dat we de eerste single, My Name Up In Lights, zouden spelen bij Saturday Night Live. Warner Bros. was heel enthousiast over het album. Toen hoorden ze dat Art uit de band was gestapt en ze stuurden een paar hoge piefen naar New Orleans om hem op andere gedachten te brengen. En toen stapte Cyril op. Dus toen waren Leo, Zig en ik nog over. We hebben nog wel opgetreden bij Saturday Night Live met David Batiste, Sr. op toetsen. Dat was geen succes. De platenmaatschappij had genoeg van ons en heeft ons op straat gezet.Het was verdeel en heers. Art wilde al jaren zijn broers meer bij The Meters betrekken. Cyril kwam erbij, hij wilde Aaron er ook bij hebben. Als de vier Neville broers de ritmesectie zouden overnemen, waren The Meters overleden. Dan waren wij de begeleidingsband van de Neville Brothers geworden. Dan was het een vocale groep geworden. De drie instrumentalisten in The Meters wilden dat niet. Art wilde gewoon met zijn broers spelen, meer niet. Er zat niks kwaadaardigs achter. Ik was het er niet mee eens, maar ik begreep het wel.”
Na het uiteenvallen van The Meters vormen Art en Cyril samen met hun broers Aaron en Charles The Neville Brothers, die in 1989 een grote hit scoren met Yellow Moon. Nocentelli, Modeliste en Porter vinden emplooi als sessiemuzikant.
Hiphop
Sinds de jaren 80 worden The Meters erkend als pioniers van de funk en dankzij de hiphop beleven The Meters een tweede jeugd. Rappers plunderen gretig de kant-en-klare hiphop beats voor samples. Flarden van The Meters zijn terug te horen op talloze rapplaten, van Public Enemy tot A Tribe Called Quest.“Er zijn meer dan honderd raphits met samples van ons. Daar hebben we trouwens nooit een stuiver voor gekregen. De radiostations die die rapnummers draaiden, namen niet de moeite om de luisteraar te vertellen dat de muziek die ze hoorden van een andere band was. We traden ooit op een universiteitscampus in Californië op. Er stond een rapgroep in ons voorprogramma. Toen ze klaar waren kwamen wij op en begonnen Cardova te spelen, dat wel vijftig keer gesampled is. De mensen van die rapgroep renden opgewonden naar het podium. En toen speelde we Africa en nog een paar nummers. Die rappers vonden het zo cool wat we met die nummers hadden gedaan, Een van onze crewleden die nogal beschermend is over de muziek van New Orleans schold hen uit en riep: ‘Dit is de originele muziek, de muziek die die rappers hebben gestolen hebben zij geschreven!’ Ik vond het niet leuk dat we niet betaald kregen voor de samples. Als je zo’n grote fan van ons bent om ons te samplen, waarom ben je dan niet zo’n grote fan om ons er voor te betalen? Dat vond ik smakeloos.”
Reünie
De herontdekking van de band leidt tot een reünie. Sinds eind jaren 80 treden The Meters weer op, in wisselende samenstellingen, onder de naam Funky Meters (zonder Nocentelli en Modeliste) of als The Original Meters (met Nocentelli en Modeliste). Porter komt er eerlijk voor uit dat het om het geld te doen is. “Mensen willen betalen om ons te zien, en het is niet vervelend om te doen. Ik zou wel willen zeggen dat we nog niet alles gezegd hebben wat er te zeggen valt, maar dat is niet zo. Het is nog leuk om deze band vijftig jaar later weer op het podium te zien, en ze kunnen nog steeds spelen. Dat is het wel zo’n beetje. De band zou niet meer optreden als het niet om het geld te doen was.”Anno 2019 lijken de dagen van The Meters geteld, vreest Porter, en de kans dat de groep de grote plas oversteekt voor een Europese tournee is klein. “Ik weet op dit moment ook niet of het er ooit nog van gaat komen. Ik denk dat Art, die nu 81 is, op het punt staat om met pensioen te gaan. De anderen kunnen het niet met elkaar eens worden. Ik ben de enige die nog met iedereen praat, ik ben de enige die met alle leden een open relatie heeft. Er is geen animositeit, maar meningsverschillen die nog niet zijn opgelost. Niemand haat elkaar, maar er zijn verschillen van mening die ons uit elkaar houden.”
Dit artikel verscheen eerder in popmagazine Heaven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten