maandag 30 november 1998

Islamitisch onderwijs: emancipatie of desintegratie?

De islamitische gemeenschap in Nederland heeft een aanzienlijke omvang bereikt. Moskeeën behoren inmiddels tot het gewone straatbeeld in talrijke steden. Na eigen moskeeën is ook de behoefte aan eigen onderwijs gegroeid. Dat leidt in Nederland wel eens tot discussie. Moslimfundamentalisme is tegenwoordig maar al te vaak in het nieuws, en zijn islamitische scholen geen kweekvijvers daarvoor? Bevordert islamitisch onderwijs de emancipatie en het zelfbewustzijn van de islamitische gemeenschap, of leidt het tot isolement en wereldvreemdheid?

Ondoordringbaarheid
Het idee achter islamitische scholen is dat de leerlingen betere leerprestaties leveren. De sociale controle is er groter, de ouders nemen meer verantwoordelijkheid voor hun kinderen, dus de kans dat de jeugd in criminaliteit vervalt wordt verkleind.
De boodschap moet in hun eigen taal aan de islamitische jeugd overgebracht worden. "In haar strijd tegen criminaliteit, drugshandel en sociaal-economische malaise slaagt de overheid er niet in om grote groepen allochtone jongeren te bereiken: in tegenstelling tot moskeeën." (...), schreef Coskun Cörüz (voorzitter Stichting Bijzondere Leerstoel Islam) in De Volkskrant.
De ouders van islamitische kinderen vinden de relatie met de schoolleidingen van normale scholen vaak slecht. De schoolleidingen zouden niet zelden slecht op de hoogte van de religieuze en culturele achtergronden van hun moslim-leerlingen zijn. Schoolleidingen verwijten op hun beurt de islamitische ouders van ondoordringbaarheid, en het leven in een eigen wereld.
Redenerend naar analogie van gereformeerde of katholieke ouders die hun kinderen meestal ook naar respectievelijk gereformeerde of katholieke scholen sturen, zijn de islamitische ouders van mening dat zij hun kinderen daarom best naar een islamitische school kunnen sturen. De Nederlandse grondwet voorstaat tenslotte vrijheid van onderwijs, en een islamitische school is gewoon een bijzondere school.

Emancipatie
Bovendien zou eigen onderwijs in het verleden ook al een grote bijdrage hebben geleverd aan de emancipatie en het zelfbewustzijn- en vertrouwen van andere bevolkingsgroepen, zoals de joden en katholieken. De islam kampt in Nederland met een slecht imago, en doordat religie een belangrijk onderdeel van de identiteit is, is dat schadelijk voor de vorming van islamitische jongeren. Daardoor zouden zij in criminaliteit vervallen.
Volgens voorstanders van islamitisch onderwijs gaat men onterecht ervan uit dat islamitische scholen alleen de leer van de islam prediken. Het lesprogramma bestaat uit het reguliere curriculum zoals die er op elke school is. Het gaat erom dat de leerlingen goed Nederlands leren spreken, en dat het reilen en zeilen van onze samenleving bijgebracht wordt. Er wordt alleen een islamitische stempel op het onderwijs gedrukt.

Integratie
Van belemmering van integratie zou geen sprake zijn, want door verankering van islamstructuren in bestaande structuren wordt de integratie juist bevorderd, is de redenering.
Een pikant detail is dat tien jaar geleden na de oprichting van de eerste islamitische basisschool in Nederland, de eerste lichting minder gemotiveerd blijkt te zijn om islamitisch (vervolg) onderwijs te volgen.
Bovendien is nog nooit bewezen dat islamitisch onderwijs de integratie in de weg staat, en voor de lagere kwaliteit van het onderwijs is evenmin bewijs geleverd. Centraal op islamitische scholen staan goed onderwijs en religieuze vorming (van de moskee blijken leerlingen minder kennis mee te krijgen). Men moet eerst de eigen cultuur kennen om in Nederland te kunnen functioneren.
Volgens de Amsterdamse onderwijsdeskundige Metin Alkan doet `mentale gettovorming' zich echter wel degelijk voor in het islamitisch onderwijs. Hij wijst op de koepelorganisatie ISNO, waarvan het streven veel verder reikt dan de bedoeling de islam in het onderwijs te integreren. Zoals de overheid randvoorwaarden stelt voor het onderwijs, zal zij dat ook moeten doen voor het islamitische onderwijs. Het onderwijs moet aansluiting op de Nederlandse samenleving hebben, daarbij zijn ook de leerlingen gebaat. De onderwijsinspectie zou hiervoor moeten waken.

Moslimambassadeurs
In september 1995 startte de eerste islamitische HBO-opleiding, aan de Academie voor Theologie en Levensbeschouwing van de Hogeschool Holland in Diemen. Bij de start was de belangstelling al drie maal groter dan voor christelijke theologie (dertig tegen tien). Dit cursusjaar was dat elf tegen één.
De HBO-studie in Diemen leidt op tot islamitisch godsdienstleraar of geestelijk opbouwwerker. De student verwerft grondige kennis van de islam, maar ook van andere godsdiensten en levensbeschouwingen. De opleiding bereidt haar studenten ook voor op functies in de maatschappelijke dienstverlening en sociaal-cultureel werk. De oprichters hopen hun studenten op te leiden tot moslim-ambassadeurs. Van een imam-opleiding is geen sprake. Zulke opleiding komen in Nederland zeer moeilijk van de grond. De Binnenlandse Veiligheidsdienst vreest dat buitenlandse fundamentalistische moslims invloed krijgen. De imams komen vaak uit het buitenland ('pendelimams'), spreken geen Nederlands, en weten niets van de Nederlandse samenleving en de situatie van de hier wonende islamieten. De buitenlandse organisaties willen hun invloed handhaven.

Zelfbewustzijn
Ook tweede-generatie moslims zien dit als een probleem. Ze voelen zich moslim, en willen ook zo door het leven. Ze willen echter ook meedraaien in de maatschappij. De imams hebben hiervoor geen (duidelijke) antwoorden. Ze hebben behoefte aan een imam die op de hoogte is van de Nederlandse samenleving. De moslimorganisaties en de eerste generatie, staan sceptisch tegenover een `Nederlandse' imam-opleiding, evenals de HBO-opleiding. Men twijfelde of de islam wel in de juiste (lees: ware) vorm gegoten werd.
De eerste generatie vindt dat de koran in principe niet in het Nederlands uitgelegd kan worden. Ook in het verleden progressieve personen, die een seculier leven leidden, keren zich weer tot hun geloof. De islam biedt hen werk en houvast, wat de linkse kabinetten in het verleden niet deden. Uit teleurstelling en groeiend zelfbewustzijn keren ze zich tegen de Nederlandse samenleving.

Nationalistisch
De moslimorganisaties hebben nauwe banden met de herkomstlanden. Vaak zijn de organisaties nationalistisch georiënteerd. Bijvoorbeeld het Turk-zijn wordt vaak gelijk gesteld aan de islam. Alleen Turken zouden dan in staat zijn een opleiding op te zetten. Dit leidt weer tot verdeeldheid tussen de verschillende moslimgroepen en -generaties.
Het is opvallend dat bij jonge Turkse mannen (ruwweg tussen de 17 en 21 jaar) de aan de Turkse Welvaartspartij gelieerde moslimorganisatie Milli Görüs zeer populair is. Ook de Grijze Wolven zijn populair.
Beide organisaties winnen veel zielen, en dus is de Binnenlandse Veiligheid wegens hun extreem-nationalistische identiteit op haar hoede. De BVD plaatst hierbij wel de kanttekening dat slechts een zeer klein groepje moslims daadwerkelijk streeft naar een islamitische staat of wereldorde, en dus echt gevaarlijk is.
Het is echter moeilijk dit de bestrijden, omdat de moslimradicalen uiterst heimelijk te werk gaan. Zij zijn niet altijd aangesloten bij als radicaal herkenbare organisaties, of ze zijn lid van bonafide grote organisaties, en winnen van binnenuit aan aanhang en kracht.
De BVD heeft geen vrees dat de invloed van radicale moslims binnen afzienbare tijd kritiek zal worden, maar wijst wel op het gevaar op de lange termijn.
Ondanks het groeiende aantal moskeeën, islamitische scholen, en de gesuggereerde daarbij horende isolationisme en desintegratie, is er geen sprake van een islamitische zuil, en dus ook niet van dè islam. De moslimgemeenschap is versplinterd en verdeeld.

Tweedeling
Onder Turken is er een tweedeling van enerzijds Diyanet-aanhangers, en anderzijds aanhangers van Milli Görüs. De meeste Nederlandse moskeeën zijn verbonden aan het Turkse Directoraat voor Godsdienstzaken, het Diyanet. De organisatie stuurt imams en koraanleraren naar Nederland, en betaalt deze. Er is grote bemoeienis van de Turkse staat. Paradoxaal genoeg zet Milli Görüs, die gelieerd is aan de Welvaartspartij, zich af tegen staatsislam. Ook is er een verschil tussen Turken die van het platteland of uit de stad afkomstig zijn. De laatste groep is vaak hoger opgeleid.

Alevieten
Een op zichzelf staande stroming is de vrijzinnige Alevitische islam. Alevieten voorstaan scheiding van kerk en staat en gelijkwaardigheid van seksen. Ze gaan niet naar de moskee en geloven niet in de goddelijke openbaring van de koran. Voor alevieten aanbidt elke godsdienst dezelfde god.
Alevieten aanvaarden geen kledingsregels, houden geen ramadan en sturen hun kinderen naar openbare scholen. Zij zijn de politieke en religieuze onderdrukking in Turkije ontvlucht.

Verdeeldheid
De grote onderlinge verschillen tussen de islamitische stromingen staan het vormen van eenduidig islamitisch onderwijs, waarin elke stroming zich kan vinden, in de weg. De ouders willen voor hun kinderen wel onderwijs met een islamitische signatuur, maar ze weten vaak niet hoe ze daaraan concreet invulling moeten geven. Er wordt dan al gauw teruggegrepen op tradities, en die tradities zorgen juist voor de verdeeldheid.