woensdag 30 november 2011

The Black Keys: Niet te veel hocus pocus

Foto: Danny Clinch

The Black Keys hadden zich net ontwikkeld tot songwriters, besluiten ze op El Camino weer ouderwets te rock ’n rollen.
‘Een rock ’n roll-plaat.’ Zo omschrijft zanger en gitarist Dan Auerbach het zevende Black Keys-album El Camino dat vrijdag in de winkel ligt.
Om eerlijk te zijn: El Camino is niet de meest geïnspireerde plaat in het ijzersterke oeuvre van The Black Keys. Het duo rockt weer als een havenkraan bij windkracht 10, maar El Camino ontbeert bezieling en diepgang en klinkt als formulewerk.
Het is alsof de typische Black Keys-riffs zijn opgeblazen en uitvergroot. ‘Je bent niet de eerste die dat opmerkt’, erkent Auerbach. ‘Dat heeft te maken met de zangeressen die de refreinen zingen, waardoor die automatisch groots en meer poppy klinken. Toen ik hen vroeg, luisterde ik naar Bobbie Gentry, een countrysoul singer-songwriter. Zij liet haar refreinen altijd door zangeressen zingen.’
Verfijnd
De terugkeer naar het elementaire geluid is opvallend. The Black Keys begonnen met primaire bluesrock, maar op Auerbachs schitterende soloplaat Keep It Hid (2009) en Brothers (2010), het succesalbum dat de grote doorbraak van de band werd, had het duo zich juist ontwikkeld tot verfijnde songwriters. ‘Liedjes hoeven niet ingewikkeld te zijn om goed te zijn’, verklaart Auerbach de draai. ‘We wilden muziek maken die ongecompliceerd was. Zonder pretentie.’
Auerbach ziet El Camino niet als een stap terug. ‘Het is meer rock ’n roll, maar melodieus en vocaal veel inhoudelijker dan onze oude platen. El Camino begon met de muziek. Riffs. Gitaar en drums. Een jamsessie. Met Brothers hebben we eerst de teksten geschreven. De muziek moest om het verhaal heen gemaakt worden. Op El Camino zijn de teksten achteraf geschreven. Ze moesten in het liedje passen. Het is een andere benadering met een ander resultaat.’
‘Ik denk dat we meer plezier zullen beleven aan het live spelen van El Camino dan Brothers. Het is leuker om rock ’n roll-nummers voor een publiek te spelen dan langzame ballads. Dan worden de fans wild.’
The Black Keys zijn niet vies van een gebbetje. Met de clip van Lonely Boy doet de band een gooi naar het wereldrecord sufste videoclip ooit: we zien één take – gefilmd met een mobieltje? – van een man bij een dicht loket die uit de pan swingt. WTF?!
Auerbach grinnikt. ‘Een stukje vermaak van drie minuten. We hadden een hele videoclip, compleet met een verhaallijn. Pat en ik acteerden erin. Toen het af was, bleek het resultaat waardeloos. Maar we hadden één stuk waarin een man danste. Toen hebben we dat maar gebruikt. Het is opgenomen op de parkeerplaats van een motel in LA’, zegt Dan zonder een spier in zijn gezicht te vertrekken. ‘Het zou inderdaad de goedkoopste videoclip aller tijden zijn geweest als we alleen dit fragment hadden opgenomen. Maar we hebben een hele draaidag gedaan, er waren vijftig mensen bij betrokken. Het is de duurste single-shot video ooit.’
De danser, Derrick Tuggle, is inmiddels een rijzende ster. Hij mocht in de primetime talkshow van Ellen Degeneres zijn dansje nog eens opvoeren. Zal de Lonely Boy-clip de Black-Eyed Peas weer een MTV Video Award opleveren? De muziekzender graveerde vorig jaar de verkeerde naam in de prijs. Foutje, bedankt.
‘Ik hoop het niet.’


Dit artikel verscheen eerder in De Pers.

vrijdag 18 november 2011

A Tribe Called Quest: reizigers in muziek



A Tribe Called Quest mag dan al anderhalf decennium geen plaat meer hebben gemaakt, hun invloed laat zich tot op de dag van vandaag gelden.

Lees ook:



Op het station van St. Albans in Queens, New York staan Count Basie, John Coltrane, Billie Holiday, Ella Fitzgerald, Fats Waller, James Brown en Lena Horne geschilderd. De buurt is trots op de muzikale grootheden die ooit in de zwarte middenklassewijk hebben gewoond. De jonge leden van rapgroep A Tribe Called Quest keken tegen hen op en droomden ervan ooit ook op die muur te prijken. Maar uit de buurt komen ook helden van hun generatie: rapper L.L. Cool J groeide op bij zijn oma in St. Albans en Run-DMC kwamen uit het naburige Hollis.

Rappers Q-Tip (Jonathan Davis, geb. 1970) , Phife Dawg (Malik Taylor, geb. 1970) en Jarobi White (geb. 1971) zijn jeugdvrienden die samen opgroeiden in St. Albans. Op de Murry Bergtraum High School for Business Careers leert Q-Tip de DJ Ali Shaheed Muhammad kennen. Met zijn vieren beginnen ze de groep Quest.

Murry Bergtraum wordt een cruciale plaats voor hun carrière: onder de leerlingen bevinden zich ook de geestverwante hiphopgroep Jungle Brothers. Het is Afrika Baby Bam van de Jungle Brothers die MC Love Child omdoopt in Q-Tip, en ook met de naam A Tribe Called Quest op de proppen komt. Jungle Brother Mike Gee is het neefje van de populaire en invloedrijke radio-DJ Red Alert, dus dat opent deuren.

Straight Out The Jungle, het klassieke debuutalbum van de Jungle Brothers uit 1988 bereidt de weg voor A Tribe Called Quest. Q-Tip rapt coupletten op Black Is Black. Intussen introduceert Afrika Baby Bam Tip ook bij een andere geestverwante groep: De La Soul, een eigenzinnig raptrio uit Long Island dat wordt geproduceerd door Prince Paul, de DJ van hiphopband Stetsasonic. De La Soul viert in 1989 grote commerciële successen met de singles Me, Myself and I en Say No Go van Three Feet High and Rising, nog steeds een van de beste hiphopalbums aller tijden.

De remix van De La Souls Buddy, met cameo’s van de Jungle Brothers en Q-Tip, wordt het manifest van een revolutionaire beweging in de hiphop: de Native Tongues. Het collectief – bestaande uit kernleden Jungle Brothers, A Tribe Called Quest, De La Soul en Queen Latifah, - stond voor een radicale breuk met de heersende machocultuur van de hiphop. De Native Tongues vierden eigenzinnigheid. Je hoeft helemaal niet stoer te zijn en jezelf te behangen met gouden kettingen. Wees jezelf, durf af te wijken van de norm.

Het geluid van de Native Tongues is in tegenstelling tot de woedende hiphop van Public Enemy en NWA vriendelijk , speels en jazzy, al deelden de Native Tongues hun intelligentie, politieke en sociale bewustzijn en Afrocentrisme. Ook hun kledingsstijl valt op: geen trainingspakken, gympen en gouden kettingen, maar kleurige kleren met verwijzingen naar Afrika, het moederland.

“We maakten het cool om gewoon jezelf te zijn, alles mocht, niks was te gek”, legt Phife uit aan Heaven. “Al was ik niet zo gelukkig met de kleren die we droegen.”