dinsdag 17 augustus 2010

Gil Scott-Heron: het zwarte geweten


Vijftien jaar lang was Gil Scott-Heron vanwege een cocaïneverslaving van het toneel verdwenen. Niemand had nog gerekend op een terugkeer. Lang bleef hij niet. Een jaar na zijn comebackalbum I'm New Here (2010) overleed de godfather of rap. 

(Dit artikel is in 2022 geüpdatet)

Lees ook:

We schrijven 1969, het hoogtepunt van de zwarte burgerrechtenbeweging. Een jaar eerder waren Martin Luther King en Robert Kennedy vermoord. De droom dreigde in duigen te vallen. De toon van het zwarte activisme werd radicaler.

Gil Scott-Heron, zoon van de in Schotland legendarische Celtic-voetballer Gil Heron, was 20 jaar jong en studeerde literatuur aan Lincoln University in Pennsylvania, een prominente Afro-Amerikaanse universiteit. Daar ontmoette Gil de kunststudent Brian Jackson. Beide deelden een voorliefde voor een beroemde Lincoln-alumnus, de Afro-Amerikaanse schrijver Langston Hughes (1902-1967), en muziek.

Hun eerste ontmoeting staat Brian nog helder voor de geest: "Ik zat in een van de repetitieruimtes van de muziekfaculteit piano te spelen. Een jongeman kwam binnen en stelde zich voor als Victor Brown. Hij vertelde dat hij ging meedoen aan een talentenjacht. Je kon 100 dollar winnen. Hij vroeg of ik wilde meedoen. Hij wilde het nummer God Bless The Child uitvoeren, of ik dat kende? Ja natuurlijk, van Billie Holiday. Maar hij wilde de versie van Blood, Sweat & Tears doen. Ik zei: je hebt geluk want dat is de versie die ik ken. 
Toen vroeg ik of hij maar één liedje ging doen, dat was nogal ongebruikelijk. Hij zei dat hij nog een nummer ging doen, dat door een vriend was geschreven. Ik vroeg of ik het mocht horen, en Victor liep naar de repetitieruimte ernaast om zijn vriend te halen. En dat was Gil. 
Het nummer heette Where Can a Man Find Peace, of kortweg Peace. Een schitterend lied, Victor zong het prachtig. Het staat op de heruitgave van Free Will, dat is een oude demo van onze band Black and Blues. Toen ze dat nummer voor me speelden werd ik omver geblazen. Ik had een hele trits songs waar ik teksten voor probeerde te schrijven, en dacht: wow, deze gozer is geweldig, misschien kan hij wat nummers voor mij schrijven. 
Ik speelde een van mijn liedjes voor hem en we praatten over wat het voor mij betekende. Dat werd onze modus operandi. Als ik een nummer had geschreven, of een flard tekst of een hook, vertelde ik Gil wat het betekende en dan maakte hij het af. 
Dit lied heette A Toast to the People. We waren zeer tevreden over het resultaat en besloten dat we gingen samenwerken. De band Black and Blues was onze speeltuin. De band bestond uit vijf zangers en vijf muzikanten. 
Gil en ik werden snel vrienden, we hingen veel samen rond, luisterden veel naar muziek samen, schreven veel muziek en repeteerden met de band.”

Schrijver

Gil had ook aspiraties als schrijver en dichter. Hij werkte aan een dichtbundel (Small Talk at 125th and Lenox) en een roman (The Vulture), die in 1970 verschenen.

De boeken betekenden tevens het begin van Gil en Brians muzikale carrière. Via zijn uitgever World Publishing kwam Gil in contact met producer Bob Thiele, die net het jazzlabel Flying Dutchman Records had opgericht na zijn vertrek bij ABC/Impulse. Thiele had geen geld om een plaat te maken, maar vroeg of Gil belangstelling had om spoken word op te nemen. Als dat geld in het laatje zou brengen, beloofde Thiele om Gils nummers op te nemen.

The Revolution Will Not Be Televised 

Gil Scott-Herons debuutalbum, A New Black Poet – Small Talk at 125th and Lenox werd opgenomen met publiek in een nachtclub op de hoek van 125th Street en Lenox Avenue in Harlem. Op kale percussieritmes droeg Gil felle politieke gedichten voor als Whitey on the Moon en een vroege versie van The Revolution Will Not Be Televised

The Revolution Will Not Be Televised was tongue-in-cheek kritiek op hoe de media je van alles proberen aan te smeren", legt Brian Jackson uit. "Hoe ze spullen aan ons verkochten die we helemaal niet nodig hadden. Met psychologische reclametrucs lieten ze ons geloven dat we die nodig hadden, dat ons leven anders niet compleet was. Ze speelden in op onze onzekerheden. Deze deodorant zou je meer acceptatie door andere mensen geven. Of met deze oogschaduw vallen alle mannen op je. Als je deze toiletreiniger niet gebruikt maak je jezelf belachelijk bij je visite. Nu in het internettijdperk is nog nog veel erger; nu raden de reclamebureau’s niet meer wat je onzekerheden zijn, ze wéten nu wat je onzekerheden zijn.”

Niet alleen de witte onderdrukker krijgt er van langs, zwart net zo goed. Op Brother veegt Gil de vloer aan met zogenaamde zwarte activisten die iedereen afkammen maar zelf geen steentje bijdragen. De revolutie komt er niet als je op je gat voor de tv blijft zitten.


Godfather of Rap

Small Talk at 125th and Lenox levert genoeg geld op om een album met een band op te nemen. En het zijn niet de minsten die meespelen op Pieces of a Man (1971): bassist Ron Carter, drummer Bernard Purdie en dwarsfluitist Hubert Laws.

Pieces of a Man (1971) opent met een nieuwe versie van The Revolution Will Not Be Televised. Gils spervuurgedicht op een funky beat en baslijn groeit uit tot een blauwdruk van de moderne hiphop en levert Gil de eretitel 'godfather of rap' op.

Daar had Gil wel gemengde gevoelens over. In Message to the Messengers (1994) zou hij een kwart eeuw later jonge rappers wijzen op hun  verantwoordelijkheid, en dat hij liever ziet dat zij hun podium gebruiken om mensen vooruit te helpen. Brian Jackson: “Gil vond het prima dat spoken word in combinatie met muziek werd gebruikt, maar hij vond sampling lui." 


 
Dat hun muziek zo invloedrijk zou worden, had Brian nooit durven dromen. "We borduurden voort op onze eigen invloeden. We waren leerlingen.  Ons enige doel was om muziek te maken die van hetzelfde kaliber was, als een eerbetoon. Er waren zoveel godfathers van van alles en nog wat. Er waren andere artiesten die vóór ons kwamen die wij ook ‘sampelden’. Clark Terry, Oscar Brown Jr., Amiri Baraka, Leroy Jones, The Last Poets, The Watts Prophets. Er waren zo veel anderen die net zoiets deden als wij, wij waren slechts onderdeel van die beweging.”

Het warme, rijke souljazz-geluid van Pieces of a Man was muzikaal een grote stap ten opzichte van zijn kale voorganger. Gil ontpopte zich als getalenteerd zanger op Lady Day and John Coltrane en op het aangrijpende junkiedrama Home Is Where the Hatred Is. Zelf nog clean als een dauwdruppel in een Alpenweide leefde hij zich in de psyche van een verslaafde in en schreef de soundtrack van een tragisch leven, die later voor Gil zelf the story of his life zou worden. “You keep saying kick it, quit it, God, but did you ever try?”



Pieces of a Man was de eerste keer dat de songwriterstandem Gil en Brian op plaat samenwerkten. Brian schreef aan zeven van de tien nummers mee, maar alleen Gils naam staat op de hoes. Volgens Gil wilde hij wel dat Brians naam ook op de voorkant kwam te staan, maar stak Thiele daar een stokje voor. Om die reden, zo beweerde Gil althans, werd Free Will (1972) het laatste album van het duo voor Flying Dutchman.

De sfeer op Free Will is paranoïde, Gil gaat tekeer tegen de klopjacht van de FBI op de Black Panthers (No Knock), politiegeweld en de witte diefstal van het zwarte cultuurgoed (“We declare war on Eric Burdon!”).

Gil en Brian stapten over naar het progressieve jazzlabel Strata East voor Winter in America, het eerste album dat op beider naam staat. De toon was introspectiever en donkerder. De albumtitel verwees naar de problemen van de tijd: stagflatie, de oliecrisis, Watergate,de moorden op Martin Luther King, John F. en Bobby Kennedy, de verpaupering van de zwarte wijken. Gil ging te rade bij een stel alcoholisten dat elke dag rondhing voor het huis dat hij met Brian deelde in Washington D.C. voor The Bottle, een van hun grootste hits.



The Bottle werd Gils en Brians ticket naar de mainstream. Voormalig CBS-topman Clive Davis was bezig Arista op te richten en zag wel commerciële potentie in het duo. “Gil Scott-Heron was een original. Een charismatisch figuur met een ongelofelijk literair talent. Ik dacht dat hij hits kon scoren die hem een grote carrière konden geven.” Lou Reed, The Grateful Dead, Patti Smith en Gil en Brian waren de eerste artiesten die bij Arista tekenden. The First Minute of a New Day (1975)wordt hun eerste album voor het nieuwe label.

De inhoudelijke focus was breder op From South Africa to South Carolina (1976). “De zwarte gemeenschap was erg ik-geörienteerd. De problemen in de derde wereld gingen langs ons heen, omdat we alleen maar met onszelf bezig waren”, vond Gil. Als een van de eerste artiesten nam Gil Scott-Heron stelling tegen apartheid in Zuid-Afrika op de hit Johannesburg.


Telefoontaps

De grotere exposure trekt niet alleen de aandacht van nieuwe fans. Veiligheidsdiensten zagen in de politieke teksten aanleiding om de telefoon van Gil en Brian af te tappen. “Je hoorde altijd twee of drie klikken als je de telefoon opnam", vertelt Brian. "We deden altijd alsof we gingen ophangen: 'okee, bye!' En dan wachtten we tot we weer geklik hoorden. Iedereen met een uitgesproken mening die de regering als opruiend of anti-Amerikaans zag, of dat wel of niet echt zo was, werd in de gaten gehouden. De FBI hield zo veel mensen in de gaten, vooral Afro-Amerikanen als ze zelf maar een klein beetje kritiek op de Vietnamoorlog of het raciale problemen in het Zuiden, of als ze organisaties als The Black Panthers niet publiekelijk veroordeelden. Dus ze luisterden ons zeker af om te weten te komen wat wij in ons schild voerden.”
 “Werden we in de gaten gehouden? Ik vond dat ik in de gaten gehouden moest worden”, zei een strijdbare Gil ooit.

Het muzikale geluid veranderde. Gil en Brian gingen experimenteren met elektronica en synthesizers in samenwerking met TONTO’s Expanding Head Band van producers Malcolm Cecil en Robert Margouleff. Zij werkten eerder samen met Stevie Wonder en produceerden voor Gil en Brian Bridges (1977), Secrets (1978) en 1980 (uit 1980 dus).


Breuk

Begin jaren tachtig hield de samenwerking tussen Gil en Brian op. De vriendschap bekoelde en ze zouden uiteindelijk vijftien jaar niet spreken.

“We hadden verschillende muzikale ambities", kijkt Brian terug.  “Gil was tevreden met wat we deden. Ik ook, maar ik probeerde ook een stap verder te zetten. Gil vond zijn muzikale capaciteiten beperkt, misschien voelde hij zich bedreigd en geïntimideerd door de ideeën die we met de band ontwikkelden. Dat gaf me een slecht gevoel, misschien moest ik terughoudender zijn en meer rekening houden met zijn onzekerheid. De reden waarom ik oorspronkelijk met hem ging samenwerken was om zijn boodschap te optimaliseren. Toen hij zei dat dat niet gebeurde, was dat een klap voor mij. Dus ik deed een stapje terug en liet de leiding van de band meer aan hem over. Maar Gil, vanuit zijn jeugd, had verlatingsangst. Hij interpreteerde veel dingen als dat ik hem in de steek liet, en dat hij dat een stap vóór moest zijn. ‘Ik verlaat jou voordat je mij verlaat’, snap je? Mogelijk speelden drugs daar ook in mee.”

Geen cent

Na de breuk werkte Brian Jackson in jaren 80 samen met onder meer Kool and The Gang en Will Downing. Van de platen die hij met Gil Scott-Heron maakte, en van de samples die Kendrick Lamar en legio andere rappers gebruikten van hun muziek, beweert Brian geen cent te krijgen, omdat Gil hun gezamenlijke publishing company Brouhaha Music zonder zijn medeweten zou hebben opgedoekt en zijn naam van de rechten zou hebben geschrapt. Brian was genoodzaakt om een kantoorbaan te nemen als IT-medewerker bij de gemeente New York. “Ik heb wel overwogen juridische stappen te nemen, maar de kosten weerhielden me ervan. Het kwam erop neer dat ik moest beslissen wie er te eten zou hebben. En dan koos ik altijd voor mijn kinderen.” Jackson moest zelfs op eBay zijn eigen demo's uit de jaren 70 terugkopen. Hij gebruikte ze voor zijn soloalbum This is Brian Jackson uit 2022.

Gils solocarrière ging intussen voor de wind. Hij maakte deel uit van Stevie Wonders Hotter Than July tournee (als vervanger van de terminaal zieke Bob Marley), een campagne voor het instellen van de geboortedag van Martin Luther King als nationale feestdag. B-Movie, een frontale aanval op het dreigende rechtse, egoïstische en conservatieve beleid van de nieuwe president en voormalig B-acteur Ronald Reagan, werd een hit.

Maar Gil kreeg problemen met Arista toen het label in 1983 aan RCA werd verkocht. De betalingen werden bevroren, maar het contract werd niet opgezegd. Dat verlamde Gil, want hij mocht niet naar een andere platenmaatschappij en had geen geld om te werken.



Moving Target (1982) werd voorlopig Gils laatste plaat in twaalf jaar. Het wordt stil rond Gil. Ergens in de jaren ’80 ging het mis en raakte Gil aan de drugs. Begin jaren ’90 deden zich geruchten de ronde dat hij zwaar verslaafd was aan de cocaïne. Er waren arrestaties. Gil kwam niet opdagen bij optredens.

Maar dan was er in 1994 een comeback. De dan 45-jarige Gil zag er twintig jaar ouder uit, maar was in topvorm op Spirits. Hij gebruikte zijn erkenning als godfather of rap om zijn volgelingen op hun verantwoordelijkheden te wijzen in Message to the Messengers en ontmaskerde op magistrale wijze de ware aanleiding voor de Golfoorlog op Work for Peace (“America is no longer fighting to keep our souls safe, but to keep the jobs going in the arms making workplace”).



Brian Jackson is ook te horen op Spirits, maar dat betrof een oude opname van de sessies voor het album Secrets (1978). Er was in de jaren 90 weer toenadering tussen de voormalige vrienden, ze traden ook weer samen op. “We probeerden het bij te leggen, maar toen werd Gil gearresteerd en moest hij naar de gevangenis. En dat gebeurde nog een keer. Onderwijl speelden er een heleboel problemen met publishing die niet werden opgelost.” 

Gil gaf een zeldzaam Nederlands optreden in 1998 op het Bevrijdingsfestival in Haarlem. In een onwaarschijnlijke – en wellicht wanhopige - career move leende Gil zijn stem voor reclames. Het was zijn stem die de bekende slogan “You know when you’ve been Tango’d” uit de jaren ’90 uitsprak.



Verslaving

Maar daarna viel het weer stil. In 2000 werd Gil in New York gearresteerd met 1,2 gram coke en twee crackpijpen op zak. Hij moest een jaar de cel in, en er werd gevreesd dat hij dat niet zou overleven.
Eind 2003 leek het weer de goede kant op te gaan, als Gil herenigd met Brian weer ging optreden. Er werd gesproken geruchten over een nieuwe plaat. Maar toen werd Gil opnieuw gearresteerd omdat hij wegliep uit een afkickkliniek, naar verluidt omdat ze hem geen hiv-medicatie gaven. In 2006 werd hij veroordeeld tot vier jaar cel, waarvan twee voorwaardelijk.

De drugs hadden hun tol geëist op Scott-Herons lichaam. Het was schrikken om de nieuwe Gil Scott-Heron te zien in de documentaire The Revolution Will Not Be Televised van Don Letts (2005) was de helft van zijn gebit uitgevallen.



