vrijdag 18 december 2009

Anton Pieck is er niets bij

In Zürich bespotten ze de Zwitserse hoofdstad. Alles is er langzaam. Maar voor toeristen is dat precies de charme van de stad. Lekker knus.

Wat is een betere plek om Kerst te vieren dan in de Anton Pieckachtige sfeer van Bern? Ondanks het historische centrum (Altstadt) dat zijn oorspronkelijke middeleeuwse karakter heeft behouden, is de Zwitserse hoofdstad een parel die vaak over het hoofd wordt gezien. De toerist stoomt liever door naar de ski-oorden.

Bern is een rare hoofdstad. Met nog geen 130.000 inwoners heeft het de omvang van een provinciestad. Het compacte Bern, waar bijna alles op loopafstand is, ademt dan ook niet de sfeer van een metropool. Inwoners van het kosmopolitische Zürich zeggen vaak smalend dat alles in Bern langzaam gaat. Dat knusse is precies de charme. Slaperig is Bern echter niet, het heeft alle faciliteiten die bij een hoofdstad horen.

Er is weinig voor nodig om in Bern in de kerstsfeer te komen. Maak maar eens een wandeling door de sprookjesachtige Altstadt – die op de Unesco-werelderfgoedlijst staat – onder de Lauben (overkappingen), naar de Rosengarten voor een spectaculair uitzicht over de stad.

Rondjes zwieren

Het is een Bernse kersttraditie om de schaatsen onder te binden en een paar rondjes te zwieren op de ijsbaan voor het mooi uitgelichte parlementsgebouw. Langs de baan kan een typische Zwitserse kaasfondue met glühwein genoten worden.

Geen Kerst zonder kerstmarkt. Bern heeft er twee. Op de Waisenhausplatz vindt u allerhande ramsj, van dvd’s tot etenswaren. De liefhebber van kunst en handwerk kan zijn hart ophalen op de Münsterplatz.

De mooiste plek om een kerstnachtmis bij te wonen is in de Münster. De vijftiende-eeuwse gotische kathedraal, een van de belangrijkste cultuurschatten van Zwitserland, is pas gerestaureerd. De honderd meter hoge toren, die pas in 1893 werd voltooid, biedt een prachtig uitzicht over de Altstadt en op heldere dagen kunt u de Alpen in het zuiden zien liggen.

Kalkoen en aardappelkroketjes zult u niet op uw bord vinden bij een Zwitsers kerstdiner. Voor de echte Zwitserse keuken in een sober, authentiek decor met veel hout moet u wezen bij restaurant Zunft zu Webern. Wilt u stevig bunkeren, bestel dan de Bernerplatte: zuurkool, aardappelen, bacon, worsten en ham. Echt Zwitsers dineren kan ook hip met een dj bij Lötschberg. De bekende Zwitserse gerechten kaasfondue en raclette worden vooral geserveerd in de grote restaurants op de Bärenplatz.

Haute cuisine

Liefhebbers van de exotische keuken moeten beslist een bezoek brengen aan de Markthalle tegenover het station, een soort bazaar met allerlei verschillende restaurants, van Turks tot Japans. Op het station zelf kunnen vegetariërs terecht bij Tibits, waar je je eten naar gewicht betaalt. Tijdens de avondspits is het echter ook binnen spitsuur.

Het Bernse nachtleven is klein maar levendig. Kroegen kennen de Zwitsers niet, men ontmoet elkaar in grand cafés, restaurants of clubs. In Bern is elke avond wel een party met de meest uiteenlopende thema’s en muziekstijlen in de Dampfzentrale, Reithalle, Turnhalle of Wasserwerk. Voor een drankje is de Kornhauskeller met zijn prachtige gewelven een sjieke en sfeervolle plek. Op zondagen kun je in het Kornhauscafé terecht voor een buffetbrunch.

Voor de kleintjes rijdt in de dagen voor Kerstmis de speciale Märlitram door de stad. Tijdens de rit in de klassieke tram worden sprookjes verteld. Maar wel in het Schwyzerdütsch natuurlijk.


Dit artikel verscheen eerder in Dagblad De Pers. M.m.v. Patric Geissbühler en Marco Josi.

woensdag 2 december 2009

Kane's puurheid komt uit een potje


Tien jaar al is Kane de grootste band van Nederland. Dan doe je iets goed. Het talent van Dinand Woesthoff en Dennis van Leeuwen is dat ze perfect hun voorbeelden weten te synthetiseren tot middle-of-the-road-rock. Gecombineerd met een zware dosis pathos en een knappe zanger die weet hoe hij de rol van rockster moet spelen, heeft Kane een commerciële killer app in handen.

Critici hebben Kane altijd een gebrek aan eigen geluid verweten. Al een paar jaar is de band zoekende. Er waren talloze personeelswisselingen, flirts met jazz, een remix van DJ Tiësto, New Yorkse producers.

Het uitgangspunt van No Surrender is spontaniteit en puurheid. Met de zoveelste nieuwe lichting sessiemuzikanten wil Kane een echte band zijn. Het gaat om ‘het moment’, ‘aftikken en gaan’, een ‘eerlijk geluid.’

Maar Kane belijdt dat credo slechts met de mond. No Surrender verschilt weinig van zijn voorgangers. Er is geen sprake van een natuurlijke artistieke ontwikkeling, maar van een pose, een concept, een gimmick.

No Surrender klinkt allesbehalve spontaan en authentiek. De muziek is te bedacht, geproduceerd en gladgestreken. De galmfrequentie ligt weliswaar lager, maar het holle bombast is Kane nog niet verleerd. Dinands zang is nog even geveinsd, bestudeerd en pretentieus. Nooit klinkt hij echt, hij blijft een acteur die drijft op maniertjes. Met het gebrek aan originaliteit weet Kane niet af te rekenen. No Surrender is opnieuw een allegaartje van allerhande afgekeken, gedateerde stijlen en rockclichés.

Kane heeft zichzelf als band niet opnieuw uitgevonden, maar slechts zijn image. De puurheid komt uit een potje.


Dit artikel verscheen eerder in Dagblad De Pers

woensdag 25 november 2009

Lee Scratch Perry praat met engelen


Dubtovenaar Lee Scratch Perry stak zijn studio in brand en heeft graag eenden om zich heen als hij muziek maakt.

‘Der verrückter Paradiesvogel’, zo staat Lee Scratch Perry bekend in zijn woonplaats Einsiedeln. De excentrieke reggaelegende dost zich graag uit in met cd’s behangen kleding en een indianentooi of een ander uitzinnig hoofddeksel. Een dorp op het Zwitserse platteland is wel de laatste plaats waar je Lee Scratch Perry verwacht. Maar hij woont er al 28 jaar naar tevredenheid met zijn Zwitserse vrouw en hun twee kinderen. Hij leidt een teruggetrokken bestaan. 'Ik ben geen feestbeest meer. Ik ben een huismus.'

Jamaica mist hij niet. ‘Ik had de verandering nodig. Jamaica werd me te corrupt. Als je in Jamaica geld verdient, komen mensen naar je toe om steun. Je moet iedereen onderhouden. Als je dat niet wilt, doen ze je iets aan’, zegt Perry, doelend op het gespuis dat de succesvolle producer aantrok en dat zelfs permanent in zijn Black Ark Studio bivakkeerde.

Duits, laat staan Schwyzerdütsch, spreekt Perry nog steeds niet. ‘Ik ben tevreden met het Engels dat ik uitkraam. I’m not good with twisting wordz and tonguez like dat. Pronouncing lettahz like dat iz fonny. Voor mij is de L de L en de S de S, en niet llll en ssggg. Of zoiets. Het klinkt belachelijk. Ik wil niet zomaar met taal aan de haal gaan. Ik heb groot respect voor letters en woorden. Ik wil precies weten wat ik zeg, anders niet.’

Pionier
Perry (1936) is een van de belangrijkste reggaemuzikanten. Als tiener was hij al talent scout en producer in dienst van Coxsone Dodd, de Berry Gordy van Jamaica en baas van Studio One, het Mekka van de reggae. Zijn bijnaam Scratch (hij heeft er overigens meerdere, zoals Pipecock Jackxon, The Upsetter en Jah Lion) dankt hij aan een van zijn eerste hits, Chicken Scratch. Perry was de concurrenten altijd een paar stappen voor, net even wat eigenzinniger en aparter. En later steeds experimenteler en vervreemdender.

In de jaren zeventig was Perry’s Black Ark Studio een van de meest vooraanstaande creatieve centra van de reggae. Met zijn huisband The Upsetters produceerde Perry grote namen als Max Romeo, Prince Buster, The Skatalites, de toasters I-Roy en U-Roy. Lee Perry stoomde Bob Marley van een middelmatige artiest klaar tot een ster van internationale allure. Perry werkte samen met The Clash, Robert Palmer, Beastie Boys, Moby en zelfs Paul McCartney. Als pionier van de dub (geremixte en vervormde reggae) is Perry’s invloed immens. Zonder ‘Scratch’ hadden hiphop en dance wellicht heel anders geklonken. Voorbeeldje: The Prodigy samplede Chase the Devil van Max Romeo voor Out of Space.



Perry was onvoorstelbaar productief. In zijn Black Ark Studio in zijn achtertuin haalde hij dagen en nachten door, eindeloos zijn tracks remixend. ‘De muziek gaf me de kracht om door te gaan. Ik kreeg energie van de muziek, ik werd nooit moe.' De precieze omvang van zijn gigantische oeuvre is onmetelijk. Zelfs Perry zelf weet niet hoeveel nummers hij heeft gemaakt. ‘Ik heb geen idee. Vele duizenden. Drieduizend? O nee, veel meer!’



Engelen
Het helpt als je put uit goddelijke inspiratie. Want eigenlijk is Perry’s lichaam slechts een medium van God. ‘Als ik muziek maak, hoor ik stemmen van engelen die me vertellen wat ik moet doen. Er zijn twee stemmen, een goede en een slechte. De goede is God en de slechte de duivel. De goddelijke engel vertelt je de goede woorden, geeft je goede muziek, goede geluiden, een goede mix.’ Soms strijkt ook de duivel op Scratch’ schouder neer. ‘Je moet niet naar hem luisteren. De duivel probeert alles wat goed is te verstoren. Dat mag je nooit toelaten. Maar het goede zal zegevieren over het kwade. Dus geen probleem.’

Tegenwoordig zit er niet zo veel muziek meer in Lee Scratch Perry. ‘Ik heb thuis een kleine computerstudio, maar die is niet te vergelijken met mijn oude studio op Jamaica. Alleen een drumcomputer. Ik maak niet meer zo veel muziek als vroeger. Ik heb zo’n twee maanden geleden voor het laatst een track gemaakt. De markt is niet zo goed meer. In Londen en Jamaica zijn minder platenlabels. Dat komt door het downloaden. Mensen willen niet meer betalen, dus het verdient niet genoeg.’

De 73-jarige muzikant treedt nog regelmatig op. ‘We doen vijftien optredens op een rij, dan hebben we een pauze en dan nog eens tien. Het gaat me nog gemakkelijk af. Ik ben happy op het podium.’




Gek
Het is een bekend gezegde dat de scheidslijn tussen geniaal en gek dun is. In het geval van Lee Scratch Perry is die lijn er zelfs helemaal niet. Berucht is de brand in de Black Ark Studio in 1979. Perry zou de studio in de fik hebben gestoken tijdens een zenuwinzinking - vermoedelijk het gevolg van uitputting en drank- en drugsmisbruik, nadat hij eerst alles had ondergekalkt met onbegrijpelijke religieuze leuzen. Getuigen verklaarden dat hij daags voor de brand achteruit door Kingston liep terwijl hij met een hamer op de grond sloeg. Anderen beweren dat Perry de boel in de hens stak om criminelen die hem afpersten, de loef af te steken. Weer een andere theorie is dat kortsluiting de oorzaak van de brand was. Of een Duitse fan was de dader. Perry werd gearresteerd op verdenking van brandstichting maar vrijgelaten wegens gebrek aan bewijs. De zaak is nooit opgelost.

Kwade geesten
Perry heeft altijd volgehouden dat hij zelf de boel platbrandde om kwade geesten uit te drijven. ‘De dingen begonnen uit de hand te lopen. De energie was er niet meer. God zei tegen me: je moet het in brand steken, de negatieve energie eruit spoelen, zodat je de positieve energie weer voelt.’ Een deel van zijn oeuvre ging verloren, maar spijt heeft Perry nooit gehad. ‘Als God iets zegt, is het perfect. God maakt geen fouten. Ik doe altijd precies wat God zegt.’

Eenden
Investeerders die Perry hielpen de studio te herbouwen, troffen tot hun ontsteltenis een vijver met eenden aan in de studio en een broodrooster op het tuinhek. ‘It means I am a toaster and I am not a boaster’, was Perry’s verklaring. ‘Hahahaha’, schatert hij door de telefoon als hem wordt gevraagd naar de eenden. ‘Waarom niet? Ik hou van eenden. Ze zijn zeer intelligent. Ze maken deel uit van de natuur. Ze kunnen niet praten, maar ze houden van je. Ik zie ze als mijn kinderen. Hahahahaha! Ik wilde ze gewoon gelukkig maken. ’



Clean
Vroeger functioneerde Perry op hele sloten rum en grote hoeveelheden wiet, cocaïne en psychedelica. Maar de tijden zijn veranderd. ‘Ik rook niet meer, ik drink niet meer. Ik ben veranderd. Ik ben nu zo’n tien jaar gestopt.’ Vrouwlief Mireille houdt hem clean en gezond. ‘Dat is haar taak. Haha.’
Het gaat goed met Lee Scratch Perry, beweert hij. ‘Als je me nu ziet, geloof je je ogen niet. Kom je naar de show? Dan zal je zien dat ik kerngezond ben.’


Dit artikel is eerder verschenen in Dagblad De Pers

zaterdag 7 november 2009

Liedje

“Liedje”. Altijd al een stom woord gevonden. Het heeft iets lulligs. Maar dat doet er verder niet toe. Het is ook een onderwerp dat regelmatig opduikt in de popjournalistiek en dat mij stoort: het dogma van het liedje. Recensenten vinden dat muziek niet goed is als het geen liedje is.
De eerste keer dat het me opviel was tien jaar geleden toen de Red Hot Chili Peppers hun comebackalbum Californication uitbrachten. De ongeremde gekte had plaatsgemaakt voor degelijke songs. Eindelijk hadden de Peppers liedjes leren schrijven, oordeelde een recensent.
Alsof ze toen pas een goede band waren geworden die voorheen geen behoorlijke plaat kon maken. Maar die gekte en onbevangenheid was juist hun forte en dat maakte de Peppers in de steriele en conservatieve jaren tachtig juist zo interessant. En laten we eerlijk wezen, de Peppers klinken met ingang van Californication uitgeblust en hun platen zijn bij lange na niet meer zo memorabel als Freaky Styley.
Een recenter voorbeeld is The Dead Weather. Horehound zou geen goede plaat zijn want er staan geen goede liedjes op. Het is maar een jamplaat. Schijn bedriegt. Horehound is niet fladderig, schetsmatig en onaf, maar dynamisch, afgerond (knap en opvallend voor zo'n jonge band) en barst van de catchy hooks. Het misleidende van Horehound is het dissonante geluid, niet te verwarren met een gebrek aan melodieusiteit.
Los daarvan zie ik het probleem niet. Wat is er mis met jamplaten? Het enige dat telt is dat de muziek goed is. Want zonder songstructuur is muziek ook mooi en wel zo avontuurlijk en rijk. En ik heb nog nooit iemand horen klagen dat The Grateful Dead urenlang jamden op een thema. De kunst is om de spanning vast te houden.
Het is een westerse conventie dat muziek een duidelijk herkenbare structuur moet hebben. Anders raakt men de weg kwijt. Het is hetzelfde muzikale 'Occidentisme' en ook 'rock/folkcentrisme' waarmee experimenten met jazz inferieur worden geacht. Daar kan Joni Mitchell over meepraten. Het uitgesponnen The Hissing of Summer Lawns was moeilijker te verteren dan de liedjesplaat Blue.
Het is een kwestie van een open vizier. Reset je hoofd, leg het wetboek weg en onderga de muziek. Laat het je overkomen, laat je meevoeren. Dat was de boodschap van Miles Davis met Bitches Brew, die daarmee een heel nieuw genre schiep: de jazzrock ofwel fusion, waarin het negeren van dogma's en conventies het uitgangspunt was. Want werkt het doorbreken van conventies niet juist verfrissend?
Als het liedje het criterium is, vallen heel wat grote klassieke componisten, klassiekers (ik denk aan There's a Riot Goin' On van Sly & The Family Stone, Fun House en Raw Power van Iggy & The Stooges, Trout Mask Replica van Captain Beefheart, Swordfishtrombones van Tom Waits) tot zelfs hele genres (minimal music, experimentele muziek, ambient, maar punk net zo goed) buiten de boot.
Begrijp me niet verkeerd, ik begrijp en waardeer zeker een goed liedje. Het is grote kunst om een vernuftig liedje te schrijven. Compact, eenvoudig, effectief, gevoelig. Burt Bacharach is daarin bijvoorbeeld een meester. Maar het een sluit het ander niet uit.

Dit artikel verscheen eerder op DePers.nl.

donderdag 29 oktober 2009

The Dead Weather: Band niet gepland


Jack White’s The Dead Weather biedt 5 bands voor de prijs van 1 én de beste rockplaat van het jaar.
‘Jack, hou op!’, gilt Alison Mosshart in de telefoon. ‘Hij zit te klieren.’ De verveling slaat toe in de tourbus van The Dead Weather die onderweg is naar Edinburgh. Jack White laat de woordvoering liever aan zijn zangeres over, om de enige vrouw in zijn band vervolgens te treiteren.
The Dead Weather is op tournee, nadat ze dit voorjaar met Horehound misschien wel de beste (rock)plaat van het jaar afleverden. Loeiende hardrock die toch gelaagd, gedetailleerd en uitgebalanceerd is. Veel recensenten waren evenwel teleurgesteld dat er op het album geen echte liedjes stonden. Maar dat is een dogma van popjournalisten. Wat doet het er toe als de muziek goed is? Niemand verweet The Grateful Dead een gebrek aan songstructuren. Maar het is ook onzin: de nummers op Horehound zijn geen eindeloze niet uitgewerkte jams met kop noch staart, ze zijn compact en gebouwd rondom catchy hooks.
Afgerond
Een opvallend afgerond geluid juist voor een band die nog maar een paar maanden bestond en in feite bestaat uit vijf bands: Mosshart is zangeres van The Kills, White is zanger en gitarist van The White Stripes en The Raconteurs, Dean Fertita is toetsenist en gitarist van de Queens of the Stone Age en Jack Lawrence is bassist van The Greenhornes en The Raconteurs. Zie daar maar eens eenheid in te brengen. Waar sluiten de afgemeten bluesrock van The White Stripes, de punkachtige garagerock van The Kills, de rock&roll van The Greenhornes, de gitaarrock van The Raconteurs en de stonerrock van QOTSA op elkaar aan?
‘Het zijn inderdaad heel verschillende bands, maar de basis is bij ons allen de blues. Ook al hebben we er allemaal onze eigen interpretatie van, onze wortels liggen in de blues’, legt Mosshart uit. ‘Ik vind het moeilijk de vinger erop te leggen hoe we onze sound geschapen hebben. Ik zou het geen democratisch proces noemen. Dat werkt toch nooit trouwens. We waren gewoon vier muzikanten in een ruimte die samen jamden. We begonnen met niks en na een uur hadden we al een nummer. Bij het maken van Horehound was niks gepland of afgesproken. We begonnen gewoon te jammen en na een tijdje drukten we de opnameknop in. We hebben Horehound in drie weken opgenomen en we hebben ons niet gehaast.’
Officieel werd de band begin dit jaar opgericht, maar de leden kennen elkaar al jaren. Vorig jaar toerden The Kills en The Raconteurs samen. ‘We zaten voortdurend in de bus samen te jammen. Zo ontstonden de songs en de band. We waren helemaal niet van plan een band te vormen.Het voelt wel als een echte band, niet als een gelegenheidsformatie of project.’
Ego clash
Superbands worden maar al te vaak geplaagd door botsende ego’s. Crosby, Stills, Nash & Young is een beroemd voorbeeld. Jack White is een hyperproductief muzikaal genie en misschien wel de invloedrijkste rockmuzikant van dit decennium. Voeg er drie zwaargewichten aan toe en je hebt het recept voor een oorlogsband. ‘Nee hoor, er was geen ego clash’, zegt Mosshart echter. Heeft White een groot ego? Het is even stil. ‘Nee… Jack hou nou op!’ ‘Iedereen steunde elkaar’, zegt Mosshart. ‘Er waren geen attitudes. Het werkt niet als je grote ego’s in de band hebt. We hebben begrip en respect voor elkaars creatieve passies en willen allemaal gewoon iets maken dat briljant is.’
De imposante staat van dienst van Jack White werkte niet intimiderend. ‘Ik vond het juist uitdagend en het voelde ook als erkenning. En het is natuurlijk niet zo dat de andere leden net komen kijken’, aldus Mosshart.
Nieuw album
De chemie is nog niet uitgewerkt want The Dead Weather is al begonnen aan een tweede album dat eind dit jaar moet verschijnen, zegt Mosshart. ‘We hebben nu zo’n vijftien ideeën en vijf nummers zijn al af.’
Weer klinkt een schreeuw. ‘Rot nou op Jack, of ik sla je op je bek!’



Dit artikel verscheen eerder in Dagblad De Pers

vrijdag 23 oktober 2009

De romantiek van een rioolbuis


Een nachtje slapen in een rioolbuis? U hoeft niet naar Roemenië, het kan ook op het idyllische platteland van Oost-Groningen.

Hoe zou dat zijn, een nachtje leven als een straatkind in Boekarest? In een rioolbuis, onder de grond, putdeksel erop, kokhalzen van de stank van stront en pis, zo donker dat je niet eens de ratten kunt zien die aan je tenen knagen? Het claustrofobische van riolen, ondergrondse kerkers en levend begraven worden, kun je nu zelf ervaren op natuurcamping Buitengewoon Groenhoff in Vriescheloo op het Oost-Groningse platteland.

In het echt blijkt het verblijf in het Berenhotel, zoals het rioolbuizenkamp heet, verre van een ontbering. In de gouden gloed van de nazomerzon hebben de vijftien buizen, ingegraven in een dijkje en idyllisch gelegen aan een vijver, veel weg van de Hobbitstee uit Lord of the Rings.

Eigenaar Bé Dijkhoff van Buitengewoon Groenhoff kwam op het idee tijdens een borrel met een collega van Consumentenboerderij Bleyendael, een naburig activiteitenbedrijf. ‘We waren al een tijdje aan het nadenken over meerdaagse arrangementen. Ik wilde iets bijzonders doen. We dronken Beerenburg – vandaar de naam Berenhotel – en dachten: waarom stoppen we de mensen niet onder de grond? We zijn gaan rondkijken en toen kwam mijn schoonzoon met het idee van de rioolbuizen.’

Geen luxe

Het Nijmeegse betonbedrijf De Hamer bleek geschikte rioolbuizen te leveren, onder licentie van Tulip Hotels, die in Oostenrijk luxueuze hotelkamers in rioolbuizen exploiteert.

Maar zo comfortabel is het Berenhotel niet. De buizen zijn een maatje kleiner (2,50x1,80m), zodat je net niet rechtop kunt staan. Je moet namelijk wel een ‘grotgevoel’ hebben, alsof je in een echt berenhol ligt. De wanden zijn bespoten met leem, waarvan af en toe korrels naar beneden vallen. In de buis staat een tweepersoonsbed, aan weerzijden zijn twee zitjes, maar die doen beter dienst als plank voor je spullen. Verder is er centrale verwarming (een verblijf is dus het hele jaar door mogelijk), verlichting en een stopcontact. Plassen en wassen kan in de jachthut, waar ook een bar en een vuurplaats is. In de toekomst komt er in de vijver mogelijk een bubbelbad.

Schrik niet als u ’s avonds laat tastend in het aardedonker in een lichte alcoholroes op zoek naar de toiletten, geconfronteerd wordt met een levenloze vrouw die met haar auto de vijver in is gereden. Voordat u heldhaftig het portier openbreekt of met een bystander-syndroom aan de grond genageld staat: het is maar een pop. Het hoort bij het spookspel, een bij de prijs inbegrepen activiteit.

De nacht valt, tijd voor de vuurdoop. Wordt dit een real-life versie van Tim Krabbés thriller Het Gouden Ei? Het valt mee. Zo klein is het niet, al zou een raampje in de deur geen overbodige luxe zijn. Als het licht uit is zie je geen hand voor ogen. Echt het gevoel dat je in een rioolbuis of een grot slaapt heb je niet, het is meer alsof je in een bunker ligt.

Binnen hangt een muffe aardelucht en het is, ondanks de luchtpijp, benauwd. Met de deur op een kier is het te doen, maar dat doe je ’s winters niet zo gauw. Maar een Roemeens straatkind zou er een moord voor doen.


Dit artikel verscheen eerder in Dagblad De Pers.

donderdag 1 oktober 2009

Platenmaatschappijen vertrouwden Raekwon niet


Veertien jaar na zijn meesterwerk Only Built 4 Cuban Linx komt rapper Raekwon van de Wu-Tang Clan met een vervolg.

Een groot ego heeft Raekwon ontegenzeglijk. Tijdens het interview noemt hij zichzelf een ‘legende’, ‘getalenteerd’ en Only Built for Cuban Linx… Pt. II een ‘klassieker’, terwijl zijn nieuwe album amper een maand in de winkels ligt.

Maar je kunt hem niet helemaal ongelijk geven. Raekwon is lid van de grootste hiphopgroep ooit en werkte mee aan enkele klassiekers in het genre. Zijn debuutalbum Only Built 4 Cuban Linx… (1995) is een meesterwerk dat wordt gezien als een van de beste Wu-albums, maar ook als een van de beste hiphop-platen.


Bloedstollende reis door het getto

Op Cuban Linx 1 namen Raekwon en partner in crime Ghostface Killah de luisteraar mee op een bloedstollende reis door het getto met knap vertelde filmische verhalen over drugsdealers en ander gespuis.

‘Het ging over drugsdealers die aan het getto probeerden te ontsnappen, maar nog wel met één voet in het getto stonden’, vertelt Raekwon.

Veertien jaar later is er dan een vervolg. Het concept van 'OB4CL2' is oudere boeven die terugblikken op hun misdaadcarrière.

‘Het nieuwe album gaat terug naar de hiphop uit de tijd van het eerste album met harde beats, hardcore teksten, een conceptalbum met filmische teksten.

Het neemt je terug naar het leven in de projects (sociale woonflats in de achterbuurten) en op straat. Je krijgt een inkijkje in wat er zich achter de voordeur afspeelt. Ik vertel echte verhalen door de ogen van drugsdealers. Ik kom uit die wereld. Het is niet zozeer autobiografisch, maar het is wel een omgeving waarin ik ben opgegroeid en die me heeft gevormd tot een verhalenverteller. Het is een cinematografisch drugsverhalenalbum.’


Onderschat

Reeds in 2005 kondigde Raekwon de sequel aan. Maar Only Built 4 Cuban Linx… Pt. II liet nog vier jaar op zich wachten. ‘Als je aan een klassieker werkt, raffel je het niet af, daar neem de tijd voor’, is Raekwons verklaring.

De waarheid is dat platenmaatschappijen – ondanks hooggespannen verwachtingen - niet hun vingers aan het project durfden te branden.

‘De platenmaatschappijen onderschatten het project. Ze denken dat als je er even tussenuit bent geweest, dat je de weg kwijt bent. Ze willen alleen maar commerciële hiphop uitbrengen. Ze geloven niet dat een legende die al jaren meedraait nog veel platen kan verkopen. Ze denken dat je je tijd hebt gehad.’

Na vele vertragingen bracht Raekwon het album uiteindelijk maar op zijn eigen label Icewater uit.



'Rza is soms arrogant'

Opvallend is dat Rza, de huisproducer van de Wu-Tang Clan die het eerste album geheel produceerde, op het tweede album maar twee nummers aanlevert. Raekwon en Rza ruzieden over diens producties voor het Wu-Tang album 8 Diagrams (2007). Maar daar zou Rza’s beperkte rol niets mee te maken hebben, beweert Raekwon.

‘Rza is nu een ander persoon. Hij heeft een druk leven. Ik kan hem niet mijn agenda laten bepalen. En deel 2 moest anders worden dan deel 1. Ik vind deel 2 interessanter omdat ik heb samengewerkt met veel verschillende goede producers (o.a. Dr. Dre, Pete Rock, Erick Sermon, J Dilla, Marley Marl – red.). Nee, mijn kritiek op Rza’s producties voor het Wu-Tang album 8 Diagrams heeft er niks mee te maken.’

Wel wil Raekwon nog eens uitleggen waar hun openlijk uitgevochten ruzie over ging. ‘Het punt met Rza is dat hij soms een beetje opstandig is en niet naar anderen wil luisteren. Hij wist wat ik wilde maar hij was destijds niet van plan dat op te volgen. Hij vond dat het alleen maar míjn ding was. Al waren er mensen die er hetzelfde over dachten als ik. Rza is soms arrogant en denkt dat hij alles weet. Dus wij zeiden tegen hem: je weet helemaal niet alles. Je bent wel een goede producer, maar je gedraagt je niet als een grote producer.'

'Er was wat onenigheid, maar dat is verleden tijd. Even goede vrienden. We hebben zo veel samen meegemaakt. We hebben samen geschiedenis geschreven. Dus we zullen elkaar nooit de rug toe keren.’

Raekwon gaat evenwel door met zijn project Shaolin vs. Wu-Tang, een album met diverse Wu-Tang-leden, maar waarop Rza niets mag produceren. Een anti-Rza album is het volgens Raekwon evenwel niet. ‘Niemand dist niemand.’


Groepsalbum

Een nieuw groepsalbum van de Wu-Tang Clan zit er voorlopig niet in. ‘Op dit moment gaat iedereen zijn eigen richting uit als soloartiest’, antwoordt Raekwon desgevraagd. ‘We zijn een groep die bestaat uit soloartiesten. We verdienen meer geld met individuele projecten. Maar het blijft een Clan-ding want we zijn altijd op elkaars platen te horen. Er zijn geen concrete plannen voor een groepsalbum. Zo ver kijken we niet de toekomst in. Als het gebeurt, gebeurt het.'

De Wu-Tang Clan verkwanselde hun uitstekende (live)reputatie met kwalitatief mindere albums, en nog erger, door niet of slechts onvoltallig te komen opdagen bij optredens. De Wu kreeg de naam van een zootje ongeregeld. Maar dat ligt er volgens Raekwon niet aan dat de faam naar hun hoofd gestegen is.

‘Je moet begrijpen dat als er zo veel leden (9) in een groep zitten, het moeilijk is om iedereen aanwezig te laten zijn,’ legt Raekwon uit. ‘Iedereen gaat zijn eigen kant op. We hebben allemaal kinderen. Soms moet iemand voor vader spelen. Soms kan iemand als soloartiest meer geld verdienen dan met de Wu-Tang Clan. Er moet wel brood op de plank komen, dat beseffen mensen niet altijd.’



Dit artikel verscheen eerder op DePers.nl

woensdag 30 september 2009

De zoete wraak van Q-Tip

‘Industry rule number 4080, record company people are shady’, rapte Q-Tip in 1991 al. En hij heeft het geweten. Zeven jaar van zeuren en onderhandelen – en naar verluidt eigen geld – kostte het de rapper om zijn tweede soloalbum Kamaal The Abstract gereleased te krijgen. In april 2002 trok zijn platenmaatschappij op het allerlaatste moment het album terug, uit vrees dat het album te experimenteel en dus onverkoopbaar zou zijn.




Een vreemde aanname, want Q-Tip bouwde als frontman van A Tribe Called Quest een ijzersterke reputatie op als vooruitstrevend artiest. Dus een uitdagende plaat zou bij zijn achterban niet in slechte aarde zijn gevallen. Eerder omgekeerd. Dat de rapper een soulplaat maakte waarbij hiphop op de achterbank plaatsnam, had niemand hem kwalijk genomen. Daaraan waren we in 2002 allang gewend dankzij The Roots, D’Angelo en Erykah Badu. Intussen moest Q-Tip met lede ogen aanzien hoe labelmates OutKast dubbelplatina hits scoorden met hun experimentele muziek.

Is Kamaal The Abstract een album dat je zintuigen stevig op de proef stelt? Welnee. Maar c’est le ton qui fait la musique. In vergelijking met zijn voorganger Amplified (1999) is Kamaal The Abstract donkerder van toon, minder jiggy en compact. Catchy pop hooks ontbreken en er is geen radiovriendelijke single.

Q-Tip heeft zijn raps flink teruggeschroefd om alle ruimte aan de muziek te geven. Kamaal The Abstract draait om atmosfeer. Uitgesponnen, mellow grooves vormen de ondergrond voor dwarrelende piano-, keyboard-, fluit- en saxsolo’s (van jazzsaxofonist Kenny Garrett). Warm en smaakvol als een kop warme chocolademelk. Kamaal The Abstract is zo’n plaat die in je systeem kruipt als een opiumverslaving. Q-Tips wraak is zoet.

Dit artikel verscheen eerder op DePers.nl.

maandag 28 september 2009

O.P. R.I.P.

De Osdorp Posse is niet meer. Na twintig jaar hebben Def P cum suis er een punt achter gezet. Een goed moment om een mooie jeugdherinnering op te halen. Want de O.P. was mijn allereerste interview.

Zestien jaar was ik en ik leefde voor hiphop. En ik wilde (pop)journalist worden. Ik schreef voor het jongerenblad Catch toen ik in november 1993 de Osdorp Posse mocht gaan interviewen. Vlijmscherp was net uit.

Al weken van tevoren was ik zenuwachtig. Op de bewuste vrijdagavond dat ik met IJsblok had afgesproken brachten mijn ouders me. Naar Osdorp. Het Braillehof. Bij IJsblok thuis. Mijn ouders zetten me voor de deur af van het naargeestige flatgebouw uit de jaren '50, type probleemwijk. Het is inmiddels gesloopt. Het was donker en waterkoud. Koudwatervrees.

IJsblok deed open. Ik stapte de hal in. “De rapper is er ook”, zei IJsblok en wees naar de keuken waar Def P – toen nog met lang haar in een paardenstaart – stond af te drogen terwijl zijn tante – IJsbloks moeder - de afwas deed. IJsblok - niet gewoon moordenaar, maar moordenaarder - woonde nog bij zijn ouders. Dat er ouders waren stelde me gerust. Want klasgenoten hadden me gewaarschuwd dat de Osdorp Posse me misschien wel op m’n bek zouden timmeren als ik een kritische vraag stelde.

We gingen naar het kleine slaapkamertje van IJsblok. Def P ging op het bed zitten, IJsblok op een bureaustoel op wielen. Het interview begon. Een taperecorder had ik nog niet, dus ik moest alles neerkalken en pende als een bezetene.

Terwijl ik hun citaten opschreef, kletsten Def P en IJsblok met elkaar. Def P had Henry: Portrait of a Serial Killer op video. Ze lachten om het kleine slaapkamertje van IJsblok. Hij demonstreerde dat hij al zijn kleren in een klein kastje bewaarde, een soort kluisje dat aan de muur hing. Aan de binnenkant van het deurtje was met plakbandjes een vergeeld A4-tje opgehangen met een piece van Grandmaster Flash. Een vroege creatie van Def P.

Na het interview - mijn moeder had inmiddels vanuit een naburig café gebeld of we al klaar waren (lees: of alles in orde was) - wandelden we de huiskamer in. IJsbloks ouders zaten er, zijn zusje en nog een familielid, waarschijnlijk een oom. Vader, een ambtenaarstype van middelbare leeftijd met een bril, ringbaardje en grijze spencer, schonk een jenever in. IJsbloks zusje, een bakvis van een jaar of veertien, maakte een opmerking over mijn provinciale accent en geslis. “Wat praat je raar, je kan wel horen dat je niet uit Amsterdam komt.”

Def P vouwde een papier in kleine vakjes en scheurde die langs de vouwen af. Vanavond trok de familie lootjes voor Sinterklaas. Viert de Osdorp Posse Sinterklaas? vroeg ik aan Def P. “Ja natuurlijk, het is een Oerhollands feest”, antwoordde de rapper. “Kerst kan van mij de tering krijgen.”

De moraal van dit verhaal? Rappers zijn ook gewone mensen.

donderdag 17 september 2009

Bijna de echte Joni Mitchell

Je moet van goeden huize komen om Joni Mitchell te coveren. Charlie Dée slaagt summa cum laude.

Precies op de maat van Coyote begint het rookalarm te fluiten in het mottige theaterzaaltje boven op het Groothandelsgebouw in Rotterdam. Dat is balen als je als artiest bezig bent met een eerbetoon aan je grootste heldin en inspiratie, Joni Mitchell. En dat bovendien gefilmd wordt voor een documentaire. Maar Charlie Dée lost het ontspannen op. ‘Dat komt door die haarlak die je bij me hebt opgespoten’, grapt de zangeres naar haar visagiste. Als de band de draad weer heeft opgepakt, begint er een bewaker luidruchtig te telefoneren. Gelukkig kun je het uit de film knippen en zit de zaal vol familie en vrienden. ‘Ik ben blij dat jullie niet betaald hebben.’

Het prille leven van Renée van Dongen veranderde voorgoed toen ze zeventien jaar was. Van haar eerste vriendje kreeg ze een bandje van Joni Mitchell. Renée van Dongen werd Charlie Dée. ‘Door Joni Mitchell wist ik dat ik fulltime wilde gaan zingen en dat ik zelf moest gaan schrijven.’

Zonder Joni Mitchell dus geen Charlie Dée. Haar invloed klinkt duidelijk door in Charlies eigen muziek. De inmiddels 32-jarige zangeres en winnares van de Grote Prijs van Nederland en een Essent Award, leerde van Mitchell ‘verder te kijken dan je neus lang is’. ‘Ze zegt niet: ik hou van jou, maar ze zegt het op een andere, beeldende manier. Joni Mitchell schrijft alsof ze schildert. Of eigenlijk schildert ze als ze schrijft.’ De magie van Joni Mitchell? ‘Niemand zingt mooier over het leven en de liefde dan Joni Mitchell,’ zegt Charlie bewonderend over de Canadese die door velen wordt gezien als een van de belangrijkste singer-songwriters.

