vrijdag 7 oktober 2022

Jeff ‘Skunk’ Baxter: Rocketman

Jeff "Skunk" Baxter. (Foto: Jimmy Steinfelt)

How the hell wordt een rocker defensie-adviseur bij het Pentagon? Dat is top secret. Wel vrijgegeven is het eerste soloalbum van Jeff ‘Skunk’ Baxter, die naam maakte als gitarist bij Steely Dan en The Doobie Brothers. Een debuut na een muziekcarrière van meer dan een halve eeuw. 

Driemaal is scheepsrecht. In de afgelopen tien jaar deed ik voor Heaven drie pogingen om Jeff ‘Skunk’ Baxter (73) te spreken over zijn soloalbum, telkens als er geluiden waren dat de release op handen was. Maar dan werd het toch weer uitgesteld. Nu ligt Speed of Heat dan eindelijk in de winkel en staat Baxter staat ons te woord via Zoom. Zijn telefoonnummer is geheim om veiligheidsredenen. 

“Jeetje, het album heeft lang op zich laten wachten, de eerste track was al af in 1989”, erkent hij in de muziekkamer van zijn huis in Los Angeles. Dezelfde ruimte als op de promotiefoto’s. Op de achtergrond zijn hifi-apparatuur en gitaren te zien.

 “C.J. Vanston (componist en muzikale partner, PS) en ik heb het samen geproduceerd. Het duurde zo lang omdat we allebei druk waren. We hebben er min of meer 33 jaar aan gewerkt.”

Waarom, in een muziekcarrière die in 1968 begon in de band Ultimate Spinach, heeft Jeff Baxter in nooit eerder een soloalbum gemaakt? “Ik vond het nooit een goed idee om een soloalbum te maken nadat je uit een succesvolle band (The Doobie Brothers, PS) bent gestapt. Een platenmaatschappij wil dat graag, zeker ook vanuit zakelijk oogpunt. Maar er was toen al zo veel sessiewerk voor mij en ik produceerde platen voor anderen. Ik werkte ook nog eens samen met fabrikanten van muziekinstrumenten, ik had er gewoon geen tijd voor. Als je een soloalbum wilt maken moet je er echt tijd voor vrijmaken. C.J. en ik dachten steeds: we gaan eraan werken als we tijd hebben. Af en toe een dag of een paar dagen, kijken wat eruit komt en dat sparen we op. Als je steeds een muntje in een spaarpot stopt, is de pot op een gegeven moment vol en breng je het naar de bank.”

vrijdag 17 juni 2022

Hermeto Pascoal: Paradijsvogel

Als Miles Davis je 'de meest indrukwekkende muzikant ter wereld' noemt, dan ben je een baas. Voor Jazzism schreef ik een portret over én met de excentrieke Braziliaanse multi-instrument. Nu in de winkel!



vrijdag 8 april 2022

On The Corner: de meest gehate jazzplaat aller tijden wordt 50


On The Corner (1972) van Miles Davis wordt de meest gehate jazzplaat aller tijden genoemd. Een halve eeuw later is het album toch een invloedrijk werk gebleken. ‘Moet ik wachten tot je wél zover bent, motherfucker?’


Lees ook:

Miles Davis zat niet goed in zijn vel in 1972. Het stuklopen van zijn relatie met Marguerite Eskridge, ongeveer gelijktijdig met de geboorte van hun zoon Erin, was een mokerslag. De belastingdienst deed moeilijk. Davis’ gezondheid begon hem in de steek te laten. Miles moest met lede ogen toezien hoe zijn voormalige bandleden, met wie hij aan de wieg stond van de fusion met het baanbrekende album Bitches Brew (1970), hem in verkoopcijfers waren voorbij gestreefd. 

Davis was niet te spreken over de richting die fusion op ging: te veel virtuositeit, te weinig gevoel. Maar hij had de bruggen naar de jazz achter zich verbrand. 

"Ik wil een zwarte horen zeggen:‘ik hou van Miles Davis'" 

Het was een tijd van Black Power, en het zat Davis niet lekker dat hij nauwelijks speelde voor mensen met zijn eigen huidskleur. Miles, nu halverwege de veertig, constateerde dat de zwarte jeugd niet meer naar jazz of naar hem luisterde, maar naar James Brown en Sly and the Family Stone. Tijd voor een koerswijziging. ‘Ik speel niet voor blanken, man’, zei Davis tegen Melody Maker. ‘Ik wil een zwarte horen zeggen: ‘ik hou van Miles Davis.’’

vrijdag 18 februari 2022

Leo Nocentelli: goddelijke interventie

Leo Nocentelli live in 2006 (Foto: Flickr/cisc1970)

Hoe het vergeten en verdwenen solo-album van Leo Nocentelli, gitarist van de pionierende funkband The Meters, uit het wassende water van orkaan Katrina werd gered en na vijftig jaar eindelijk zijn weg naar de luisteraar heeft gevonden, is een ongelofelijk verhaal. ‘Het heeft een zekere spiritualiteit.’


Lees ook:

De toekomst is ongewis als Leo Nocentelli in 1971 zijn intrek neemt in de fameuze Jazz City Studio in New Orleans om een paar solo-demo’s op te nemen. “Ons label Josie, waarop The Meters drie albums hadden uitgebracht, ging failliet. Dus we hadden geen platencontract meer. We hadden niks te doen dus ik besloot wat nummers te schrijven”, vertelt de 75-jarige Nocentelli een halve eeuw later aan de telefoon vanuit ‘The Big Easy’. Tijdens de sessies over een periode van twee maanden wordt de gitarist vergezeld door zijn Meters-collega’s George Porter Jr. (bas) en Joseph “Zigaboo” Modeliste (drums). Af en toe schuiven ook hun illustere vaste producer Allen Toussaint en jazzmuzikant James Black aan achter de piano en het drumstel.

Maar ondanks de bijna voltallige Meters-bezetting (op toetsenist Art Neville na), tapt Nocentelli uit een ander vaatje. “Ik had een paar platen gekocht van James Taylor en was erg gecharmeerd van wat hij deed, de akkoordenschema’s en zijn teksten. Het was niet van ‘baby I love you’ en ‘don’t leave me’, maar het waren verhalen. Ik wilde ook dat soort liedjes schrijven.”


"Toen ik er destijds naar luisterde zou ik het ‘country and western’ genoemd hebben"


Folk

Leo verruilt zijn elektrische gitaar voor een akoestische, en wat er uit de sessies komt is niet de minimale oerfunk waar The Meters patent op hebben. “Toen ik er destijds naar luisterde zou ik het ‘country and western’ genoemd hebben. Met de kennis van nu zou ik het een folk album noemen”, omschrijft Nocentelli de tien songs op Another Side, zoals het album vijftig jaar na dato is vernoemd. “Het heeft een folk-feeling, folk-teksten die ik normaal niet voor een funknummer van The Meters zou schrijven, zoals Pretty Mittie en You’ve Become a Habit, dat over een prostituee gaat. Het is een singer-songwriter plaat, terwijl The Meters het volledige repertoire van solo’s, ingenieuze zang en achtergrondzang had. Al zit er nog steeds funk in, want zo ben ik nu eenmaal. Dit is strikt singer-songwriter, het is een andere manier van denken.”

Nocentelli ziet het, zoals de albumtitel impliceert, als een andere kant van zichzelf. “Het zit in je. Ik heb geleerd om naar verschillende genres te luisteren en ze te spelen. Toen ik jong was had ik drie of vier optredens per dag in New Orleans: een jazz-optreden, een dixieland-optreden, een R&B-optreden, enzovoorts. Je moest verschillende stijlen leren beheersen om te overleven. Zo heb ik een oor voor verschillende muzieksoorten ontwikkeld en ze leren spelen.” 

Het is een ander idioom, maar de muzikale benadering is hetzelfde als met The Meters: eenvoud. The Meters namen een jaar eerder een fijngevoelige cover op van Wichita Lineman voor hun derde album Struttin’, dat stilistisch een voorproefje van Another Side had kunnen zijn. Het funky Riverfront, gebaseerd op de ervaringen van Art’s broer Aaron Neville als havenarbeider in New Orleans, schuurt tegen The Meters aan. Een hoogtepunt op Another Side is een prachtige, wellicht zelfs superieure cover van Elton John's Your Song, dat op dat moment een hit was.