Lees ook:
- Interview: Gilberto Gil: Verboden te verbieden
- Bekijk: Os Mutantes live in Amsterdam
- Interview: Marcos Valle, bossa nova avonturier
Maar in plaats van zich te schamen voor een jeugdzonde, is de Braziliaan aangenaam verrast. “Dit is een maffe plaat. Het geluid is slecht, maar het is vrij en bevat interessante ideeën.” Door zijn bril bestudeert de inmiddels 68-jarige muzikant de plaat. “Dat is trouwens niet mijn voet”, wijst hij aan. “Maar van de man die de hoes heeft bedacht. Hij hield de spiegel vast. Hij kwam bij me langs in Bahia. Dit was vlak nadat ik terug was uit Londen. Ik woonde aan het strand. Hij kwam langs met een fotograaf en had het idee om een foto via een spiegel te maken, want dat zou mooi worden met de navel. Er was een grap over de navel, dat onze generatie bestond uit navelstaarders.”
Navelstaarders? Eind jaren ’60 was Caetano Veloso een van de drijvende krachten achter Tropicália, een beweging van jonge artiesten die de Braziliaanse muziek vernieuwden met rockinvloeden. Daar ging een ideologie achter schuil: Tropicália beschouwde zichzelf als een triomf op het juk van armoede en de – door de Verenigde Staten gesteunde – rechtse militaire dictatuur die dit in stand wilde houden. De Tropicalisten zochten aansluiting bij de internationale counterculture. Want wilde het perifere ontwikkelingsland meekomen in de vaart der volkeren, dan moest het cultuurgoed ontdaan worden van provincialisme en nationalisme en kosmopolitisch worden. Dus werden swingende samba- en lichtvoetige bossa nova-ritmes geïnjecteerd met gierende gitaren en experimentele, psychedelische composities.
“Muzikanten en recensenten spraken er schande van”, herinnert de inmiddels grijze, keurig gekapte en brildragende Veloso zich. “Linkse studenten en journalisten waren tegen ons omdat ze rock, de internationale counterculture en hippies rechts vonden en beschouwden als Amerikaans imperialisme. Maar tegelijk steunden wij de protesten tegen de militaire dictatuur. We waren ook links. Maar linkse mensen wantrouwden ons, ze dachten dat we hen verraadden omdat we naar de Beatles luisterden. Maar onze liedjes waren commentaren, parodieën op commerciële pop en rock. In de jaren ’50 en begin jaren ’60 werd rock&roll niet gerespecteerd. Nergens. Dat is een nieuwe mythe. Nu is rock&roll chique, maar toen werd het gezien als troep. Officiële troep.”