vrijdag 15 juni 2007

Jazzmatazz - Het businessplan van Guru en Solar

Foto: Barbara Mürdter

Een advies aan alle journalisten die Guru gaan interviewen: begin niet over Gang Starr. De ter ziele zijnde hiphop-supergroep waarvan de rapper deel uitmaakte, ligt gevoelig. Maar goed, Guru, Superproducer Solar en ik waren naar Amsterdam gekomen om over hun nieuwe Jazzmatazz album te praten. The Hip Hop Jazz Messenger: Back to the Future, het vierde deel uit de reeks waarop Guru hiphop en jazz samensmelt, ligt in juni in de winkel.


Een snikhete middag in april in een Amsterdams café. Het is er lawaaierig. Door de openstaande ramen komt de herrie van de stad naar binnen. Verschillende keren worden Guru, Solar en ik door dezelfde stratenveger onderbroken omdat het geluid ons overstemt.

Ik heb net het onderdeel Jazzmatazz afgesloten als ik Guru enkele vragen over Gang Starr wil stellen. Een kleine twee jaar geleden zetten Guru en DJ Premier een punt achter hun invloedrijke en toonaangevende samenwerking. Wat de reden voor de beëindiging was is onduidelijk. Als ik ernaar vraag, slaat de sfeer om.

Oud nieuws
“Ik heb niet het gevoel dat dat enige relevantie heeft met betrekking tot Jazzmatazz”, zegt Guru zakelijk. “Het is oud nieuws.”

“Dat is een heel ander interview”, valt Solar gepikeerd in. “Het leidt af. We willen ons totaal focussen op dít album. Het is niet eerlijk naar de fans toe. Er zijn Jazzmatazz fans die geen Gang Starr fans zijn. Als je ons apart wil interviewen over Gang Starr, moet je een nieuwe afspraak maken.”

“Ik voel enige spanning, ligt het zo gevoelig?”, vraag ik.

“We hebben een businessplan”, fulmineert Solar. “We hebben een marketingplan en we zijn hier niet om over onderwerpen te praten die niet met het album te maken hebben.
Je gaat ook niet naar een talkshow om over twintig andere dingen te praten, je praat over wat je aan het doen bent. Misschien is het Amerikaans, maar zo doen we dat. Het spijt me als de platenmaatschappij dat niet aan je heeft uitgelegd.”

“Ik vind het geweldig dat je een fan bent hoor”, voegt Guru toe op een bemiddelende toon. “Maar het is oud nieuws. Hou het up-to-date.”

Pijnlijk
Businessplan m’n neus. Ik zal niet de eerste journalist zijn die naar Gang Starr vraagt en Guru is het beu. Misschien was het beëindigen van een bijna twintig jaar lange samenwerking en vriendschap pijnlijk.

Bovendien wordt Guru’s solowerk – zeker in hiphopkringen – lager aangeslagen dan zijn werk met Premier. En dat is wellicht ook het minderwaardigheidscomplex van Solar, die natuurlijk altijd in de schaduw staat van Guru's illustere ex-partner, een van de beste producers die hiphop rijk is. Maar dat is speculatie.

Terzake. Daarvoor moet de band teruggespoeld worden, want het onderwerp Jazzmatazz hadden we al afgerond. Brand maar los over de nieuwe plaat.

“Jazzmatazz Volume 4 – The Hip Hop Jazz Messenger: Back to the Future is vijftien nummers van ongelofelijk intense nieuwe hiphop”, vertelt Guru. “Weet je, Jazzmatazz is een genre op zich. Dus binnen het Jazzmatazz genre krijg je hiphop en jazz als de basis, maar ook een element van soul, R&B, reggae, rock&roll en funk. Je krijgt je favoriete rapper op een nieuw level met een nieuwe producer die een prachtig landschap voortbrengen met al deze fantastische artiesten die samenkomen, sommigen zijn legendes en anderen up-and-coming artiesten.”

Op de voorgaande Jazzmatazz albums werkte Guru samen met niet de minste muzikanten: de trompettisten Donald Byrd en Freddie Hubbard, vibrafonist Roy Ayers, pianisten/toetsenisten Herbie Hancock en Ramsey Lewis, saxofonisten Branford Marsalis (Guru’s voormalige huisgenoot, die met zijn Buckshot LeFonque project zelf ook aan de haal ging met hiphop en jazz) en Kenny Garrett, soulzangeressen Chaka Khan, Erykah Badu, Angie Stone, Macy Gray en Kelis. Ook deze keer kon Guru rekenen op de steun van imposante namen.

“David Sanborn, Common, Blackalicious, Damian Marley, Caron Wheeler, Vivian Green, Dionne Farris, Ronnie Laws, Bob James”, somt Guru op. En nog meer.

Jazzrap
Guru heeft zijn liefde voor jazz nooit onder stoelen of banken geschoven. Al op het eerste album van Gang Starr, No More Mr. Nice Guy (1989) stond het nummer met de veelzeggende titel Jazz Music. Een jaar later leverden Guru en Premier het nummer Jazz Thing voor de soundtrack van Spike Lee’s Mo’ Better Blues. De pers, die altijd graag een etiket ergens op plakt, sprak van jazzrap. Een term die Guru afwees, want Gang Starr maakte pure hiphop, waarbij gebruik werd gemaakt van jazzsamples. Al was dat eigenlijk niet helemaal waar, de meeste samples kwamen van funkplaten (o.a. Maceo Parker en Fred Wesley) en zelfs van folkrockers The Band. ‘Jazzrap’ was hot begin jaren negentig. A Tribe Called Quest putte dankbaar uit de jazz en werkte samen met bassist Ron Carter, groepen als Digable Planets lieten zich door jazz inspireren en trompettist Miles Davis werkte aan een hiphop-jazz album (Doo-Bop) toen hij in 1991 overleed.

Fusie
In 1993 maakte Guru de eerste volwaardige crossover naar jazz met het eerste Jazzmatazz album. Inmiddels is er dus deel 4. Wat is het verschil met de eerste drie delen?

Guru: “Het nieuwe element is dat er in mijn ogen meer cohesie is tussen de muziek, de stemmen, zeer strakke, vooruitstrevende productie.”

Solar: “De productie is diepgravender. Ik heb mijn huiswerk gedaan; ik heb de eerste drie albums bestudeerd, de sterke en zwakke punten geanalyseerd. Voor inspiratie en motivatie besloot ik terug te gaan naar de begintijd van jazz. Waar is het ontstaan? In New York. Net als hiphop. Jazz is geschapen door zwarte muzikanten die de economische crisis in de jaren dertig in het Zuiden ontvluchtten en naar New York, naar Harlem trokken. Er waren Afro-Caribbeans, invloeden uit Afrika, klassiek geschoolde muzikanten uit Europa en blanke muzikanten, die samenkwamen. Dus jazz is op zichzelf al een fusie van verschillende stijlen.”

Groove
“En om een lang verhaal nog langer te maken,” vervolgt Solar. “Ik ben gaan zitten en ik heb boeken en dvd’s doorgenomen, platen van Blue Note enzo, alles wat ik kon vinden. Vervolgens probeerde ik te begrijpen hoe dit zich heeft ontwikkeld. Ik luisterde naar John Coltrane. Hij had een groove, bestaande uit contrabas en drums (imiteert de muziek), en de groove leek sterk op een groove van Bernard Edwards (imiteert de het basloopje van Good Times van Chic). Dus Bernard Edwards speelt contrabas op zijn elektrische bas. En toen vielen de puzzelstukjes op hun plaats. Toen begreep ik waarom mensen zeiden dat Steely Dan, een rockgroep, jazz was, of dat Earth, Wind and Fire jazz was. Dat begreep ik voorheen nooit. En toen kreeg ik inspiratie.”

Koppel
“De basis van dit Jazzmatazz album is een hommage aan wat er uit jazz is voortgekomen, niet om terug te gaan en jazz te maken. En hiphop en jazz zijn een natuurlijk koppel. Daarom hebben we Bob James op het album. Bob James heeft de beroemdste jazzbreak die is gesampled (Take Me to the Mardi Gras).”

Fastforward naar het einde van het interview. In mijn tas brandde een Gang Starr lp die ik graag wilde laten signeren. Je bent toch ook een fan. Ik durfde de plaat bijna niet meer tevoorschijn te halen, maar waagde het toch. Guru vond het geen probleem en zette een krabbel op de hoes. Solar kon het niet laten nog even een trap na te geven. “Je wil natuurlijk dat Premier hem ook tekent. Dan kun je wachten tot je een ons weegt.”

Dit artikel verscheen eerder in popmagazine Heaven.

Dennis Coffey: Man achter de schermen

Met zijn buitenmodel bril, lange blonde lokken en ongetrimde baard leek Dennis Coffey als twee druppels water op hippieleraar David Van Driessen uit Beavis and Butt-Head. Onder funkfans en samplejagers geldt de blanke soulgitarist uit Detroit als niets minder dan een levende legende.

In zijn jonge jaren houdt Dennis Coffey van country, maar op de middelbare school verdiept hij zich in rock ’n’ roll, blues en jazz, waarbij Chuck Berry en Wes Montgomery hem als beginnend gitarist inspireren. Op zijn vijftiende heeft hij al zijn eerste professionele klus: spelen op I’m Gone van de obscure rockabillycat Vic Gallon. Begin jaren zestig voegt Coffey zich bij The Royaltones, die een paar kleine hits hebben gescoord en sessiewerk doen voor onder anderen Del Shannon. Later vormt hij een duo met zanger Durwood Hutto. Intussen studeert hij muziek aan de Wayne State University in Detroit.
Als hij een contract tekent bij Nat Tarnopol, de manager van soulcoryfee Jackie Wilson, komt de carrière van Coffey pas echt op gang. Via Tarnopol komt hij in contact met platenbons Berry Gordy, maar vooralsnog doet hij niets voor Motown, maar werkt hij als sessiemuzikant voor Ric-Tic. Zo is hij te horen op S.O.S. (Stop Her On Sight), een hit van Edwin Starr uit 1966. Vervolgens speelt Coffey op vergeten klassiekers als Open The Door To Your Heart van Darrell Banks, Competition Ain’t Nothing van Carl Carlton en Happiness Is Here van Tobi Larks. Stuk voor stuk nummers die van grote invloed zijn geweest op de Britse Northern Soul.
Fuzzy
Pas in 1968 begint Coffey dan eindelijk bij Motown, net op het moment dat de artiesten op dat label de kauwgomballensoul hebben afgezworen om serieuze muziek te gaan maken die aansluit bij de tijdgeest. The Temptations bijvoorbeeld slaan met Dennis Edwards als vervanger van David Ruffin onder leiding van producer Norman Whitfield een funky psychedelische richting in. Coffey is verantwoordelijk voor de vervormde wahwah-gitaar op Cloud Nine, een hip nieuw geluid dat in de funk veel navolging vindt.
Daarnaast is hij te horen op meer dan honderd platina en gouden platen, waaronder hits van Stevie Wonder, Diana Ross, Marvin Gaye, Four Tops, Gladys Knight, Quincy Jones, Barbra Streisand en Ringo Starr.
Samen met sessiedrummer Mike Theodore begint Coffey een productiebedrijfje onder de naam Theo-Coff. Met een demo van de blue-eyed soulgroep The Sunliners, later omgedoopt tot Rare Earth, slepen ze een deal in de wacht bij Maverick, een dochter van MGM. Een half jaar later krijgt Coffey bovendien een contract als soloartiest. Zijn debuut Hair & Thangs uit 1969 bevat covers van krakers uit de hippiemusical Hair, aangevuld met nummers als It’s Your Thing van The Isley Brothers, dat in zijn versie zowaar de hitlijsten haalt. Het elementaire, harde en vuige album klinkt met zijn fuzzy gitaarspel, funky ritmes en industriële geluid als een futuristische kruising van The Meters en The White Stripes.
Funky
Als Maverick kort na het verschijnen van Hair & Thangs wordt opgeheven, verhuist Dennis Coffey met Rare Earth naar Motown, waar hij meespeelt op onverwoestbare klassiekers als War van Edwin Starr en Band Of Gold van Freda Payne. In 1971 stapt hij over naar Sussex, het nieuwe label van voormalig Maverick-baas Clarence Avant, waarna zijn solocarrière een plotselinge vlucht neemt. Met Scorpio haalt hij zelfs de top tien, terwijl de opvolger Taurus eveneens hoog scoort. Begeleid door The Detroit Guitar Band maakt hij de albumtrits Evolution, Goin’ For Myself en Electric Coffey, die twee decennia later voor menig hiphopper een rijke bron voor samples blijken. Zo duikt alleen al het superfunky Scorpio op bij zulke uiteenlopende grootheden als Public Enemy, LL Cool J, Queen Latifah, Moby en Rage Against The Machine.
Als Coffey in 1974 overstapt naar het label Westbound produceert hij een aantal discohits, waaronder We Got Our Own Thing van CJ & Co en Love Machine van The Tempest Trio. Daarnaast tekent hij voor de geslaagde soundtrack van de low-budget blaxploitationfilm Black Belt Jones rond de zwarte karatekampioen Jim Kelly. Zijn soloplaten uit die periode zijn zowel artistiek als commercieel beduidend minder succesvol. Wanneer Westbound begin jaren tachtig wordt opgedoekt, pakt Coffey het sessiewerk weer op om tegen het eind van dat decennium zijn comeback te maken met het fusionachtige Under The Moonlight. Sindsdien is het vergeefs wachten op een volgende soloplaat, maar wel publiceerde hij een jaar of drie geleden zijn autobiografie Guitars, Bars And Motown Superstars. En bij tijd en wijle staat Dennis Coffey op een podium van een kleine club ergens in de Verenigde Staten met een stel begeleiders een avondje lekker gitaar te spelen.


Dit artikel verscheen eerder in popmagazine Heaven.