vrijdag 15 juni 2007

Dennis Coffey: Man achter de schermen

Met zijn buitenmodel bril, lange blonde lokken en ongetrimde baard leek Dennis Coffey als twee druppels water op hippieleraar David Van Driessen uit Beavis and Butt-Head. Onder funkfans en samplejagers geldt de blanke soulgitarist uit Detroit als niets minder dan een levende legende.

In zijn jonge jaren houdt Dennis Coffey van country, maar op de middelbare school verdiept hij zich in rock ’n’ roll, blues en jazz, waarbij Chuck Berry en Wes Montgomery hem als beginnend gitarist inspireren. Op zijn vijftiende heeft hij al zijn eerste professionele klus: spelen op I’m Gone van de obscure rockabillycat Vic Gallon. Begin jaren zestig voegt Coffey zich bij The Royaltones, die een paar kleine hits hebben gescoord en sessiewerk doen voor onder anderen Del Shannon. Later vormt hij een duo met zanger Durwood Hutto. Intussen studeert hij muziek aan de Wayne State University in Detroit.
Als hij een contract tekent bij Nat Tarnopol, de manager van soulcoryfee Jackie Wilson, komt de carrière van Coffey pas echt op gang. Via Tarnopol komt hij in contact met platenbons Berry Gordy, maar vooralsnog doet hij niets voor Motown, maar werkt hij als sessiemuzikant voor Ric-Tic. Zo is hij te horen op S.O.S. (Stop Her On Sight), een hit van Edwin Starr uit 1966. Vervolgens speelt Coffey op vergeten klassiekers als Open The Door To Your Heart van Darrell Banks, Competition Ain’t Nothing van Carl Carlton en Happiness Is Here van Tobi Larks. Stuk voor stuk nummers die van grote invloed zijn geweest op de Britse Northern Soul.
Fuzzy
Pas in 1968 begint Coffey dan eindelijk bij Motown, net op het moment dat de artiesten op dat label de kauwgomballensoul hebben afgezworen om serieuze muziek te gaan maken die aansluit bij de tijdgeest. The Temptations bijvoorbeeld slaan met Dennis Edwards als vervanger van David Ruffin onder leiding van producer Norman Whitfield een funky psychedelische richting in. Coffey is verantwoordelijk voor de vervormde wahwah-gitaar op Cloud Nine, een hip nieuw geluid dat in de funk veel navolging vindt.
Daarnaast is hij te horen op meer dan honderd platina en gouden platen, waaronder hits van Stevie Wonder, Diana Ross, Marvin Gaye, Four Tops, Gladys Knight, Quincy Jones, Barbra Streisand en Ringo Starr.
Samen met sessiedrummer Mike Theodore begint Coffey een productiebedrijfje onder de naam Theo-Coff. Met een demo van de blue-eyed soulgroep The Sunliners, later omgedoopt tot Rare Earth, slepen ze een deal in de wacht bij Maverick, een dochter van MGM. Een half jaar later krijgt Coffey bovendien een contract als soloartiest. Zijn debuut Hair & Thangs uit 1969 bevat covers van krakers uit de hippiemusical Hair, aangevuld met nummers als It’s Your Thing van The Isley Brothers, dat in zijn versie zowaar de hitlijsten haalt. Het elementaire, harde en vuige album klinkt met zijn fuzzy gitaarspel, funky ritmes en industriële geluid als een futuristische kruising van The Meters en The White Stripes.
Funky
Als Maverick kort na het verschijnen van Hair & Thangs wordt opgeheven, verhuist Dennis Coffey met Rare Earth naar Motown, waar hij meespeelt op onverwoestbare klassiekers als War van Edwin Starr en Band Of Gold van Freda Payne. In 1971 stapt hij over naar Sussex, het nieuwe label van voormalig Maverick-baas Clarence Avant, waarna zijn solocarrière een plotselinge vlucht neemt. Met Scorpio haalt hij zelfs de top tien, terwijl de opvolger Taurus eveneens hoog scoort. Begeleid door The Detroit Guitar Band maakt hij de albumtrits Evolution, Goin’ For Myself en Electric Coffey, die twee decennia later voor menig hiphopper een rijke bron voor samples blijken. Zo duikt alleen al het superfunky Scorpio op bij zulke uiteenlopende grootheden als Public Enemy, LL Cool J, Queen Latifah, Moby en Rage Against The Machine.
Als Coffey in 1974 overstapt naar het label Westbound produceert hij een aantal discohits, waaronder We Got Our Own Thing van CJ & Co en Love Machine van The Tempest Trio. Daarnaast tekent hij voor de geslaagde soundtrack van de low-budget blaxploitationfilm Black Belt Jones rond de zwarte karatekampioen Jim Kelly. Zijn soloplaten uit die periode zijn zowel artistiek als commercieel beduidend minder succesvol. Wanneer Westbound begin jaren tachtig wordt opgedoekt, pakt Coffey het sessiewerk weer op om tegen het eind van dat decennium zijn comeback te maken met het fusionachtige Under The Moonlight. Sindsdien is het vergeefs wachten op een volgende soloplaat, maar wel publiceerde hij een jaar of drie geleden zijn autobiografie Guitars, Bars And Motown Superstars. En bij tijd en wijle staat Dennis Coffey op een podium van een kleine club ergens in de Verenigde Staten met een stel begeleiders een avondje lekker gitaar te spelen.


Dit artikel verscheen eerder in popmagazine Heaven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten