zondag 16 december 2012

Het verdriet van Jim White



Jim White probeert een oude rommelmarktgitaar weer aan de praat te krijgen als we hem thuis bellen in Athens, Georgia. Het is welhaast een metafoor voor zijn leven. De 55-jarige alt.country singer-songwriter en zijn gezin maakten de laatste jaren een armoedeval toen zijn vrouw hem verliet en hij brak met zijn label Luaka Bop, waar hij zijn hele carrière zat. Met veel pijn en moeite schraapte White de financiering van zijn nieuwe plaat Where It Hits You bij elkaar. Maar het gevaar is nog niet geweken: “We mogen van geluk spreken als we ons huis kunnen houden.”
 
Met een bonte stoet aan seriemoordenaars, geesten, godsdienstfanaten en bijgelovigheid, waren de platen van Jim White nooit een vrolijke boel. Toch valt de sombere toon van Where It Hits You meteen op. Opvallend genoeg waren de liedjes al vóór de scheiding geschreven. Openingsnummer Chase The Dark Away was zelfs een cadeautje voor zijn soon to be ex wife.
“Ik denk nooit van tevoren: ik ga een plaat maken over spijt, plezier of euforie. Ik volg gewoon mijn neus. Het is als het maken van een documentairefilm: je weet wat je wilt onderzoeken, maar het verhaal presenteert zich tijdens het filmen. Dat gebeurde ook met dit album, tijdens het schrijven presenteerde het verhaal zich: mijn vrouw verliet me. Dus veel liedjes gaan over haar en ons leven samen. Het album besloot een andere betekenis te nemen dan die ik in mijn hoofd had, en ik moest daaraan meewerken. Het album wilde droevig worden, maar ik was niet bedroefd toen ik de liedjes schreef. Maar uiteindelijk draaide ik bij.
Mijn hart was gebroken. Mijn vrouw liep weg en we hadden een kind van drie, die was ook verscheurd. Er waren veel problemen. Het waren een paar heel slechte jaren.”
“De liedjes waren al geschreven. Ze zijn van een afstand geschreven. Epilogue to a Marriage had ik al geschreven voordat ik wist dat mijn eigen huwelijk voorbij was. Soms is iets nabij, maar dat heb je pas nadien door.”

Besefte u het misschien onderbewust al?
“Ik weet niet of het zo psychologisch was, of het een onderbewuste projectie was. Het is alsof je een boek leest. Je bent op bladzijde tien en de personages doen iets. Plots blaast de wind de bladzijden verder naar pagina 22 en opeens is alles anders. Je hebt geen tijd om te beseffen wat er is gebeurd en dan blaast de wind de bladzijden weer terug. Ik zag flarden van een uiteenvallende wereld, maar wist niet dat het de mijne was. En ik schrijf veel over uiteenvallende werelden, dus het is niet ongewoon.
De dag waarop ik Epilogue to a Marriage opnam was de dag waarop mijn vrouw me verliet. De zangeres op het nummer, Caroline Herring, had haar kinderen meegenomen en die speelden met mijn kinderen in de tuin. Mijn vrouw paste op ze terwijl de zangeres zong over het einde van een huwelijk. Dat was een lange, zware dag voor mij, kan ik je vertellen.”

Zou het lied uw vrouw aangespoord hebben?
“Het heette toen nog niet Epilogue to a Marriage, maar On The Best of Days. Er is geen causaal verband, denk ik. Het is als een rivier waarin stokken hout drijven. Bij de flessenhals proppen de stokken op, ze gaan door de flessenhals en drijven weer uit elkaar. Het waren dus veel dingen die samengedrukt werden in een krappe ruimte en die raakten met elkaar verstrikt.”

zaterdag 8 december 2012

Sunken Condos: platgetreden paden




Voor een diehard Dan-fan als ik was het comebackalbum Two Against Nature uit 2000 een grote gebeurtenis. En het eerste studioalbum van Steely Dan in twintig jaar stelde niet teleur. Walter Becker en Donald Fagen gingen verder waar ze met Gaucho (1980) waren gebleven.

Maar laten we eerlijk zijn: hoe vaak draai je Two Against Nature, Everything Must Go (2003) of Donald Fagens soloalbum Morph The Cat (2006) ten opzichte van klassieke albums als Countdown to Ecstasy, The Royal Scam of Aja? Hoe vaak borrelt er spontaan een nummer van Steely Dans post-2000 platen in je hoofd op in vergelijking met een Babylon Sister of een Black Cow? Hoewel van prima kwaliteit, is het nieuwe Steely Dan werk weinig memorabel. Het zijn in feite stijloefeningen die klinken als Steely Dan, maar de inhoud ontbreekt.

Dat is ook het euvel van Sunken Condos. Het album heeft een typisch Fagen-geluid, maar het is meer sound dan song. Machinale ritmes met jazzy pianoaccenten, gelikte dameskoortjes, obligate solo’s, voorspelbare wendingen en Fagens vermoeide  (en soms valse) vocalen zorgen dat het album voortkabbelt en maar niet wil overtuigen of beklijven. Fagen en producer Michael Leonhart kozen voor een minimalere productie, maar dat geeft eerder een magere, onaffe en ongeïnspireerde indruk dan dat het getuigt van uitgekiende precisie. Het waren juist de subtiele details en sterke songs die The Nightfly (1982) – en het onderschatte Kamakiriad (1993) evengoed – zo rijk maakten. Weather in my Head, met een prachtige, gevoelige gitaarsolo van Jon Herington, en Planet D’Rhonda steken boven de rest uit, maar redden Sunken Condos als geheel niet van de middelmaat.

Steely Dan is een acquired taste. De band is vaak verweten muzak te maken, maar er lag altijd een addertje onder het gras. Tot in de puntjes verzorgde, vernuftige composities, ijzersterke songs en cryptische, ironische teksten gaven de muziek een ruw randje. Donald Fagen maakt het op Sunken Condos moeilijk om te verdedigen waarom het geen liftmuziek is. Openingsnummer Slinky Thing zou niet detoneren in een hotelbar en de uptempo Isaac Hayes-cover Out of the Ghetto komt te veel uit een doosje om echt funky te zijn.

Misschien heeft Fagen een producer nodig die hem uitdaagt en hem uit zijn comfort zone haalt. Donald Fagen begeeft zich op platgetreden paden in zijn achtertuin, en deze keer glijdt er geen adder over zijn keurig gemaaide gazon.



Dit artikel verscheen eerder in popmagazine Heaven.