vrijdag 1 juli 2005

Wederopbouw Irak is een fata morgana

“Is het de opoffering waard? Het is het waard.” Zalvende woorden sprak de Amerikaanse president Bush dinsdag. Zijn onderdanen hebben elke fiducie in de wederopbouw van Irak verloren. Het geweld heeft de omvang van een burgeroorlog en los van op zichzelf staande succesjes staat de wederopbouw zo goed als stil.

De gemiddelde inwoner van Bagdad merkt weinig van de wederopbouw. Stroomuitvallen van enkele uren achtereen zijn alledaags. In een stad waar het ’s zomers 50 graden Celcius kan worden en airco’s van levensbelang zijn, is dat een grote bron van ergernis. Om het nog zacht uit te drukken. Tel daar nog eens een allesbehalve optimaal functionerende waterleiding bij op. Een torenhoge werkloosheid en de onveiligheid trekken een wissel op de levenskwaliteit.

Achteruitgang
President Bush beloofde dat het nieuwe Irak een welvarend land met een hoge levensstandaard voor alle inwoners zou worden. Maar het gros van de Irakezen vindt dat ze er sinds de val van Saddam Hussein alleen maar op achteruit zijn gegaan. Die onvrede kan ook worden gestaafd met cijfers; volgens het VN-Wereldvoedselprogramma is 27 procent van alle kinderen onder de vijf jaar ondervoed. Negentig procent van de Iraakse steden heeft geen behoorlijke riolering. Een derde van de Irakezen heeft geen beschikking over schoon drinkwater.

Maar als we de officiële cijfers mogen geloven, wordt er aan de weg getimmerd om de Iraakse infrastructuur weer op te bouwen. Sinds 2003 heeft USAID (United States Agency for International Development) ruim vijf miljard dollar uitgegeven aan de wederopbouw van Irak. Wekelijks publiceert USAID een update van de wederopbouwactiviteiten, waarin trots kond wordt gedaan van de prestaties.

In onder meer Kirkuk en Bagdad worden elektriciteitscentrales gebouwd. Er wordt meer elektriciteit gegenereerd dan in de tijd van Saddam. In Karbala wordt een waterzuiveringsinstallatie aangelegd. De olieproductie zit met 2,17 miljoen vaten per dag bijna op vooroorlogs niveau (2,5 miljoen). De van oudsher gecentraliseerde economie wordt hervormd tot een marktmodel. Er wordt samengewerkt met gemeenschappen om hun behoeften te inventariseren. Ruim een half miljoen kinderen krijgen spullen voor school of andere lesprogramma’s. Duizenden politieagenten en militairen worden opgeleid.

Gegoochel met cijfers
Bij de cijfers van USAID kunnen echter vraagtekens geplaatst worden. “Het is een cijferspel”, zei Reinoud Leenders, Midden-Oostenanalist van de denktank International Crisis Group (ICG) en auteur van een kritisch rapport over de wederopbouw, in januari tegen de Arabische zender al-Jazeera.

Leenders berekende dat van de 18,4 miljard dollar die het Amerikaanse Congres vrijmaakte voor de wederopbouw, slechts 1,5 miljard is uitgegeven. Veertig procent daarvan is bovendien gespendeerd door buitenlandse organisaties aan beveiliging. Uiteindelijk is slechts 900 miljoen dollar daadwerkelijk aan wederopbouwprojecten besteed, schat Leenders.

Corruptie
De wederopbouw wordt tevens geplaagd door corruptie. Vorige maand constateerde Stuart Bowen, bijzonder inspecteur-generaal voor de wederopbouw van Irak, dat honderd miljoen dollar is verdwenen, waarschijnlijk in de zakken van corrupte functionarissen.

De ICG publiceerde vorig jaar een uiterst kritisch rapport over de wederopbouw. De Coalition Provisional Authority (CPA), het voormalige Amerikaanse bestuur, maakte ‘schokkende fouten’. Het ontbrak aan planning, de behoeften van burgers werden genegeerd, gelden werden te traag geïnvesteerd, de focus lag te veel op lange-termijnprojecten in plaats van nijpende, urgente problemen die het dagelijkse leven bemoeilijkten.

Geweld is obstakel
Een belangrijk obstakel voor de wederopbouw is het geweld. Opstandelingen gebruiken wederopbouwprojecten als doelwit voor aanslagen en sabotage. Werknemers – al dan niet buitenlands - zijn prooien van opstandelingen voor ontvoeringen en moorden. De VS moeten daardoor meer geld uitgeven aan bewaking (eind 2004 ging 22 procent van alle aanbestede contracten naar bodyguards). Of projecten worden algeheel afgeblazen.

Maar het excuus dat de onveiligheid de wederopbouw ondermijnt is slechts ten dele waar, vinden critici. “Er zijn veel delen van het land die relatief veilig zijn”, zegt Isam al-Khajafi, directeur van Iraq Revenue Watch, een divisie van het Open Society Institute, dat zich inzet voor democratisch en transparant bestuur.

Voor een groot deel wordt de woede en frustratie van Irakezen veroorzaakt door het gevoel dat ze worden uitgesloten van wederopbouwprojecten, menen critici. Weinig contracten werden toegekend aan Iraakse bedrijven. Het Open Society Institute rapporteerde in september 2004 dat slechts twee procent van de 1,5 miljard dollar aan contracten die werden betaald met olieopbrengsten, naar Iraakse bedrijven ging.

Bovendien hebben Irakezen het gevoel dat buitenlandse ondernemingen liever buitenlanders in dienst nemen. Officieel werken er tachtigduizend Irakezen aan wederopbouwprojecten; de beroepsbevolking telt 6,7 miljoen Irakezen. Maar naar schatting zijn er twintigduizend buitenlandse werknemers in Irak (IPS). Niettemin komt de onvrede onder de Irakezen de veiligheidssituatie niet ten goede, waarschuwt het Open Society Institute.

De voortgang van de wederopbouw verloopt dus allerminst vlekkeloos. Maar welke dingen gaan eigenlijk wel goed?

In veel gebieden wel succes
Mariwan Kani, journalist en Irakees, constateert dat in de meeste delen van Irak de wederopbouw redelijk goed verloopt. “In het Koerdische deel in Noord-Irak worden huizen, ziekenhuizen, scholen, universiteiten en hotels gebouwd. Dat verloopt goed”, zegt Kani tegen Planet.nl. “In Zuid-Irak verloopt het redelijk. Mensen hebben meer geld dan in de jaren negentig, jongeren kunnen weer plannen maken, bijvoorbeeld om te trouwen. De steden zijn schoner. Ik hoorde van een vriend dat ze Nasiriyah gingen schoonmaken. Een paar dagen later kwam hij daar, hij had het nog nooit zo schoon gezien.”

De problemen concentreren zich volgens Kani vooral in de soennitische gebieden, met name in sommige wijken in Bagdad en steden als Mosul en Ramadi. De (media-)aandacht gaat te veel uit naar de aanslagen, vindt Kani. “Het gaat niet uitstekend, maar de aandacht voor de aanslagen overschaduwt de aandacht voor de andere ontwikkelingen. Er gebeurt veel meer in Irak. Er wordt weer muziek gemaakt, er worden weer boeken uitgegeven, er wordt weer gesport.”

Irak-deskundige Pim van Harten is het echter grondig met Kani oneens. Op macro-economisch niveau verkeert de wederopbouw in een impasse, werpt hij tegen.

“Het geweld heeft de wederopbouw volledig van de agenda geblazen. Er ligt heel veel stil,” zegt Van Harten. “Het offensief in Fallujah [april 2004 – red.] begon omdat er een paar Amerikaanse contractors gelyncht werden. Dat kon toen nog, dat je een paar Amerikanen een stad in stuurt voor de wederopbouw. Dat kan nu echt niet meer.”

Verder constateert Van Harten dat de door de Amerikanen ingezette liberalisering van de economie, waarbij staatsfabrieken werden afgestoten, hebben geleid tot een enorme werkloosheid. De CIA schat de werkloosheid op 25 à 30 procent, maar de Universiteit van Bagdad zelfs op 70 procent. Volgens Van Harten is geld geen probleem. “Geld is er genoeg, er moet alleen een manier gevonden worden om het te besteden.”

Lokale successen
Op lokaal niveau worden wel succesjes geboekt. “Wat betreft de aanleg van scholen en wegen zijn er veel lokale verschillen”, aldus Van Harten. “Dat komt doordat de verhoudingen tussen de provincies en Bagdad zijn veranderd. Vroeger werd alles centraal geregeld. Tegenwoordig kunnen provincies zelf onderhandelen. Toen de Amerikanen nog formeel de macht hadden konden gouverneurs met hen wel eens wat ritselen.”

“De succesverhalen zijn lokale verhalen, en die hebben een tijdelijk karakter”, vervolgt Van Harten. “De interim-regering werkt aan een nieuwe Iraakse grondwet, en ze zijn er nog niet uit of het een federale staat gaat worden.” Het is dus mogelijk dat de huidige autonomie van de provincies op termijn weer ingeperkt wordt.

Middenstand bloeit
Middenstanders maken een bloeiperiode door. “Kleine middenstanders doorstaan altijd alle oorlogen”, zegt Van Harten. “Je ziet nu een boom van kleine middenstanders. De consumentenmarkt groeit. Uit Koeweit worden koelkasten geïmporteerd, tv’s uit Dubai.”

Op de nationale economie heeft het echter weinig effect. “Grote bedrijven hebben behoefte aan stabiliteit.”

Het zal veel vergen om de neerwaartse spiraal om te buigen en de belofte van een welvarend, vreedzaam land waar te maken. Maar dat is ook niet verwonderlijk in een land dat decennia lang is uitgemergeld door oorlog, sancties en tirannie. En om Bush’ vraag te beantwoorden of het de opoffering waard is: de VS hebben geen keuze. Zonder de Amerikaanse militaire aanwezigheid is het einde helemaal zoek. Maar de VS hebben in beginsel de morele plicht Irak op te bouwen. Daartoe verplichtten de VS zich met de invasie. Oud-minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell waarschuwde Bush al een half jaar voor de oorlog: “U wordt de trotse eigenaar van 25 miljoen mensen. U bezit al hun hoop, aspiraties en problemen. U bezit het allemaal.”


Dit artikel verscheen eerder op Planet.nl.