zaterdag 10 december 2011

Bobby Womack: 'Uit het niets ging het beter’

Bobby Womack en ik, 17 juni 2011

“Ik heb dit nog nooit eerder verteld”, kraait Bobby Womack opgetogen met zijn karakteristieke raspstem. Wellicht is het te danken aan mijn beeldschone Keniaans-Limburgse collega dat de 67-jarige soulveteraan op zijn praatstoel zit. Bobby Womack geeft geen interview, Bobby Womack kletst. Eindeloos. Er is nauwelijks een speld tussen te krijgen, elke vraag die je stelt herinnert hem aan een of ander verhaal. En zo zit je urenlang met de zelfbenoemde 'last soul man' op zijn hotelkamer.


Ondanks zijn enorme staat van dienst lijkt Bobby Womack enigszins ondergewaardeerd te zijn. In het rijtje van de grootmeesters van de soul ontbreekt zijn naam dikwijls. Noem Bobby Womack en de reactie is steevast: “Van Womack & Womack?” Maar dat is zijn broer Cecil.

“Ik kan je daar een verhaal over vertellen. Ik had er geen idee van dat zij zo hot waren. Ik kende hun nummers eigenlijk niet eens omdat ze in Amerika niet zo groot waren, maar hier in Europa waren ze gigantisch. Ik was eens in Europa en checkte in bij een hotel en de receptionist vroeg: ‘Bent u van Womack & Womack?’ ‘Nee dat is mijn broer’, antwoordde ik. ‘U bent niet van Womack & Womack? Oh ik zie dat we vol zitten.’ Toen zei ik maar dat we inderdaad Womack & Womack waren. Die man zei: ‘Waarom zei u dat niet? We hebben een suite voor u.’”

Is Bobby dan in ieder geval rijk geworden? “Geestelijk wel. Anderen zijn rijker geworden omdat ze me niet hebben betaald. We zijn allemaal genaaid. Ik ben inmiddels wijs genoeg om zelf de vaseline mee te nemen.”

Een inktzwart en bloedrood liefdesverhaal

Foto: Vivian Johnson

Willy Vlautin (43) komt Paradiso uit lopen met twee blikjes Heineken in zijn hand. “Laten we lekker buiten gaan zitten, het is prachtig weer.” Recordweer zelfs. Het is de warmste 1 oktober ooit. We nestelen ons achter de poptempel aan de gracht, waar bootjes met feestende mensen en slechte Eurohouse voorbij glijden. Het Leidseplein gonst van de drukte. Boven de stad ronkt een politiehelikopter. Die houdt een oogje in het zeil omdat op het Spui krakers en de ME elkaar in de haren vliegen.

De broeierige sfeer staat in schril contrast met de claustrofobische verstilling van het afgelegen houthakkersdorp ‘waar het zes maanden per jaar regent’ uit The High Country, het nieuwste album van alt.countrygroep Richmond Fontaine. Op het negende album combineert voorman Willy Vlautin zijn beide disciplines. Naast negen albums publiceerde de singer-songwriter namelijk ook drie al even lovend ontvangen romans, waarvan het debuut The Motel Life volgend jaar als film in de roulatie zal gaan met in de hoofdrollen Kris Kristofferson, Stephen Dorff en Dakota Fanning. The High Country is volgens eigen zeggen een song novel, een liedjesroman. Een ambitieus project, waarbij het vooral de kunst was een balans te vinden tussen vorm en inhoud. Je moet het verhaal vertellen zonder de songs in de weg te zitten.
“Dat is altijd mijn grootste probleem als songwriter geweest”, bekent Vlautin. “Vroeger voerden de teksten de boventoon. Ik heb wel een paar goede songs verpest met de teksten. Of ik formuleerde de tekst zo precies dat het ten koste ging van de melodie. De catchy nummers zijn altijd eerst de muziek, de niet-catchy liedjes de tekst eerst. Als ik een liedje schrijf gaat het om het gevoel. Dan heb ik het verhaal in mijn hoofd en probeer ik het in dat gevoel te passen, zodat dat overkomt als je het nummer luistert. Het heeft me jaren gekost om de juiste balans te vinden, en ik worstel er nog steeds mee. Onze producer J.D. Foster leerde me te zeggen wat ik wilde te zeggen zonder zo veel woorden nodig te hebben. Ik probeer altijd een heel verhaal in drie minuten te passen. Soms lukt dat, vaak gaat het mis.”

woensdag 30 november 2011

The Black Keys: Niet te veel hocus pocus

Foto: Danny Clinch

The Black Keys hadden zich net ontwikkeld tot songwriters, besluiten ze op El Camino weer ouderwets te rock ’n rollen.
‘Een rock ’n roll-plaat.’ Zo omschrijft zanger en gitarist Dan Auerbach het zevende Black Keys-album El Camino dat vrijdag in de winkel ligt.
Om eerlijk te zijn: El Camino is niet de meest geïnspireerde plaat in het ijzersterke oeuvre van The Black Keys. Het duo rockt weer als een havenkraan bij windkracht 10, maar El Camino ontbeert bezieling en diepgang en klinkt als formulewerk.
Het is alsof de typische Black Keys-riffs zijn opgeblazen en uitvergroot. ‘Je bent niet de eerste die dat opmerkt’, erkent Auerbach. ‘Dat heeft te maken met de zangeressen die de refreinen zingen, waardoor die automatisch groots en meer poppy klinken. Toen ik hen vroeg, luisterde ik naar Bobbie Gentry, een countrysoul singer-songwriter. Zij liet haar refreinen altijd door zangeressen zingen.’
Verfijnd
De terugkeer naar het elementaire geluid is opvallend. The Black Keys begonnen met primaire bluesrock, maar op Auerbachs schitterende soloplaat Keep It Hid (2009) en Brothers (2010), het succesalbum dat de grote doorbraak van de band werd, had het duo zich juist ontwikkeld tot verfijnde songwriters. ‘Liedjes hoeven niet ingewikkeld te zijn om goed te zijn’, verklaart Auerbach de draai. ‘We wilden muziek maken die ongecompliceerd was. Zonder pretentie.’
Auerbach ziet El Camino niet als een stap terug. ‘Het is meer rock ’n roll, maar melodieus en vocaal veel inhoudelijker dan onze oude platen. El Camino begon met de muziek. Riffs. Gitaar en drums. Een jamsessie. Met Brothers hebben we eerst de teksten geschreven. De muziek moest om het verhaal heen gemaakt worden. Op El Camino zijn de teksten achteraf geschreven. Ze moesten in het liedje passen. Het is een andere benadering met een ander resultaat.’
‘Ik denk dat we meer plezier zullen beleven aan het live spelen van El Camino dan Brothers. Het is leuker om rock ’n roll-nummers voor een publiek te spelen dan langzame ballads. Dan worden de fans wild.’
The Black Keys zijn niet vies van een gebbetje. Met de clip van Lonely Boy doet de band een gooi naar het wereldrecord sufste videoclip ooit: we zien één take – gefilmd met een mobieltje? – van een man bij een dicht loket die uit de pan swingt. WTF?!
Auerbach grinnikt. ‘Een stukje vermaak van drie minuten. We hadden een hele videoclip, compleet met een verhaallijn. Pat en ik acteerden erin. Toen het af was, bleek het resultaat waardeloos. Maar we hadden één stuk waarin een man danste. Toen hebben we dat maar gebruikt. Het is opgenomen op de parkeerplaats van een motel in LA’, zegt Dan zonder een spier in zijn gezicht te vertrekken. ‘Het zou inderdaad de goedkoopste videoclip aller tijden zijn geweest als we alleen dit fragment hadden opgenomen. Maar we hebben een hele draaidag gedaan, er waren vijftig mensen bij betrokken. Het is de duurste single-shot video ooit.’
De danser, Derrick Tuggle, is inmiddels een rijzende ster. Hij mocht in de primetime talkshow van Ellen Degeneres zijn dansje nog eens opvoeren. Zal de Lonely Boy-clip de Black-Eyed Peas weer een MTV Video Award opleveren? De muziekzender graveerde vorig jaar de verkeerde naam in de prijs. Foutje, bedankt.
‘Ik hoop het niet.’


Dit artikel verscheen eerder in De Pers.

vrijdag 18 november 2011

A Tribe Called Quest: reizigers in muziek



A Tribe Called Quest mag dan al anderhalf decennium geen plaat meer hebben gemaakt, hun invloed laat zich tot op de dag van vandaag gelden.

Lees ook:



Op het station van St. Albans in Queens, New York staan Count Basie, John Coltrane, Billie Holiday, Ella Fitzgerald, Fats Waller, James Brown en Lena Horne geschilderd. De buurt is trots op de muzikale grootheden die ooit in de zwarte middenklassewijk hebben gewoond. De jonge leden van rapgroep A Tribe Called Quest keken tegen hen op en droomden ervan ooit ook op die muur te prijken. Maar uit de buurt komen ook helden van hun generatie: rapper L.L. Cool J groeide op bij zijn oma in St. Albans en Run-DMC kwamen uit het naburige Hollis.

Rappers Q-Tip (Jonathan Davis, geb. 1970) , Phife Dawg (Malik Taylor, geb. 1970) en Jarobi White (geb. 1971) zijn jeugdvrienden die samen opgroeiden in St. Albans. Op de Murry Bergtraum High School for Business Careers leert Q-Tip de DJ Ali Shaheed Muhammad kennen. Met zijn vieren beginnen ze de groep Quest.

Murry Bergtraum wordt een cruciale plaats voor hun carrière: onder de leerlingen bevinden zich ook de geestverwante hiphopgroep Jungle Brothers. Het is Afrika Baby Bam van de Jungle Brothers die MC Love Child omdoopt in Q-Tip, en ook met de naam A Tribe Called Quest op de proppen komt. Jungle Brother Mike Gee is het neefje van de populaire en invloedrijke radio-DJ Red Alert, dus dat opent deuren.

Straight Out The Jungle, het klassieke debuutalbum van de Jungle Brothers uit 1988 bereidt de weg voor A Tribe Called Quest. Q-Tip rapt coupletten op Black Is Black. Intussen introduceert Afrika Baby Bam Tip ook bij een andere geestverwante groep: De La Soul, een eigenzinnig raptrio uit Long Island dat wordt geproduceerd door Prince Paul, de DJ van hiphopband Stetsasonic. De La Soul viert in 1989 grote commerciële successen met de singles Me, Myself and I en Say No Go van Three Feet High and Rising, nog steeds een van de beste hiphopalbums aller tijden.

De remix van De La Souls Buddy, met cameo’s van de Jungle Brothers en Q-Tip, wordt het manifest van een revolutionaire beweging in de hiphop: de Native Tongues. Het collectief – bestaande uit kernleden Jungle Brothers, A Tribe Called Quest, De La Soul en Queen Latifah, - stond voor een radicale breuk met de heersende machocultuur van de hiphop. De Native Tongues vierden eigenzinnigheid. Je hoeft helemaal niet stoer te zijn en jezelf te behangen met gouden kettingen. Wees jezelf, durf af te wijken van de norm.

Het geluid van de Native Tongues is in tegenstelling tot de woedende hiphop van Public Enemy en NWA vriendelijk , speels en jazzy, al deelden de Native Tongues hun intelligentie, politieke en sociale bewustzijn en Afrocentrisme. Ook hun kledingsstijl valt op: geen trainingspakken, gympen en gouden kettingen, maar kleurige kleren met verwijzingen naar Afrika, het moederland.

“We maakten het cool om gewoon jezelf te zijn, alles mocht, niks was te gek”, legt Phife uit aan Heaven. “Al was ik niet zo gelukkig met de kleren die we droegen.”



woensdag 19 oktober 2011

Aaron Neville: ‘Ik heb het aan God overgelaten’

Foto: Sarah A. Friedman
Hij overleefde een heroïneverslaving, de orkaan Katrina en, niet te vergeten, een halve eeuw muziekindustrie, wat uiteraard zijn sporen heeft achtergelaten bij de nachtegaal van de soul. Niet voor niets gaf Aaron Neville (70) zijn vorig jaar verschenen gospelalbum de titel I Know I’ve Been Changed mee.

Lees ook:

Aaron Neville is niet zomaar een zanger, hij is een natuurkracht. Het blijft onvoorstelbaar dat uit die ondergetatoeëerde kleerkast zo’n engelachtige kopstem komt. Je verwacht hem eerder gewichtheffend op de luchtplaats van San Quentin dan gevoelige gospels zingend in een studio. Neville grinnikt. “Ik kan alleen maar zeggen: het komt uit mijn hart.” Door de telefoon klinkt een lage, monotone mannenstem. “Mensen zeggen dat het tegenstrijdig is, maar ik zeg altijd: dat is de God in mij die de God in jou aanraakt.” Zo groot als zijn spierbundels zijn, zo klein is zijn hart. “Ik ben absoluut niet gevaarlijk. Ik ben de aardigste persoon die je ooit zult tegenkomen.”

dinsdag 18 oktober 2011

Bellen met Ramsey Lewis

Ik heb al heel wat van mijn muzikale helden geïnterviewd, maar de phoner met jazzpianist Ramsey Lewis maandagavond was een bijzondere eer. Ramsey Lewis legde de blauwdruk voor mijn muzikale smaak. Als peuter stond ik al te swingen op zijn album Solar Wind. Het was de familieplaat van de Schongen. Ondanks onze verschillende muzieksmaken was iedereen verenigd in zijn liefde voor dit album. Lewis bracht onlangs Ramsey, Taking Another Look uit waarin hij nummers uit zijn jazzfunk-periode in de jaren '70 (o.m. Sun Goddess) herinterpreteert. Het interview vind je hier.

woensdag 28 september 2011

Remembering Miles: de ultieme muzikaliteit

De trompet die Miles Davis op Bitches Brew zou hebben bespeeld (Hard Rock Cafe, Krakau, mei 2008). Of die claim waar is weet ik niet - Miles had een rode trompet met zijn naam er in gegraveerd.

Vandaag 20 jaar geleden zag ik op het journaal dat Miles Davis was overleden. Ik was een puber van 14 en vond het musique de papa. "Ach, die ouwe lul", reageerde ik tot woede van mijn broer, een Miles-fan.


Lees ook:



Een half jaar later kwam mijn broer thuis met On The Corner. Het klonk in mijn prille oren als een kakofonie, maar die genadeloze, loeiende, overweldigende funk was onweerstaanbaar.

Voor mij is Miles een muzikant die alles en iedereen overstijgt en overtreft. Het genie der genieën. Kun je nagaan: een gemiddelde revolutionair kan één revolutie op zijn naam schrijven, Miles meerdere. Hij was kampioen in het zichzelf voortdurend opnieuw uitvinden, en daarmee ook de jazz. Miles zocht altijd de grens op en haalde het uiterste uit muziek. Een rijkdom en inventiviteit die zeldzaam is. Miles is de ultieme muzikaliteit. Altijd ambitieus maar nooit pretentieus.

Vernieuwingen dateren doorgaans, bij Miles niet. Hij was experimenteel zonder te vervallen in overstuurd, richtingloos gejengel. Geen pseudo-hip effectbejag met een bloedserieus gezicht. "If they act too hip, you know they can't play shit", zei Miles daar zelf over.

Paradoxaal genoeg streefde Miles Davis altijd naar eenvoud. "As complex as people try to make my music out to be, I like it simple." Bij Miles ging het om spontaniteit en het proces. 

Dat de muziek van Miles Davis 20 jaar na zijn dood nog altijd relevant is, spreekt wel uit het feit dat iedereen Kind of Blue in de kast heeft staan. Maar ook uit bijvoorbeeld het recente revisionisme van zijn verguisde elektrische werk uit de jaren '70. Miles is gek geworden, werd jarenlang gezegd. Nu ziet men het genie in en wordt de invloed op hiphop, dubstep en drum&bass onderkend. Die maffe muziek was zijn tijd ver vooruit en is vandaag de dag nog steeds vooruitstrevend.
Het is niet uitgesloten dat Miles' jaren '80-platen eenzelfde herwaardering krijgen. Die werden wel eens spottend een Miami Vice-soundtrack genoemd (waarop Miles prompt een rolletje speelde in de populaire politieserie). Maar ook die muziek is bezield en barst van de muzikaliteit. Zelfs een minimalistische, klinische plaat als Tutu heeft wel degelijk een - verfijnde - ziel.

Over wat er zo fantastisch is aan Miles Davis is alles wel gezegd en geschreven. Maar eigenlijk is Miles met geen pen te beschrijven. Elke poging klinkt flauw en afgezaagd, misschien wel omdat Miles precies het tegenovergestelde was (en ook dat is een cliché). En of hij zich vereerd zou voelen? "I know what I've done for music, but don't call me a legend. Just call me Miles Davis. A legend is an old man with a cane known for what he used to do. I'm still doing it." (...)

Deze zin uit het gedicht Inamorata, voorgedragen door Conrad Roberts op Live-Evil, treft Miles het beste: "Who is this music that which description may never justify? Can the ocean be described?"



Omdat Miles' muziek het beter kan zeggen dan ik, een eerbetoon in video's. Ik heb livemateriaal uit zijn elektrische periode uitgekozen (dus jaren '70 en '80), omdat dit mijn eerste kennismaking met Miles was en nog steeds mijn favoriete Miles-periode is.

Dit artikel verscheen eerder op DePers.nl.

dinsdag 30 augustus 2011

David "Honeyboy" Edwards overleden

Een van de laatste originals van de blues, gitarist David "Honeyboy" Edwards is overleden. Hij werd 96 jaar. Honeyboy was bevriend met Robert Johnson en was zelfs aanwezig toen de mythische bluesman werd vergiftigd. Honeyboy speelde ook met Charley Patton, Little Walter en Howlin' Wolf. Vorig jaar kreeg Honeyboy nog een Grammy Lifetime Achievement Award. Met Honeyboy is tevens een belangrijk stuk muziekgeschiedenis heengegaan. Volgens zijn manager Michael Frank is met het overlijden van Edwards de laatste directe band met de eerste generatie Delta blues-muzikanten verloren. "Mensen kunnen voortaan alleen nog lezen over dit stukje geschiedenis van die generatie."

P.S. De New York Times schreef een uitgebreide necrologie over Honeyboy

donderdag 18 augustus 2011

De warmbloedige elektronica van Little Dragon

Meestal is Amerika het hoogst haalbare voor een band. Little Dragon uit Zweden draait het om. In Amerika hadden ze al succes, maar met hun derde album Ritual Union begint nu ook Europa te vallen voor hun warmbloedige elektronica.

Een slaperige Erik Bodin belt terug. Little Dragon is net terug uit New York en de drummer lag in zijn Brusselse hotel zijn jetlag uit te slapen, vandaar dat hij de telefoon niet opnam. “We hebben net twee releaseparty's gehad in New York en Los Angeles. En we hebben opgetreden op een festival in San Francisco.”
Hoewel Ritual Union al het derde album is van de Zweedse elektronicagroep, begint Little Dragon nu pas in Europa door te breken bij het grote publiek. “In Los Angeles werden voor het eerst opgemerkt. We hebben daar ook fans die ons vanaf het begin overal naartoe volgen.”
Opmerkelijk, want Europese bands beginnen meestal in eigen land, breiden vervolgens uit naar de rest van Europa voordat de ultieme stap naar Amerika wordt gewaagd. “Dat zal wel komen door internet en Myspace. Mensen ontdekken het en tippen hun vrienden en zo ontstaat een fanbase. Een radiozender in Los Angeles, KCRW, heeft ons altijd gesteund en zij hebben als eerste een paar optredens voor ons georganiseerd. Dat waren onze allereerste uitverkochte shows.”
Maar Europa loopt toch niet achter, we hebben hier toch ook internet? “Hahaha! Ja dat is zo. Ik weet het ook niet. Maar het is leuk dat Europa ons nu ook omarmt.”

dinsdag 16 augustus 2011

Lowlands preview

Lowlands 2011 staat weer voor de deur. Samen met drie collega's van De Pers zal ik weer verslag doen van het festival. Check de special www.depers.nl/lowlands2011 voor interviews, verslagen, reportages, foto's en video's. A.s. vrijdag ook in de krant uitgebreid aandacht voor Lowlands. Nu alvast een beetje voorpret met de videoplayer van DePers.nl.



woensdag 29 juni 2011

Dennis Coffey komt zijn erfenis opeisen

Foto: Jerry Wald
Achter zijn lange blonde manen, grote baard en nerdy bril zou je geen funkmuzikant vermoeden die een hele generatie rappers voorzag van kant-en-klare samples. De naam Dennis Coffey zegt maar weinig mensen meer wat. Nu is de 70-jarige gitarist terug met een nieuwe plaat om ons op zijn enorme staat van dienst te attenderen.

"Oh Chuck, they out to get us man, yo we gotta dust these boys off", klinkt de stem van Flavor Flav op 'You're Gonna Get Yours', de openingstrack van Public Enemy's Yo! Bum Rush The Show (1987). De borrelende gitaarlick leende Public Enemy van 'Getting It On' van Dennis Coffey uit 1971. PE was een van velen die putten uit het werk van Dennis Coffey. Ook L.L. Cool J, Queen Latifah, Diamond D., Lord Finesse, Beastie Boys, Moby, Roni Size, Mos Def, Ultramagnetic MC's, Geto Boys en Compton's Most Wanted. To name a few.

Wie is dan die Dennis Coffey, die sprekend leek op David van Driessen, de hippieleraar uit Beavis & Butt-Head, maar zulke vette funkplaten op zijn naam heeft staan? Coffey begon als tiener al te werken als professioneel muzikant. In de jaren '60 speelt hij op verschillende hits van soulzanger Edwin Starr, waaronder 'S.O.S. (Stop Her On Sight)' uit 1966. Al gauw maakt Coffey naam in Detroit en onvermijdelijk belandt hij bij Motown.

Coffey verenigt in zich de twee muzikale uitersten die Detroit als hun thuis hebben: sweet soul music en loeiharde rock. Eind jaren '60 begint Motown de kauwgomballensoulsound af te schudden voor een volwassener geluid dat beter past bij de veranderende tijdsgeest. Dennis Coffey is de man die de Wahwah-gitaar introduceert bij Motown, een hippe psychedelische vervorming uit de rock.

zaterdag 28 mei 2011

In memoriam: Gil Scott-Heron


Een van de belangrijkste en meest ondergewaardeerde figuren uit de muziek is vrijdag heengegaan: Gil Scott-Heron, the godfather of rap. Gil overleed in een New Yorks ziekenhuis nadat hij na terugkeer uit Europa ziek was geworden. Hij werd 62 jaar.

Lees ook:

Gil Scott-Herons op percussieritmes voorgedragen gedichten waren van grote invloed op hiphop. Hij verwierf zodoende de eretitel godfather of rap - een titel waar hij overigens weinig om gaf, hij wees (gangsta) rappers op hun verantwoordelijkheid als rolmodel voor hun generatie. Publicist Dorian Lynskey vindt dat de titel hem tekort doet omdat het Gil Scott-Heron degradeert tot een onderdeel van een ander verhaal terwijl zijn eigen betekenis al groot is. Commercieel succes heeft hij nooit echt gekend, daarvoor waren zijn teksten veel te politiek, hij is altijd een cultheld gebleven. Maar nummers als The Revolution Will Not Be Televised, The Bottle, Home Is Where The Hatred Is, Pieces of a ManJohannesburg, Lady Day and John Coltrane en We Almost Lost Detroit zijn klassiekers geworden.

Gil worstelde jaren met een chronische cokeverslaving en zat meerdere keren achter de tralies. Er waren onregelmatige optredens en nog sporadischer nieuwe platen.
Vaak heb ik het voorbije decennium gedacht: deze tijd schreeuwt om een Gil Scott-Heron plaat. De twijfelachtige verkiezing van George W. Bush, 9/11, de leugens rond de inval van Irak, de oorlog in Afghanistan, Guantánamo Bay, de verkiezing van Barack Obama als eerste zwarte president van Amerika. Wie kon de politieke turbulentie beter van commentaar voorzien dan Gil Scott-Heron?
In 2010 verscheen onverwacht zijn comebackalbum I'm New Here. Zou hij zich eindelijk hebben herpakt? Bij een optreden op North Sea Jazz kwam hij op het laatste moment niet opdagen. Het was een teken dat Gils evenwicht wankel was. In de recensie van I'm New Here schreef ik: "Hopelijk is dit slechts een opmaat naar meer, en is de volgende keer dat we weer van hem horen niet in de vorm van een arrestatie of een necrologie." Die vrees werd vrijdag helaas werkelijkheid.


Naar aanleiding van zijn comeback schreef ik vorig jaar voor Heaven een uitgebreid overzichtsverhaal over Gil Scott-Heron.
Op het Radio 6-webkanaal Grooves is Gil de hele week van 22:00 tot 23:00 uur te beluisteren.
Een complete discografie van Gil Scott-Heron vind je in de All Music Guide.

Als troost: Lady Day and John Coltrane

dinsdag 24 mei 2011

Diamond live: Sade in Ahoy

Het lange wachten (18 jaar) op Sade werd gisteravond beloond. Het concert in Ahoy was niets minder dan hypnotisch. De alweer 52(!)-jarige zangeres heeft nog steeds een loepzuivere stem. Bloedstollende vertolkingen van Jezebel en Is It A Crime sneden door de ziel en maakten duidelijk wat een unieke zangeres Sade eigenlijk is. Een natuurfenomeen.
De band was even strak als de bodystocking van Sade en klonk in feite precies als op de plaat (zij het wat rafeliger). Dat is doorgaans geen aanbeveling maar in dit geval is het een knappe prestatie als je dat live kunt reproduceren. Het bewijst de beheersing en professionaliteit van de muzikanten; deze band weet precies wat ze wil en doet. Uitgekiend.
Van tevoren maakte ik me zorgen over het geluid in de beruchte badkuip Ahoy - zulke subtiele en verfijnde muziek staat of valt met een goed geluid - maar dat was kraakhelder en open.
De show was zeer fraai met schitterende videoprojecties, vooral de Frank Miller-achtige animatie van een duister New York als aanloop naar Smooth Operator.
Het was een lang optreden (twee uur), wellicht iets te lang want de tweede helft kabbelde hier en daar. Het was een greatest hits-show, maar dat mag best na zo een lange afwezigheid. Er was bovendien genoeg nieuw materiaal te horen, zoals de opener Soldier of Love.
En is Sade nog net zo mooi als vroeger? Oef!

zaterdag 21 mei 2011

Booker T. Jones - The Road From Memphis

Booker T. Jones won dan wel een Grammy voor Potato Hole (2009), zijn nieuwe album The Road From Memphis (luisterpaal) is wat mij betreft beter. Het uitstapje naar de rock (met The Drive-By Truckers) op Potato Hole was me te vrijblijvend. Op The Road From Memphis (met hiphopband The Roots) blijft Booker op eigen terrein, met beter resultaat. Hoekige, rauwe, funky beats die hem dwingen tot puntig spel.

En lees meteen even mijn interview met Booker T.

donderdag 19 mei 2011

Gevonden foto: Big L

Foto: © Ruben Le Noble
Gevonden foto: AG, Big L en ik in de kleedkamer van de Melkweg (3e verjaardagsfeest van Fat Beats), 8 oktober 1998, enkele maanden voordat L vermoord werd. Dank Ruben! (voor de foto natuurlijk)

Het interview met AG en Big L vind je hier. Voor het interview met Big L en O.C. moet je hier wezen.




maandag 16 mei 2011

Verse Coffey

Je zou het niet zoeken achter zijn David Van Driessen-look (de hippie-leraar uit Beavis and Butt-Head), maar gitarist Dennis Coffey is een cultheld bij funk- en hiphop-fans en samplejagers. Coffey-klassiekers als Scorpio en Getting It On werden gesampled door o.a. Public Enemy, Beastie Boys en L.L. Cool J. Als studiomuzikant van Motown speelde hij bovendien mee op platen van The Temptations, Rare Earth, Freda Payne en Edwin Starr.

Het was jarenlang stil rond de inmiddels 70-jarige gitarist uit Detroit, maar plots is daar een nieuw album, met oud en nieuw materiaal. Is het een goede plaat? Redelijk. Het nieuwe materiaal is prima maar weinig memorabel. Coffey lijkt vooral te willen attenderen op zijn muzikale betekenis. Niet onterecht, maar daarvoor verwijs ik liever naar de excellente compilatie Big City Funk van Vampisoul uit 2006.

Voor meer info over (en muziek van) Dennis Coffey, check het artikel dat ik in 2007 over hem schreef in popmagazine Heaven.

maandag 9 mei 2011

Dan moet Wilders zijn beveiliging ook zelf betalen

Het is terecht dat PVV'ers die boude islam-uitspraken doen, worden beveiligd op kosten van de belastingbetaler. Maar dan moet de PVV ook niet zeuren als de gemeente Den Haag een spreker inhuurt die een verhaal houdt dat de achterban tegenstaat. 


PVV-raadslid en Kamerlid Richard de Mos moet zijn bezoldiging terugbetalen als hij uitspraken doet waarmee sommige belastingbetalers het oneens zijn. Hij is dan wel volksvertegenwoordiger, maar niet unaniem gekozen door het Nederlandse volk, dus dan mag ook niet van elke Nederlandse burger verwacht worden dat hij meebetaalt aan zijn meningen. Bovendien zijn er meer kiezers die niet op de PVV hebben gestemd dan wel.

En als we dan toch bezig zijn, moet Geert Wilders zijn persoonsbeveiliging voortaan zelf bekostigen, samen met de PVV-kiezers. Hij kiest er tenslotte zelf voor provocatieve uitspraken over de islam te doen, gesteund door zijn achterban, dus moeten zij ook zelf voor de consequenties opdraaien. Niet de Nederlandse belastingbetaler, die het bovendien wellicht met zijn islamstandpunten oneens is. 

zaterdag 7 mei 2011

Bad motherfucker: Andre Williams

Andre en ik.
De R&B-legende waar nooit iemand van heeft gehoord Andre Williams speelde vrijdagavond in De Kelder in Amersfoort. Ooit schreef hij een van Stevie Wonders eerste hits, maar was decennia verdwaald door een hardnekkige drank- en drugsverslaving waardoor hij zelfs op straat leefde. Zijn ruige leven komt terug in zijn rauwe teksten en podiumact, met veelzeggende titels als Ain't No Such a Thing as Good Dope en Pussy Stank (But So Do Marijuana). De show in De Kelder was dan ook smerig als een strontvlieg.

Update: Dietmar Terpstra schreef een concertverslag op Bluesmagazine.nl.

zaterdag 9 april 2011

Anna Calvi: het moet gevaarlijk zijn

Tjongejonge, wat is ze toch verlegen. Het vraaggesprek met Anna Calvi voelt als een ongemakkelijke blind date. Het begon al toen ik me aan haar voorstelde en de botjes in haar tere hand voelde. Ik was bang dat ik ze zou verbrijzelen als luciferhoutjes. De conversatie verloopt hortend en stotend als een eerste rijles. Het zaag- en boorgeweld in het souterrain van Paradiso helpt ook niet mee. Het kleine tengere breekbare meisje met de zachte stem dreigt te worden verpletterd onder het lawaai.
Maar make no mistake, achter het timide voorkomen van de 28-jarige Londense gaat een muzikale furie met een sterke persoonlijkheid schuil, vol zelfvertrouwen over haar kunst. De Britse zangeres en gitarist weet precies wie ze is en wat ze wil. Ze laat zich door niemand de les lezen of van de wijs brengen.
Anna Calvi’s titelloze solodebuut (ze speelde eerder in diverse bands waaronder Cheap Hotel) is een fascinerend, sferisch, visueel, sensueel, duister, broeierig en intens album dat direct bij de eerste gitaartonen de aandacht opzuigt als een supernova. Het album klinkt als de soundtrack van een spaghettiwestern geregisseerd door David Lynch, opgenomen met PJ Harvey, Link Wray, Los Lobos, Chris Isaac en David Bowie in de zinderende Mexicaanse woestijn. De muziek roept associaties op met de meest uiteenlopende genres en muzikanten, van post-punk en indie-rock tot flamenco. Maar Calvi weet haar eclecticisme te kanaliseren en ingenieus samen te smeden tot een eenheid. Anna Calvi klinkt als alles en niets tegelijk. Een veelbelovend talent – de BBC bombardeerde haar tot een van de Sounds of 2011 – dat niemand minder dan Nick Cave en Brian Eno tot haar fans mag rekenen. Eno noemde Calvi zelfs ‘de opwindendste vrouwelijke artiest sinds Patti Smith’. We gaan er maar van uit dat hij doelde op haar muzikale talent.

Noem 3 woorden om je plaat te omschrijven.
“Eerlijk, gepassioneerd… en ik hoop beeldschoon. Ik wilde iets maken dat voor mij persoonlijk waarachtig was, niet zozeer iets wat anderen bijzonder zouden vinden. Ik wilde mijn visie neerzetten, zonder afgeleid te worden.”

Het album is heel intiem. Zitten er autobiografische elementen in je muziek?
“Ik schrijf improviserend. Tekst en melodie ontstaan tegelijkertijd. Ik ga niet zitten met het idee: nu ga ik hier eens over schrijven. Het komt er allemaal  natuurlijk uit, ik vertrouw op het onderbewuste.”

De sfeer is nogal donker.
“Ik vind het album niet specifiek donker. Ik erken dat er donkere elementen in zitten, maar er is meer. Er zit ook veel hoop en schoonheid in. Schoonheid vereist zowel donker als licht.”

dinsdag 22 maart 2011

Sacred Soul: Aaron Neville

De engelachtige stem van Aaron Neville, alweer zeventig jaar oud, blijft verbluffen. Niet alleen omdat het moeilijk is voor te stellen dat die stem komt uit die kleerkast, maar ook omdat Neville's falsetto ondanks zijn leeftijd en getroubleerde verleden nog perfect intact is. Met fabuleuze verfijning zingt hij broeierige en gevoelige gospeltraditionals en spirituals op zijn nieuwe album I Know I've Been Changed. Een authentieke en warmbloedige New Orleans-plaat waarop Neville na bijna veertig jaar herenigd wordt met de al even legendarische Allen Toussaint. I Know I've Been Changed laat zich beluisteren als een Library of Congress-opname van Alan Lomax.

Dinsdag sprak ik met de nachtegaal uit Nawlinz over hoe orkaan Katrina zijn huis verwoestte en over de ups en downs van zijn lange carrière (50 jaar!). Dat hij amper een cent zag van zijn muziek vindt Neville achteraf bezien maar goed ook. "Als ik vroeger rijk was geworden van mijn hits, was het mijn dood geworden."
En laat je niet afschrikken door zijn massieve spierbundels en tatoeages. "Ik ben de aardigste persoon die je ooit zal tegenkomen."

Binnenkort het hele interview met Aaron Neville.

vrijdag 4 maart 2011

Beth Hart live in Carré

Beth Hart in Carré 3 maart 2011: intens, intiem, ingenieus, gevoelig, soulful, bluesy, hard, zacht,  humoristisch, rauw, rock 'n roll. Bij vlagen leek het alsof de reïncarnatie van Janis Joplin op het podium stond. En dan ook nog een bloedstollend mooie cover van Sam Cooke's A Change Is Gonna Come doen die zich kan meten met het origineel. Een magisch concert.

zaterdag 19 februari 2011

De ontdekking: Anna Calvi

2011 is nog jong, maar Anna Calvi is wat mij betreft de grote kanshebber voor album van het jaar. Calvi’s titelloze solodebuut (ze speelde eerder in diverse bands waaronder Cheap Hotel) is een fascinerend, sferisch, visueel, sensueel, duister, broeierig en intens album dat direct bij de eerste gitaartonen de aandacht opzuigt als een supernova. Het album klinkt als de soundtrack van een spaghettiwestern geregisseerd door David Lynch, opgenomen met PJ Harvey, Link Wray, Los Lobos, Chris Isaac en David Bowie in de zinderende Mexicaanse woestijn. De muziek roept associaties op met de meest uiteenlopende genres en muzikanten, van post-punk en indie-rock tot flamenco. Maar Calvi weet haar eclecticisme te kanaliseren en ingenieus samen te smeden tot een eenheid. Anna Calvi klinkt als alles en niets tegelijk.

Een veelbelovend talent – de BBC bombardeerde haar tot een van de Sounds of 2011 – dat niemand minder dan Nick Cave en Brian Eno tot haar fans mag rekenen. Eno noemde Calvi zelfs ‘de opwindendste vrouwelijke artiest sinds Patti Smith’. We gaan er maar van uit dat hij doelde op haar muzikale talent.

Watch this space for the interview.

woensdag 2 februari 2011

The White Stripes brachten de roll terug in de rock

The White Stripes waren eigenlijk al meer dood dan levend - de boel lag al een paar jaar stil en Jack White was vooral druk met The Raconteurs en The Dead Weather - en de frisheid was er wel een beetje van af. Maar toch doet het een beetje pijn als het overlijdensbericht komt.

De Stripes waren mijns inziens de beste en belangrijkste band van de jaren nul. Ze herinnerden rock aan zijn bluesroots. De Stripes maakten rock weer stoer, strak en hoekig. De White Stripes deden precies wat ik leuk vond aan rock: heavy at the bottom en killer riffs. En ze deden precies niet wat ik niet leuk vond aan rock: geen jengelende gekwelde bleekneuzen die naar hun schoenen staren. Jack en Meg brachten de roll weer terug in de rock.

Terug naar het begin: live in Detroit 1998


Tips: NME zette hun 10 beste Stripes-momenten op een rij + een fotogalerij van hun carrière. En check ook de fraaie foto's van de Stripes eerste Nederlandse tournee in 2001. Dietmar Terpstra schreef een rake beschouwing over de betekenis van de Stripes.
3voor12 heeft een Loladamusica-aflevering uit 2001 over de toen nog up and coming Stripes online gezet. Grappig moment als hun manager hen probeert aan te sporen hun muziek wat te polijsten, waar Jack niets van wil weten. Hij kan zich sowieso niet voorstellen dat de Stripes ooit in stadions zullen spelen. Dat had ik destijds ook nooit gedacht. Zo'n harde rauwe minimalistische band? But they obviously struck a chord...

Afterthought: Het optreden van de Stripes in Tivoli in het voorjaar van 2002 was fenomenaal. Het leek alsof Jack White twee gitaristen in een was. De chemie tussen Jack en Meg - toen officieel nog broer en zus - had iets incestueus, Cement Garden-achtigs.
Aan de drumkwaliteiten van Meg White werd door menigeen getwijfeld. Ze was inderdaad geen spectaculaire drummer, maar haar metronome strakheid was het fundament waarop de Stripes-formule steunde. Haar slordigheid zou de boel als een plumpudding in elkaar laten zakken. En zou een briljant muzikant als Jack White - zelf van huis uit slagwerker en drummer bij The Dead Weather - werken met een amateuristische drummer die steken laat vallen?

woensdag 12 januari 2011

Soul en inspiratie uit een Rotterdamse platenbak

Soulband Kings Go Forth is voor drie shows in Nederland. De Pers nam ‘platendetective’ Andy Noble mee op jacht in Rotterdam.
De plaat The Outsiders Are Back van Kings Go Forth was een van de leukste van 2010, en zou zomaar een zoekgeraakte opname kunnen zijn van Curtis Mayfield en The Impressions tijdens een vakantie in Afrika. De opzwepende retrosoul van de band uit Milwaukee stormt uit de speakers als een kudde kwade olifanten, maar dan met heupen die op de melodie van Move on up heen en weer gaan.
Het brein achter de sprankelende, tienkoppige soulformatie is bassist Andy Noble (35). Hij liet zich inspireren door de duizenden oude Chicago-, Detroit-, Philly- en Northern Soulplaatjes uit zijn collectie. De Pers nam de zelfbenoemde ‘platendetective’ mee op jacht in Rotterdam. ‘Ik spoor de producers op van singletjes die in de jaren zeventig in eigen beheer zijn uitgebracht’, zegt hij in De Plaatboef op de Nieuwe Binnenweg. ‘Liefst artiesten van wie zelfs in hun eigen stad niemand gehoord heeft. Die mensen hebben dan vaak zelf nog honderden exemplaren in hun kelder staan. Die koop ik op of breng het opnieuw uit via mijn platenhandel Lotus Land Records. Wist je dat die ‘private pressings’ vaak door de maffia gefinancierd werden? Die gebruikte ze als dekmantel voor de belasting, omdat ze er gegarandeerd verlies op draaiden, daar konden ze winst op afschrijven. Net als The Producers van Mel Brooks, maar dan werd de plaat geen succes.’