Hoe een intelligent persoon als Gil Scott-Heron zelf ten prooi kon vallen aan de gevaren waarover hij schreef, is een mysterie. Als hem ernaar werd gevraagd ontkende hij dat hij een drugsprobleem had, of geeft een ontwijkend antwoord als: “Ik ben verslaafd aan het schrijven van een goed nummer of gedicht.” Of: “Ik ben geen Pablo Escobar.”

“Drugsverslaving is een ziekte", verklaart Brian Jackson. "Je kan een intelligente man zijn en longkanker hebben. Je kan een intelligente vrouw zijn en eierstokkanker hebben. Een ziekte hebben zegt niks over je intelligentie. We moeten drugsverslaving meer als ziekte zien. Misschien vinden we dan ook een oplossing. We zien het te veel als: je doet het of je doet het niet. Maar het is niet zo’n duidelijke keuze.” 

En zo ging een decennium dat schreeuwde om een Gil Scott-Heron plaat, aan hem voorbij. De dubieuze verkiezing van George W. Bush, 9/11, de leugens rond de invasie van Irak, de oorlog in Afghanistan, de verkiezing van Barack Obama als eerste zwarte president van Amerika. Wie kon de politieke turbulentie beter van commentaar voorzien dan Gil Scott-Heron?

“Het is interessant om te weten wat Gil daarover had gezegd. Hij zou hebben gezegd: het is niet belangrijk wat wij erover zeggen, het is belangrijker wat we eraan gaan dóen", zegt Brian Jackson bevlogen. "Leiders en spreekbuizen zijn enigszins van belang, maar we hebben een punt bereikt waarop wij allemaal spreekbuizen moeten zijn. We moeten allemáál van ons laten horen en in verzet komen. Dat kunnen we niet overlaten aan één of twee mensen die dat uiteindelijk met hun leven moeten bekopen. Als we iets hebben geleerd van de jaren 60, is dat er meer nodig is dan alleen een Malcolm X, Martin Luther King of Gil Scott-Heron om te doen wat nodig is.” 

Comeback

In zijn cel op Rikers Island kreeg Gil in 2006 bezoek van Richard Russell, baas van het label XL. Na zijn vrijlating een jaar later 2007 begonnen Gil en Russell te werken aan een comebackalbum. In februari 2010 kwam I’m New Here uit, een album donker en dreigend als een steeg in de South Bronx om 3 uur ’s nachts.



Het vergt weinig fantasie om te begrijpen dat I’m New Here een testament was van Gils eigen struggles. “I did not become someone different that I did not want to be”, verklaart hij in de titelsong. “No matter how wrong you gone, you can always turn around.”

Zingen ging moeilijk, maar Gils woorden hadden nog niet aan kracht ingeboet. Zijn dwingende, verweerde stem en duistere poëzie grijpen je bij de strot. Geen politiek op Gils agenda deze keer, ook geen melodieuze souljazz, maar naargeestige, elektronische soundscapes als omlijsting voor gedichten over de onderbuik van de samenleving. Niet ieders kop thee en een meesterwerk is I’m New Here beslist niet. (Voor wie het album moeilijk te verteren vindt: Makaya McCravens herinterpretatie getiteld We’re New Again: A Reimagining uit 2020 blijft dicht bij de vertrouwde Gil Scott-Heron sound)

Hoe wankel het evenwicht was dat Gil in zijn leven had gevonden, bleek enkele maanden later toen hij in de zomer van 2010 zonder opgaaf van reden op het allerlaatste moment niet kwam opdagen bij zijn optreden op op North Sea Jazz. En niemand kon vertellen waar hij uithing.

Tien maanden later, op 27 mei 2011, overleed Gil Scott-Heron. Hij werd 62 jaar.

De trots op hun erfenis overheerst bij Brian Jackson. “Het is ironisch; door onze pogingen om de traditie voort te zetten, met name de griot-traditie uit West-Afrika, zijn we zelf onderdeel geworden van die traditie. Ik voel me vereerd dat ik in het rijtje van die grootheden sta.”


Dit artikel werd in augustus 2010 gepubliceerd in popmagazine Heaven en in 2022 geüpdatet met commentaar van Brian Jackson. Voor dit artikel werd gebruik gemaakt van Mojo magazine van augustus 2001.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten