vrijdag 7 juni 2019

The Meters: oerfunk

The Meters live in 2011. (Foto: Annette Jones)

Blauwdrukfunk. Zo laat de muziek van The Meters zich het beste omschrijven. Hun kale, ritmische sound lijkt welhaast lesmateriaal voor hoe je funk speelt. Het pionierende kwartet uit New Orleans is altijd een cultband gebleven, maar hun invloed is enorm.  Vijftig jaar geleden verscheen hun debuutalbum, met een al even basale titel als hun sound: simpelweg The Meters.


Lees ook:

In de nachtclubs van de bruisende French Quarters in New Orleans formeerde toetsenist Art Neville midden jaren 60 de band, die later The Meters zou gaan heten. Neville (1937), de broer van zanger Aaron Neville, was al een veteraan in de plaatselijke muziekscene en nam sinds de jaren 50 al singles op. Gitarist Leo Nocentelli (1946), drummer Joseph “Zigaboo” Modeliste (1946) en bassist George Porter J.r (1947) zijn bijna tien jaar jonger, nog niet of net meerderjarig  en beginnen net als professioneel muzikant.  De band treedt op in het clubcircuit met Arts broers Aaron (1941) en Charles (1939-2018) als zangers. Tijdens een optreden in The Nitecap wordt de groep ontdekt door de lokale producer Allen Toussaint (1938-2015), die samenwerkte met sterren als Irma Thomas en Lee Dorsey.

“Toen ik uit het leger kwam in 1965 ging ik naar Bourbon Street waar veel clubs zaten waar muziek werd gespeeld. Op een avond liep ik op Bourbon Street en op de hoek van Bourbon en Toulouse Street hoorde ik heel funky muziek. Ik kende de groep niet. Toen ik naar binnen ging om te kijken zag ik dat het Art Neville was met een paar anderen. Ze noemden zich Art Neville & The Neville Sounds”, vertelde Toussaint in 2015, enkele maanden voor zijn plotse overlijden, aan Heaven. “The Meters waren vanaf het begin al een fantastische groep. Art Neville stelde altijd magische groepen samen.”

Toussaint had met Marshall Sehorn (1934-2006) het platenlabel Sansu opgericht en biedt Neville’s groep, minus zangers Aaron en Charles Neville, een baan als studioband aan. Ze spelen mee op platen van Earl King en Lee Dorsey, zoals Yes We Can uit 1970, dat drie jaar later een megahit voor The Pointer Sisters werd (die een extra Can aan de titel toevoegden).

Lootjes

George Porter, Jr. in 2011 (Foto: Pax Ahimsa Gethen)
De naam van de groep wordt omgedoopt in The Meters. “We hebben lootjes getrokken”, herinnert George Porter zich. “We deden met z’n vijven briefjes met namen in een hoed en Marshall Sehorn pakte er een uit. De namen die wij in de hoed deden, hebben we nooit gezien. Allen heeft de naam The Meters erin gedaan, en die werd getrokken.”
 ”Die naam sloeg op ritme,” verklaarde Toussaint in 2015.

In het voorjaar van 1969 brengen The Meters op het Josie label de singles Sophisticated Cissy en Cissy Strut uit, op de voet gevolgd door een album, simpelweg getiteld The Meters (met op de hoes, u raadt het al, allerlei meters)., vol tot op het bot uitgeklede, kurkdroge oerfunk. De elementaire muziek van The Meters lijkt welhaast een instructieplaat voor het maken van funk: syncoperende drums, bas, gitaar en orgel, met precisie gedoseerd, effectief uitgevoerd en onweerstaanbaar swingend.



De muziek is zo kaal dat de nummers in eerste instantie niet eens titels hadden. “Ik noem alle nummers ‘pockets’: losse stukjes muziek die een liedje werden. Ze heetten gewoon ‘Meter 1’, ‘Meter 2’, enzovoorts”, vertelt Porter in een telefoongesprek met Heaven vanuit New Orleans. “We waren op tournee en een A&R-manager kwam langs met het album, en de nummers hadden opeens titels. Waar kwamen die namen vandaan? Marshall Sehorn of Allen Toussaint heeft de nummers een naam gegeven. We moesten de nummers leren aan de hand van de titels, daarvoor waren het gewoon grooves, pockets.”

De eenvoud geeft de muziek van The Meters een onverwoestbare, tijdloze kwaliteit, zoals een boterham met kaas nooit gaat vervelen.



Salif Keïta: afscheid zonder vaarwel

De auteur met Salif Keïta in de kleedkamer van TivoliVredenburg, 17 april 2019.

Dagen als deze kan Salif Keïta (69) missen als kiespijn. Gisteravond stond hij op de planken in Parijs, vanmorgen kwam hij met de Thalys naar Nederland voor de opnames van het televisieprogramma Vrije Geluiden in Utrecht, en vanavond neemt hij de trein weer terug naar de Franse hoofdstad. Het is een moordend schema. Begrijpelijk dat de bijna 70-jarige Malinese zanger aankondigde dat Un autre blanc, dat afgelopen najaar verscheen, zijn laatste album is. Eén vraag brandt op mijn lippen: valt de gouden stem van Afrika stil?

“Ik ben moe”, antwoordt Keïta in de kleedkamer van TivoliVredenburg, met een spectaculair panorama op het stationsgebied van Utrecht. Gelukkig heeft hij na de tv-opnames nog een half uurtje de tijd voor hij weer vertrekt, anders hadden we het interview in de trein moeten houden. Keïta pakt een fles honing van tafel en spuit de inhoud in een kartonnen bekertje met thee uit de automaat. “Dit is niet meer de tijd om albums te maken. Mensen kopen geen albums meer, ze kiezen een of twee nummers uit en dat is het. Er gaat veel tijd en werk in een album zitten, je bent drie of vier jaar bezig met componeren. Het is altijd studio-tournee-studio-tournee. Het houdt maar niet op, ik ben altijd onderweg of ik zit in de studio. Om tijdens een tournee te schrijven is lastig. Tien, vijftien nummers schrijven is te veel werk. Het is moeilijk om geld te verdienen”, verzucht Keïta, die nota bene een van de grootste sterren van Afrika is.

Ik had me voorbereid op een afscheidsinterview, maar dat misverstand wil Keïta de wereld uit helpen. “Dat ik stop met albums maken, betekent niet dat ik stop met muziek maken. Ik zal af en toe nog wel een nieuwe song uitbrengen, of een samenwerking doen.”

"Dit is niet meer de tijd om albums te maken"

Op 25 juni geeft Keïta een concert in Carré. Wie hem nog eens live wil zien moet zijn kans grijpen, want het is ongewis of hij nog eens terugkeert. “Ik wil niet meer toeren op de manier waarop het in het verleden ging. Ik zal misschien nog wel op tournee gaan, maar niet meer met zo veel optredens. Mijn gezondheid is nog goed, maar ik moet aan mijn leeftijd denken. Je moet ook het reizen in ogenschouw nemen, ik wil niet meer elke avond optreden, maar meer ruimte tussen de data hebben. Ik word selectiever. Ik wil ook meer tijd met mijn familie doorbrengen. Sinds 1983 ben ik altijd on the road geweest. Ze zijn blij dat ik weer thuis kom.”

Thuis gaat Keïta echter niet achter de geraniums zitten. “Ik heb een boerderij, in mijn dorp Djoliba, een kilometer of veertig onder Bamako. Ik hou van landbouw en ik ben heel dorps. De dorpelingen boeren vaak nog op traditionele wijze, ze hebben weinig kennis over moderne landbouwtechnieken. Die leer ik hen. Ik heb in het dorp een radiostation opgericht. In de ether praat ik veel over landbouw en het belang van de natuur.”