vrijdag 10 augustus 2018

Gevonden voorwerpen: John Coltrane

John Coltrane op Schiphol in oktober 1963. (Foto: Hugo van Gelderen/Anefo)

John Coltrane was astronomisch productief tijdens zijn korte maar orkaankrachtige carrière. Zelfs een halve eeuw na zijn dood duikt er nog onbekend werk op.

Op 6 maart 1963 dook Coltrane met zijn ‘classic quartet’ (met drummer Elvin Jones, pianist McCoy Tyner en bassist Jimmy Garrison) de fameuze Rudy Van Gelder Studio in New Jersey in. De opnames belandden bij platenlabel Impulse op de plank, en werden later wegens ruimtegebrek vernietigd. Ware het niet dat Coltrane altijd een kopie mee naar huis nam. De band lag vervolgens meer dan veertig jaar op zolder te verstoffen. In 2005 zou de opname onder de hamer gaan, maar Impulse greep in en kocht de tape van de erven-Coltrane.

Nog eens dertien jaar later kan ook de rest van de wereld de sessie beluisteren op Both Directions At Once: The Lost Album. Een mooie aanleiding om eens over John Coltrane (1926-1967) te praten met jazzsaxofonisten Hans Dulfer en Yuri Honing en jazzkenner Hans Mantel.

Het verloren album

Yuri Honing:Both Directions At Once is een heel goede plaat. Het kwartet is mijns inziens Coltrane’s beste tijd, hij zit tussen zijn emplooi bij Miles Davis en zijn vrije periode. Het zijn de laatste jaren dat hij nog binnen de harmonieën speelt. Daarna ging hij vrij spelen en daar is hij nooit goed in geworden. Coltrane was gewoon een harmonische speler.”

Hans Mantel: “Het is geen plaat die ze voor de markt gemaakt hebben. De richting en het conceptuele is niet zo duidelijk.  Ik heb het idee dat Coltrane de studio indook om voor de bibliotheek wat op te nemen, om het later terug te luisteren of om te kijken hoe een idee werkt. Daarom staan er meerdere versies van Impressions op. Hij is aan het zoeken, moet dat op tenor of sopraan? Het geeft een inkijkje in hoe creatieve muzikanten dingen doen. Coltrane zoekt naar wat hij kon doen om nog een hit als My Favorite Things te krijgen. Vandaar dat ze Nature Boy spelen, al trekken ze die helemaal uit zijn voegen.  Impressions was een vorm waarop hij zijn ding goed kon doen, bij liveconcerten speelde hij dat twintig minuten lang. Op een plaat krijg je dat niet goed voor elkaar, niemand gaat een hele kant naar Impressions luisteren. Dan moet je een vorm vinden waarin je het kort en krachtig kan zeggen, maar die combinatie van kort en krachtig kom je bij Coltrane weinig tegen, hij wilde het graag compleet vertellen. Ze zochten een vorm om dat op een plaataantrekkelijke manier zo veel mogelijk te exploreren zonder dat het twintig minuten ging duren.”



Hans Dulfer: “Ik hoor een goede opname en alles van Coltrane uit die tijd is prachtig, gigantisch, fantastisch. Je hoort dat hij met nieuwe dingen bezig is. Het is een puike sessie. Hij speelt  nummers van zeven of negen minuten, wat al heel lang is voor een lp. Maar ik heb een opname van Nature Boy uit 1965 die wel 25 minuten duurt.  Hij was de boel aan het verlengen, maar op plaat kon dat niet. Dus wat hij in de studio deed was een bijgepunte versie van wat er in werkelijkheid gebeurde. Het is geen perfecte weergave van wie hij was. De historische waarde van dit album vind ik dus niet zo groot. Ik ben tegen de manier waarop het gebracht wordt, dat het de ontbrekende schakel zou zijn. Dit is een hype. Ik hoor een fantastische opname van Coltrane, maar het is niet van uiterst belang. ”

Mantel: “Dat je Coltrane hier op een kruispunt van zijn carrière zou horen, vind ik een veel te romantische kijk. Waarom mensen dat zeggen, is omdat we weten dat hij daarna heel andere dingen is gaan doen. Ik vraag me af of mensen dat ook hadden gezegd als we dat niet hadden geweten. Het is aan de muziek niet zo erg te horen. Het is vooral een logische stap. Maar de historische waarde is buitengewoon, elke plaat van Coltrane moeten we uitgebreid bestuderen.”



vrijdag 8 juni 2018

Lamont Dozier: Motown revisited



Op papier is het een weinig aanlokkelijke premisse:  een oude rot die zijn oude hits in een nieuw jasje steekt. Vaak onder aanvoering van hippe producers die alles dichtplamuren met een vette beat, zodat het een jong publiek aanspreekt. Het resultaat is dat de veteraan verdwaald klinkt, als een opa die te gast is op zijn eigen verjaardag. Zo niet, gelukkig, Reimagination van Lamont Dozier.

In de jaren 60 was de zanger en liedjesschrijver (77) een derde van het legendarische producersteam Holland-Dozier-Holland en het brein achter vele Motown-hits van The Four Tops en The Supremes. Motown maakte muziek voor een tienermarkt. Op Reimagination ontdoet Dozier klassiekers als You Keep Me Hangin’ On en I Can’t Help Myself van de kauwgomballensound van Motown, om ze te herinterpreteren met een volwassen, smaakvol, rootsy geluid.

“De oude songs moesten een update krijgen, een facelift, voor de hedendaagse markt. Dit zijn heel goede liedjes, omdat ze zich lenen voor verschillende interpretaties”, legt Dozier uit. “Dit zijn de beste nummers die bij Motown gemaakt zijn. De single Reach Out I’ll Be There met Jo Harman is een heel opwindend duet. We wilden mensen laten horen hoe diep deze nummers eigenlijk gaan.”



 “Het was een idee van de producer, Fred Mollin”, vervolgt Dozier. “We spraken er al jaren over, maar ik was druk met andere projecten. Een jaar geleden besloot ik het te proberen. Fred had een paar ideeën om de oude nummers een nieuw bewustzijn te geven, zoals hij het noemt. Reimagination. Dat vond ik een goed idee, ik wilde dat al een tijd doen. En het is zeer geslaagd. We hadden veel plezier met de gasten, Jo Harman, Graham Nash, Gregory Porter en Cliff Richard. Een van mijn beste ervaringen in de studio. Het deed me denken aan de tijd met The Four Tops. We hadden veel lol, lang geleden dat het zo bevredigend was.”

Familie

‘Motown college, school of knowledge’, vat Dozier de periode samen waarin hij zijn stempel drukte op de Motown-sound, en daarmee ook op de popmuziek. Het was hard werken, maar de sfeer was goed. De hitfabriek voelde als familie.

“Het was druk”, herinnert Dozier zich. “Iedereen sloofde zich uit om de volgende plaat te mogen maken. Maar de competitie tussen de liedjesschrijvers en de producers was vriendschappelijk. De songwriters luisterden naar elkaars liedjes. We hadden het beste met elkaar voor, maar iedereen wilde met het beste nummer komen voor The Supremes, The Four Tops of Martha and the Vandellas. Bij de vergaderingen op vrijdag werden alle liedjes beluisterd die die week waren gemaakt. Daaruit werd de beste gekozen. Onze nummers, van Holland-Dozier-Holland, zaten daar bijna altijd bij.”

Als je bij Motown werkte, stond je onder druk om te leveren. “Maar het was positieve druk. Soms kwam je om negen uur ’s morgens de studio binnen en haalde je door tot drie uur ’s nachts. Maar het was altijd feest, het voelde niet als werk. Motown kwam met een nieuwe manier van muziek opnemen. Een ander soort business, het ging meer om plezier. Ik mis die tijd. Helaas leven veel mensen niet meer. Ik mis de mensen van de huisband The Funk Brothers, met wie we elke dag zestien uur in de studio zaten. En de artiesten natuurlijk. We hadden goede ideeën. We schreven op onze manier geschiedenis. Niet dat we doorhadden hoe groot het zou worden, maar we wisten dat we goed bezig waren.  In Engeland hebben ze nu nog Motown-weekends. Dat vind ik heel opwindend. We hadden geen idee dat die liedjes nu nog zo veel zouden worden gedraaid.”



donderdag 7 juni 2018

John Lydon: 'Punk is verworden tot een cliché'


John Lydon (Foto: Shell Smith)

John Lydon (62), beter bekend als Johnny Rotten van de Sex Pistols, is de godfather of punk. Maar met het genre heeft hij niks meer op. ,,Punk is een beperkte, geüniformeerde manier van denken geworden.'' 

Er was eens een tijd dat je je ouders in de gordijnen kon jagen met muziek. De ideale band die zich daarvoor leende waren de Britse punkers de Sex Pistols. Met subversieve krakers als Anarchy in the UK ('I am an anti-Christ, I am an anarchist') en God Save the Queen ('God save the queen, the fascist regime'), gebracht met een uitgekiende dosis wangedrag, werd de groep midden jaren 70 gezien als een gevaar voor de samenleving.



Wie had veertig jaar geleden kunnen bedenken dat de iconoclastische zanger John Lydon (62) nog eens in de race zou zijn voor het Eurovisie Songfestival? Hij schopte het in de Ierse voorronde (Lydons ouders waren Iers) tot de laatste tien, maar werd afgewezen. ,,Ik had graag die verantwoordelijkheid op me genomen. Ik zag het als een uitdaging om mee te doen aan de dufste competitie die er is", giechelt Lydon, die zowel een Brits, een Iers als een Amerikaans paspoort bezit en al decennia in de VS woont. ,,Ik had de kans om iets ten goede te veranderen. Public Image is precies het soort band dat de ogen van mensen kan laten openen. Maar een hotemetoot van de Ierse omroep besloot in ons nadeel. What a pity! Het hangt altijd af van de seniele delinquenten die het voor het zeggen hebben. Het probleem was of ik wel kon omgaan met een groot publiek. Of ik live optreden niet eng zou vinden? Na veertig jaar vraag je dat aan mij?! Sommige mensen op machtsposities hebben hun hoofd diep in het zand gestoken, als die niet in hun achterste zit. Maar ik ben volgend jaar weer beschikbaar. Ik ben vastberaden. Ik heb de barst in het raam gezien, ik ben als een spin die er graag doorheen kruipt."

Geestig


In zijn jonge jaren ontaardden interviews met Lydon nog wel eens in scheldpartijen, maar aan het gegrinnik door de hoorn te horen heeft hij vandaag een goed humeur en blijkt hij een geestige gesprekspartner. Misschien was zijn onhandelbare gedrag vroeger ook een beetje spielerei. De Sex Pistols waren een ogenschijnlijk zooitje ongeregeld; georganiseerde chaos. Zeker is dat het punkicoon controverse aan zijn kont heeft hangen als een hondenketting aan een portemonnee. ,,Ik hoef er niet eens wat voor te doen. Dat is de kracht van het woord, denk ik. Mijn uitspraken hebben grote betekenis voor veel mensen. Een paar mensen vinden dat niet leuk, die zien verandering aan de horizon en dus moeten ze er korte metten mee maken."

Houdt u ervan te provoceren?

,,Dat weet ik niet. Het zit zo: neem Gil Scott-Heron, The Revolution will not Be Televised. En The Last Poets, voorlopers van de rap. Moedige commentaren die met de tijd juist zijn gebleken. Over positief denken gesproken. Ze hadden geen succesvolle carrière, maar wel een positief effect op de mensen die naar hen luisterden. Dat is gezond. Ik heb een heel opwindende platencollectie door zulke mensen. De tijd heeft uitgewezen dat ik gelijk had. Ik klets niet uit mijn kont, ik spreek duidelijk en bewust en ik zit er meestal niet naast. Mijn ideeën zijn geen meningen, ze zijn weloverwogen, gestoeld op feiten, research en realiteit. En menselijkheid." Hij lacht: ,,Als er ooit iemand familiewaarden predikte, was ik het wel."

vrijdag 13 april 2018

Chet Baker: universele kracht

Chet Baker in België, 1983. (Foto: Michiel Hendryckx)

In een zwoele voorjaarsnacht maakte een val uit een hoofdstedelijk hotelkamerraam dertig jaar geleden een einde aan het leven van Chet Baker. Heaven herdenkt de jazztrompettist  met zijn voormalige bassist Hein van de Geyn, zijn biograaf Jeroen de Valk en jazzkenner Hans Mantel.

Laten we het niet alleen over zijn drugsgebruik hebben, benadrukken de geïnterviewden voor dit artikel. Sigmund Freud was ook aan de drugs en die ging de geschiedenis in als de grondlegger van de psychoanalyse, niet als junk. Dus waarom moeten we het bij Chet Baker altijd over de drugs hebben?

Natuurlijk is zijn astronomische drugsgebruik niet los te zien van de muzikant. Het  maakte zowel deel uit van zijn aantrekkingskracht, als dat het zijn leven en loopbaan overschaduwde. Hij bracht zelfs een jaar achter de tralies door in Italië. Chet leidde een nomadisch bestaan, leefde van fix naar fix en van optreden naar optreden, nam met allerhande muzikanten die hij onderweg tegenkwam platen op. Een enorm oeuvre maar van wisselende kwaliteit. Chets carrière was een eindeloze reeks comebacks. Tot zijn ontzielde lichaam in de nacht van 12 op 13 mei 1988 voor de deur van Hotel Prins Hendrik in Amsterdam werd aangetroffen. Een tragisch einde aan het al even dramatische leven van een van de grootste jazztrompettisten die heeft bestaan.

Zijn carrière was een eindeloze reeks comebacks

Begin jaren ’50 maakte Chet Baker (1929) aan de Amerikaanse westkust school met een nieuw geluid.  In de tijd van de notenfietserij van de bebop maakte Chet snel naam met  zijn unieke fluwelen sound en sobere, bezielde solo’s. Hij kon best zijn spierballen laten zien, getuige zijn samenwerkingen met Charlie Parker en Gerry Mulligan, maar de krachtpatserij van de bebop was aan Chet niet besteed:  “Het lijkt wel alsof mensen maar in drie dingen geïnteresseerd zijn: hoe snel, hoe hoog en hoe hard je kunt spelen.” De cool jazz maakte opgang en met zijn ingetogen spel was Chet Baker het boegbeeld. Chet was bovendien een verdienstelijk zanger en sprak zo een publiek buiten de jazz aan. Zijn wilde levensstijl en zijn looks maakten van Chet de James Dean van de jazz. Hollywood lonkte, maar Chet koos voor de muziek.

Genie

Hans Mantel: “Chet Baker was buitengewoon muzikaal, buitengewoon talentvol en een zeer spectaculaire, grote lyricus en jazzmuzikant. Hij was geen systeemspeler, zoals John Coltrane een methode had uitgezocht op basis waarvan hij improviseerde. Alles ging op zijn oren en gevoel. Dat geeft een soort eerlijkheid en een soort direct vanuit het hart naar buiten zonder dat het eerst langs het hoofd gaat. Dat overrompelt en is van een ontroerende schoonheid.”

Jeroen de Valk: “Chet raakte je hoofd en je hart. Je hoofd omdat hij zo avontuurlijk speelde, zijn solo’s waren nooit hetzelfde. Chet raakte je hart omdat er zo veel melodie was en vanwege de toon. Als hij in goed vorm was, was het allemaal zo raak. En dan tilde hij de hele band op.”

Hein van de Geyn: “Ik heb meegemaakt dat Chet iets helemaal fout speelde, maar zo sterk speelde dat het leek of de ritmesectie fout zat. Zijn logische kracht om een idee weg te zetten was zo sterk. Dat karakteriseert Chet Baker. Zijn streetwise musical truth is stronger than any fucking thing else.”

Hans Mantel: “Chet Baker klonk alleen maar als Chet Baker. Er is aan zijn spel niet te horen wie hem beïnvloed heeft. Je kunt aan Freddie Hubbard goed horen dat hij uit Dizzy Gillespie komt en aan Woody Shaw kun je horen dat hij uit Hubbard komt. Chet Baker is wat dat betreft uniek. Er zullen wel voorbeelden zijn geweest, maar die zijn niet onversneden in zijn spel gekomen. ”

Hein van de Geyn: “Chets  genialiteit was een combinatie van een groot natuurtalent en een sterke persoonlijkheid. Hij had enorme bezieling en was eager om het succesvol te laten zijn, ondanks het feit dat hij zich enorm verloor in zijn levensstijl. Ik kom regelmatig mensen tegen met zulk talent, maar de meesten komen er niet omdat ze niet die eagerness hebben om door te douwen. Ze blijven aan de bar zitten van een jazzclub  en doen niks met hun talent.”


Chet in Laren, 1975

Fred Wesley en Maceo Parker: aan de wieg van de funk

Maceo Parker (Foto: xflickr)

Fred Wesley en Maceo Parker speelden bij James Brown, George Clinton en Prince, werden zo mede-uitvinders van de funk en bepalend voor het geluid van de hiphop. Een gescheiden dubbelgesprek met twee coauteurs van een belangrijk hoofdstuk  van de muziekgeschiedenis.

En dan te bedenken dat James Brown de jonge saxofonist Maceo Parker in 1964 maar op de koop toe nam. “James Brown hoorde mijn jongere broer Melvin drummen en bood hem een baan aan, zodra hij klaar met school zou zijn”, vertelt de inmiddels 75-jarige Parker. “Een jaar later gingen we samen naar James Brown om te kijken of we voor hem konden werken. James nam Melvin aan. Toen hij wilde weggaan, schraapte ik mijn keel en Melvin zei: ‘Mr. Brown, dit is mijn broer, hij speelt saxofoon en hij wil ook een baan.’ James Brown vroeg aan mij: ‘speel je baritonsax?’ Ik had op school wel een beetje met een bariton geklooid. Ik moest mijn lach onderdrukken want ik had die vraag niet verwacht. Dit was mijn antwoord: ‘Euh… ja meneer.’ Toen vroeg James Brown: ‘Héb je een baritonsaxofoon?’ En ik zei weer: ‘Euh… ja meneer.’ Daaruit kon James Brown wel opmaken dat ik er geen had, maar er misschien wel op kon spelen. Hij zei: ‘Weet je wat, als je aan een baritonsax kunt komen, heb je een baan.’ We zijn naar huis gegaan en kochten een baritonsax in de plaatselijke muziekwinkel. De winkelier vroeg: ‘weet je wel wat die dingen kosten? Kun je dat wel betalen?’ ‘We hebben een baan bij James Brown’, antwoordden we. ‘Oh, dat moet dan wel genoeg zijn’, zei hij.”

Fred Wesley. (Foto:The supermat)
Trombonist Fred Wesley (74) kwam op aanbeveling van trompettist Waymon Reed bij de James Brown band. Al snel groeiden Fred, Maceo en Melvin uit tot belangrijke bandleden. Wesley schopte het zelfs tot musical director. Ze speelden op en schreven mee aan James Brown-krakers als Say It Loud (I’m Black And I’m Proud), Papa’s Got A Brand New Bag, Cold Sweat, I Got You (I Feel Good) en Hot Pants. Zodoende stonden ze aan de wieg van de funk.

Van muziektheorie had James Brown geen kaas gegeten.  ,,Maar je hebt geen academische graad nodig om een melodie te kunnen verzinnen”, stelt Maceo. “James had de ideeën”, legt Wesley uit. “Bijvoorbeeld Cold Sweat of Gimme Some More, zulke nummers had ik nooit kunnen verzinnen. Of Pass The Peas en Breakin’Bread, ik weet nog steeds niet wat dat eigenlijk betekent. James Brown had heel aparte ideeën, hij kwam altijd met van die gekke titels of riffs. (Zingt de melodie van Pass The Peas) Ik had niet kunnen bedenken om die riff de hele tijd te herhalen. Maar zo wilde hij het en zo heb ik de blazers en de band gearrangeerd.”



Aan Wesley de  taak om chocola te maken van Browns  ideeën.  “Ik geef James Brown de volledige credits voor de ideeën, maar ik heb alles georganiseerd, de akkoorden geschreven, de ritmes op de juiste plek gezet, zodat het een echt liedje zou worden. Maar James Brown was de initiator.”

Door Browns aansporingen van zijn muzikanten op zijn platen en tijdens liveshows, werden zijn begeleiders ook bekende namen. Maceo: “James Browns muziek ging de hele wereld over, dus toen hij mijn naam begon te noemen als introductie voor de saxsolo’s, ging mijn naam ook de hele wereld over. ‘Come on, Maceo!’ Later gingen mensen James Brown imiteren, zoals Eddie Murphy, en dan kwam Maceo ook voorbij. Mijn naam werd daardoor ook groter en groter. Als dat niet was gebeurd, hadden we waarschijnlijk nu dit interview niet gedaan. We gingen een keer met James Brown naar Afrika. Toen we uit het vliegtuig stapten, stond er een menigte op de landingsbaan die ‘Maceo! Maceo!’ riep. Wat zullen we nou beleven, dacht ik. Terwijl James Brown al weg was in zijn limousine en wij nog wachtten op onze koffers, bleven die mensen ‘Maceo! Maceo!’ roepen.”



Discipline
Brown leidde zijn orkest met militaire discipline. “Je stond onder druk als je in James Browns band zat”, vertelt Wesley. “Hij repeteerde voortdurend. Hij had geen hobby’s en deed niets naast zijn muziek, hij ging niet vissen of joggen ofzo. Het enige dat hij deed was muziek, muziek, optreden, optreden. En dat verwachtte hij ook van zijn mensen. Mensen die andere dingen te doen hadden vonden het moeilijk om voor James Brown te werken. Daarom was er veel verloop. Maar als je er naar schikte kon je zo lang blijven als je wilde.”

Maceo: “We moesten uniformen dragen, onze schoenen moesten altijd gepoetst zijn. Maar hij was bovenal punctueel, je mocht niet te laat komen.”

Voor Browns perfectionisme betaalden zijn muzikanten een prijs Letterlijk. James Brown deelde boetes uit.  “Ik heb wel eens ijs gemorst op een orgelklep, daar gaf hij me een boete voor”, herinnert Maceo zich. “Hij hield twintig of dertig dollar in op je loon. En dan maakte je die fout niet weer.”