Een eerbetoon aan de belangrijkste inspirator van Charlies leven en werk is dus een logische consequentie. In het theaterprogramma A Tribute to Joni Mitchell waarmee Charlie Dée dit najaar door het land reist zingt ze Joni-klassiekers als Blue, A Case of You, Both Sides Now, maar ook minder bekende nummers als Cherokee Louise, The Drycleaner from Des Moines en Night Ride Home.

Tussendoor vertelt Charlie anekdotes uit Joni’s bewogen leven en over de ontstaansgeschiedenis van de songs. ‘Maar de rode draad is ook mijn leven, omdat ik heel erg door Joni Mitchell beïnvloed ben’, voegt Charlie toe. ‘Veel liedjes gaan terug naar een moment van mij. Daar heb ik herinneringen aan, of ben ik door getroost, of daardoor ben ik op een bepaald spoor gezet. Dat eerste cassettebandje kreeg ik van mijn eerste vriendje. Hij was 33 en ik was 17. Een groot leeftijdsverschil en veel mensen vonden dat helemaal niet gaaf. Een van de liedjes op het bandje was My Old Man. Dat liep ik een jaar lang te kwelen. Ik voelde meteen een vriendschap met Joni.’

Charlie heeft Joni Mitchells oeuvre binnenstebuiten gekeerd, uit elkaar gehaald en weer in elkaar gezet. ‘Ik heb me echt de pleuris gestudeerd!’, lacht Charlie. ‘Ik heb drie maanden lang elke dag gestudeerd. Nog nooit heb ik iets zo gedisciplineerd aangepakt. Eerst heb ik alle teksten uit mijn hoofd geleerd en heel erg háár ding gedaan, en toen ben ik pas mijn eigen ding ervan gaan maken. Ik heb alles drie maanden lang elke dag door gezongen, zodat het helemaal in mijn stem ging zitten. Het is ongelofelijk moeilijk.’

Een van de moeilijkste aspecten van Joni Mitchells complexe muziek is haar onconventionele gitaarspel. Vele gevorderde gitaristen hebben zich het hoofd gebroken over haar typische, afwijkende stemmingen. ‘Joni Mitchell is een autodidact en niet gehinderd door kennis heeft ze zichzelf allerlei gekke, afwijkende stemmingen aangeleerd’, legt Charlies gitarist Martijn van Agt uit. ‘Als geoefend gitarist ga je uit van bepaalde conventies. Er is niets zo moeilijk als spelen als een leek als je een geoefend gitarist bent. Je moet van alles gaan afleren.’ Die moeite heeft Van Agt zichzelf bespaard. ‘Ik heb mijn gitaar expres niet omgestemd, want ik wil geen copycat zijn. Het gaat mij niet om haar spel, maar om de liedjes.’

Dan is er nog een andere complicatie: de Joni Mitchell-fans. Want kom niet aan het werk van de godmother der singer-songwriters, dat is heiligschennis. ‘Ik was wel bang voor kritiek ja. De eerste paar keer dat we het deden - en ik wist dat er een paar echte Joni-fans kwamen- was ik wel zenuwachtig’, bekent Charlie. ‘Maar ik hoor alleen maar positieve verhalen. Er komen mensen naar me toe die zeggen: ik ben haar grootste fan, ik heb haar live gezien, ik heb al velen gezien die het geprobeerd hebben, en jij dóet het.’

Charlie Dées vertolking kan de goedkeuring wegdragen van Joni Mitchell zelf, die een paar video’s van de tribute op haar website zette. Joni Mitchell treedt zelden nog op, dus Charlie Dée is waarschijnlijk het dichtste dat je ooit bij de echte Joni Mitchell zal komen.


Dit artikel verscheen eerder in Dagblad De Pers

donderdag 27 augustus 2009

‘Ik heb zo veel gemist in de jaren dat ik in The Cranberries zat’

Popster zijn is niet zo romantisch als het lijkt, weet Dolores O’Riordan. De zangeres van The Cranberries leeft tegenwoordig voor haar gezin. Toch is er nu een tweede soloalbum. Én een reünie van de band.

Het is even tanden op elkaar voor Dolores O’Riordan. Het is al haar tiende interview vandaag en ze moet nog meer Europese hoofdsteden langs. Het is een mooie lentedag in mei, drie maanden voor de release van No Baggage, haar tweede plaat zonder The Cranberries. De zangeres propt alle promotieactiviteiten in het voorjaar, zodat ze in de zomer op vakantie kan met de kinderen. Want haar gezin komt tegenwoordig op de eerste plaats.

In 2003 zette O’Riordan een punt achter The Cranberries, de immens succesvolle band die wereldhits scoorde met Zombie en Linger. De zangeres met de overslaande stem worstelde jarenlang met de druk van het sterrendom en dat uitte zich in paniekaanvallen en eetstoornissen. ‘Te jong, te beroemd, te veel druk, te veel mensen om me heen’, analyseert O’Riordan.

Spirituele reis

De spotlights beu ging O’Riordan (37) op zoek naar zichzelf. Ze trok zich terug op haar landgoed in Limerick en in een boshut in de Canadese wildernis, baarde kinderen en hervond haar liefde voor muziek.

No Baggage verwijst naar een spirituele reis. Bagage maakt je tot wie je bent en wordt. Naarmate je ouder wordt, leer je met je bagage omgaan. Je leert jezelf beter kennen en accepteren. Je wordt sterker.’

Na een eenmalig optreden in januari zette O’Riordan dit voorjaar de deur voor een reünie van The Cranberries op een kier, al ‘hebben we het er nog niet over gehad’, zei ze nog in mei. Deze week kondigde de band plotsklaps aan komend najaar weer op tournee te gaan. Er zouden zelfs nieuwe songs geschreven worden.

The Cranberries waren een product geworden. De lol was ervan af, verklaart O’Riordan het einde van de band destijds. Dat je daar weer tegenaan kan lopen gaat er bij de zangeres niet in. ‘Ik zit niet meer bij een grote platenmaatschappij, dus er is veel minder druk. Ik treed op wanneer het mij uitkomt. Toen ik mijn solodebuut uitbracht (Are You Listening? uit 2007), vroeg iedereen zich af wie Dolores O’Riordan was. Dat was een opluchting. Ik begon met een schone lei, moest mezelf opnieuw bewijzen. Dat was veel leuker dan verdergaan met The Cranberries en op die naam te teren. Muziek is weer een hobby. Mijn prioriteiten liggen anders. Nu is zorgen voor mijn kinderen en ouders mijn werk.’

Huis schoonmaken

Haar leven is lichtjaren verwijderd van haar vroegere sterrenbestaan. ‘Ik ga met mijn kinderen mee naar school als voorleesmoeder. Ik geniet van kleine dingen als ontbijten met ze. Ik maak het huis schoon. Zalig! Vroeger was ik alleen maar bezig met The Cranberries. Ik werd een Cranberry toen ik nog op school zat. Ik wist niet beter. Je hebt amper contact met je familie en verliest je vrienden. Dus ik moest dit doen om erachter te komen wat het echte leven was. Ik heb zo veel gemist in de jaren dat ik in The Cranberries zat.’


Dit artikel verscheen eerder in Dagblad De Pers.

zaterdag 15 augustus 2009

Candi Staton – Soul Survivor


Sinds soulveterane Candi Staton is herontdekt is ze misschien wel succesvoller dan ooit. Tegen Heaven vertelt ze openhartig over de schaduwjaren, haar voormalige drankprobleem en haar comeback.

Wat is ze klein. Als Candi Staton uit de lift stapt, zie ik haar over het hoofd en heb niet in de gaten dat ze voor mijn neus staat. De petite en verlegen vrouw is privé totaal niet de stoere diva van de platen en het podium. Candi praat met zachte stem en is dankbaar voor de belangstelling. Tijd vrijmaken voor een interview vindt ze geen probleem, ze lijkt het zelfs gezellig te vinden. Candi is geïnteresseerd in mijn digitale memorecorder. “Ik wil er ook een, om mijn zangoefeningen op te nemen”, zegt ze terwijl ze het apparaatje aandacht bestudeert. “Je kunt de geluidsbestanden overzetten naar je pc? Dan moet ik eerst een nieuwe laptop hebben. Mijn kleinkinderen hebben die gesloopt. Ze hebben er hiphop mee gedownload”, vertelt ze met een vies gezicht.

Ambachtelijk
Statons laatste plaat Who’s Hurting Now staat vol ambachtelijke soul alsof de digitale revolutie nooit heeft plaatsgevonden. De 66-jarige zangeres is wars van nieuwerwetse R&B. “De jeugd van tegenwoordig heeft het zo veel beter dan wij vroeger. Wij moesten eerst het hele traject van het chitling circuit afleggen, dat was keihard werken. Er was rassenscheiding, waar vooral de southern soul mee te maken had. Rondreizen was daardoor problematisch. Als je eindelijk was aangekomen bij de zaal, was er vaak geen kleedkamer en we moesten ons eigen eten en drinken meenemen. Tegenwoordig is het normaal dat je dat van de zaal krijgt. De jonkies hoeven niets meer zelf te regelen, ze krijgen het allemaal op een presenteerblaadje. Dus ze hebben niet de diepgang die wij hebben.”

“De oude garde weet wat je met een noot kunt doen”, vervolgt ze. “Aretha Franklin zong één noot en hield die vast tot je hem voelde. Wat wij aan soul hebben, hebben de jonkies aan wat ik vocale aerobic noem. Al die uithalen in hun zang. Mijn God waar gaan we nu weer heen, vraag ik me altijd af. Ze moeten dus allemaal trucs uit de kast halen om te compenseren wat ze niet hebben.”



Staton leerde het vak als tiener als achtergrondzangeres van Mahalia Jackson en dominee C.L. Franklin, de vader van Aretha. Eind jaren zestig begon Staton een solocarrière in de legendarische FAME Studio in soulmekka Muscle Shoals, Alabama, onder de strenge en bezielde leiding van Rick Hall. Ze vierde successen met hits als Stand By Your Man, In The Ghetto en Young Hearts Run Free. Begin jaren tachtig werd het stil. Staton vond God terug en begon een nieuwe loopbaan als gospelzangeres.

Alcohol
“Ik was de rat race en de concurrentie zat. Ik was het beu om dronken wakker te worden met een kater, geen idee hebbend waar ik was. Ik wilde niet meer in een telefoonboek kijken om te weten in welke stad ik was. Ik was dat leventje zat, maar eerst schonk ik daar weinig aandacht aan, ik ging gewoon feesten. Ik verdrong het met alcohol. Het begon me op te breken”, vertelt Staton.

“Ik ben 7,5 jaar alcoholist geweest. Daarom drink ik niet meer”, bekent ze, terwijl ze knikt naar haar kop vruchtenthee. “Mijn moeder bad voor me en haar gebeden hebben me er doorheen geholpen. Een jaar voordat ze stierf was ik clean. Ik zeg altijd dat God me van de drank af heeft geholpen”, bekent Candi met vochtige ogen. Uit een roze make-uptasje pakt ze een tissue en dept haar ooghoek af.

God
“Toen besloot ik niet meer in discotheken op te treden. Ik heb alles laten vallen.Ik heb een tournee afgeblazen. Ik had geen rooie cent. Maar ik vertrouwde op God. Na een tijd kon ik aan de slag bij de christelijke televisie, ik kreeg werk in de kerken, ik begon zelf nummers te schrijven en gospelalbums op te nemen, ik begon mijn eigen label.
Ik had het druk, ik had geen tijd om stil te staan bij wat ze in de buitenwereld deden. Ik had geen contact meer met vrienden.
Ik weet nog dat ik op een muziekconferentie in Miami Roberta Flack tegen het lijf liep. Ze stond op, omarmde me en begon te huilen. Zei vroeg: waarom ben je bij ons weggegaan? Dat heb ik niet gedaan, antwoordde ik. Jawel, zei ze, we hadden geen idee waar je was en wat je aan het doen was. Nu hebben we weer contact”, vertelt Candi. Plots herken ik de zachte hertenogen van de jonge Candi die je aanstaren op de hoes van de selftitled compilatie die in 2004 haar comeback inluidde.

In de steek gelaten
Het waren zware jaren. “Je voelt je in de steek gelaten en gefrustreerd. Je ziet Gladys Knight dubbel platina gaan en Chaka Khan hits scoren, en je denkt: waarom ik niet? En dan ga je denken: misschien ben ik niet zo goed, misschien is er iets mis met me. Maar je probeert er het beste van te maken. Ik ben de niet de persoon naar om een wrok te koesteren of verbitterd te raken. Ik complimenteerde hen met hun succes, en dacht: dit is mijn tijd niet en mijn tijd komt nog.”

Tweede jeugd
Ze kreeg gelijk. Vijf jaar geleden begon Candi Staton aan een tweede jeugd na de release van de titelloze compilatie van haar oude werk. Plots was de vergeten soulzangeres die onderhand de pensioensgerechtigde leeftijd had bereikt, weer hot.

“Ik was geschokt. De eerste keer dat ik in Parijs kwam stond de rij met mensen tot om de hoek van het blok. Toen ik er in een limousine langs reed zei ik: iemand heeft vanavond een volle bak. Ze zeiden: ze komen voor jou. Voor mij?! De zaal was afgeladen. Ik was op van de zenuwen. Ik had jarenlang gospelplaten gemaakt, dus ik had geen idee hoe ik die mensen moest entertainen. Inmiddels ben ik een stuk meer ontspannen, het went. Maar ik zal het nooit als vanzelfsprekend zien. Nooit.”

Duivelse muziek
Niet iedereen is verguld met Statons succes. In de geloofsgemeenschap vindt men die duivelse muziek van Staton maar niks. “Een bevriende DJ van een gospelzender draaide mijn nieuwe plaat. Een luisteraar belde en zei: die vriendin van je is verdorven, ze zingt weer die bluesnummers. De DJ zei terug: je luistert er wel naar, dus wat is het verschil tussen haar en jou? Die vrouw gooide de hoorn op de haak. Dat soort mensen hebben oogkleppen op en focussen helemaal op jou, en vergeten wat ze zelf doen. Het is hypocriet. Vroeger maakte ik me er nog wel druk over, maar nu niet meer.”

Vrijzinnig
Onze Lieve Heer is een belangrijk figuur voor Candi Staton. Ze maakt naast haar soulplaten nog steeds gospelalbums. Maar ze heeft een vrijzinnige instelling. “Ik lééf. Ik heb nog genoeg tijd om dood te zijn. Ik heb geen zin om dood te zijn en me aan andermans regels te houden. Weet je wie Jezus vermoord heeft? Religieuze mensen. Jezus ging met iedereen om. Als hij vandaag de dag zou leven, zat hij in de kroeg.”

Dit artikel verscheen eerder in popmagazine Heaven.

donderdag 13 augustus 2009

Elatik vergelijkt Wilders met Hitler

Geert Wilders doet denken aan Adolf Hitler als hij wil laten uitzoeken hoeveel moslims er in Nederland wonen, vindt de Amsterdamse stadsdeelvoorzitter Fatima Elatik.

De vragen van Wilders doen Elatik denken aan 'een Europese politicus van 60 jaar geleden', twittert de PvdA-politica. "Ze willen ook al gaan onderzoeken hoeveel moslims er jaarlijks bijkomen. Nog even en ze gaan ons DNA analyseren om aan te tonen dat we niet deugen."

"Volgens mij was er een andere politicus in Europa zo'n 60 jaar geleden die dat ook deed bij een ander semitisch volk”, aldus Elatik.

Oeps

"Oeps, maar dat mag ik natuurlijk helemaal niet zeggen", vervolgt de Zeeburgse sarcastisch. "Hitler was ook democratisch gekozen. Dat vergeten we soms."

Elatik haastte zich te twitteren dat ze niet Wilders zelf met Hitler wilde vergelijken, maar zijn beleid. ‘Hoe Wilders moslims systematisch verdacht maakt lijkt op een van de grootste misdaden van de vorige eeuw’, legt Elatik aan DePers.nl uit. ‘Nu wil hij weten wat moslims kosten. Ik vraag me af waar het heen gaat. Wil hij straks een eenkindpolitiek voor moslims? Ik maak me zorgen over de samenleving en ik heb genoeg vaderlandsliefde om die niet te laten afglijden. Het moest eens gezegd worden, want niemand durft, zelfs de kritische pers niet’. fulmineert ze.

Superdomme gans

Geert Wilders reageerde woedend. ‘Wat een superdomme gans’, aldus het Kamerlid tegenover DePers.nl. ‘De demonisering van de PvdA gaat maar door. Ik hoop dat ze zich realiseren waar dit toe kan leiden.’

‘Dit bevestigt weer eens dat Wilders geen inhoudelijk debat wil en alleen op de persoon speelt’, werpt Elatik terug. ‘Hij moet niet alleen roepen maar met oplossingen komen waar ik als bestuurder iets mee kan.’


Dit artikel verscheen eerder in Dagblad De Pers.

dinsdag 23 juni 2009

‘Een angry old man is een oude zeurkous’

Freek de Jonge wordt helemaal niet vrolijk van de jonge cabaretiers die tegenwoordig op het podium staan. Maar bij zijn 40-jarig jubileum hebben zij vooral kritiek op hém.

Twee knalgele gympen lopen gehaast Beeld en Geluid binnen. Freek de Jonge is dik een kwartier te laat voor het interview. ‘Sorry’, verontschuldigt de cabaretier zich. ‘Ik heb een aanrijding gehad en moest de schadeformulieren invullen. Ik wilde van mijn oprit achteruit de weg op draaien, liet een auto passeren maar zag niet dat er nog een aanhanger achter zat. Die zat te laag om te kunnen zien. Maar de schade valt mee, een kapot achterlicht en een paar krasjes.’

Alsof dat nog niet genoeg is, zijn Freek en zijn vrouw Hella ook nog snipverkouden. Toch geen Mexicaanse griep? ‘Ik heb er wel even aan gedacht’, zegt Hella tussen de chaos van decors, dozen, werklui, gezaag en geboor. Het paar is bezig met de inrichting van de overzichtstentoonstelling van Freek de Jonges veertig jaar omvattende oeuvre. Her en der slingeren attributen uit voorstellingen. De schoenen uit De kerst van de clown. In een hoek ligt een kostuum in een prop.

In de kantine roert Freek in zijn koffie verkeerd en schuift op en neer op zijn kruk, alsof hij niet kan beslissen of hij liever zit of staat.

Vincent van Gogh en andere grote kunstenaars werden pas postuum geëerd. Hoe voelt het om bij leven al geëerd te worden?

‘Zo veel eer krijg ik niet hoor. Ja, ik heb net een oeuvreprijs gewonnen. Kees (van Kooten) en Wim (de Bie) waren hiervoor met een grote tentoonstelling. Maar zij waren er mee opgehouden, dus dat is dan een goede reden om zo’n tentoonstelling te doen. Maar ik laat me hier niet door dwingen om op te houden. Ik heb nog erg veel plannen.‘

‘Ik word nu gedwongen achterom te kijken. Als je terugkijkt, word je heen en weer geslingerd tussen schaamte en trots.’

Waarom schaamte?

‘Vooral het gebabbel in talkshows. In je programma’s ben je verantwoordelijk voor je teksten. Wat je in een talkshow zegt is in het moment. Dat zijn geen afgewogen opmerkingen. Dat is gebabbel.’

Daar is veel kritiek op. Heeft u daar spijt van?

‘Nee, want je kunt er niks aan doen. Dan moet je niet in de media verschijnen, dan moet je je als een heremiet opsluiten. Maar daar heb ik geen zin in. Het hoort bij mijn vak. Af en toe zit er een slippertje tussen. Maar het gaat over veertig jaar, het is helemaal niet recent. Angry blijf je je hele leven, maar aan het young manzijn zitten begrenzingen. Een angry young man valt in de smaak bij het publiek, maar een angry old man is een zeurkous. Het is mijn lot.’

Kunt u een voorbeeld geven van een slippertje?

‘Ik ben weggelopen bij programma’s, heb domme dingen gezegd. Met Peter R. de Vries was het natuurlijk schitterend dat ik Sam Klepper in plaats van Steve Brown zei. Dan maak je jezelf een pispaal.’

Freek wordt onderbroken door een Amersfoorts gezin dat hem de hand wil schudden.

Raakt de kritiek u?

‘Het is als een aanrijding. Op het moment dat het gebeurt is het vervelend. Daarna heb je nog een beetje last. En op een zeker moment is het weg. Het is vervelend dat als je veertig jaar repertoire hebt, je imago komt te hangen op een of twee incidentjes op televisie. Dat slaat natuurlijk helemaal nergens op.’

Freek bepaalt wie er wel en niet deugt, is een verwijt van jonge cabaretiers.

‘Het is aan hen of ze belang hechten aan mijn oordeel. Als ze er zich door aangesproken voelen, moeten ze wat veranderen en zo niet, moeten ze hun gang gaan. Ik voetbal graag. Bij mijn generatie voetballers was kankeren in het veld een normale houding. Je schold elkaar verrot in de hoop dat de ander daardoor scherper werd. Dat is de enige reden waarom ik wel eens kritiek op collega’s heb. Als ze dan roepen dat ik mijn mond moet houden, ook goed.’

Kijkt u naar jonge cabaretiers?

‘Ik probeer het wel bij te houden, maar ik zie niet zo veel. Ik word er niet vrolijk van. Er is veel veranderd in ons vak wat betreft het theatrale aspect. Het is wel heel makkelijk achter een microfoon gaan staan in je dagelijkse kloffie en iets van dichtbij te vertellen. Ik blijf kritisch, zo van: probeer het wat groter te maken. Je kunt je er het beste een beetje buiten houden. Je wordt een beetje nerveus van die vorm. Het zal ook wel de leeftijd zijn.’

Engagement is uw handelsmerk. Wat vindt u van de klapper van Geert Wilders bij de Europese verkiezingen?

‘Een logisch gevolg van de lamlendigheid van het volk. Als je achterover geleund op de bank gaat wachten tot het beter wordt, kun je het wel vergeten, dan gaat het te langzaam. Als 90 procent van de Wilders-aanhang iets meer energie in zijn eigen leven stak, zouden ze op een totaal andere partij stemmen.’

‘Hoe is het mogelijk dat iemand die het zó goed heeft in Nederland niet beseft dat dat voor een groot deel door Europa komt, en zich aansluit bij iemand die vindt dat dat ondermijnd moet worden? Ik vind dat treurig. We zijn lui, inert, we beseffen niet hoe goed we het hebben. Ik raad ontevreden mensen aan meer energie in zichzelf te steken. Ze geven de schuld altijd aan anderen: de politiek, de buurman, de allochtonen. Kijk naar Volendam, waar hooguit 5 procent van de mensen allochtoon is en 40 procent van de mensen op Wilders heeft gestemd. Dat klopt niet.’

Kun je de wereld verbeteren met cabaret?

‘Ik denk niet dat dat zichtbaar kan. Indertijd met Argentinië hebben we weliswaar in Argentinië niks veranderd, maar er is wel veel veranderd in de houding van de sportpers ten opzichte van dictaturen. Er is nu een besef van: kan dat wel? Dat zag je ook met China.’

Maar we gingen wel.

‘Ja. Een van de problemen van de politiek is dat het heel lang duurt. Je kunt niet van de ene op de andere dag de zaak regelen.’

Is uw zienswijze daarover veranderd?

‘Natuurlijk, je weet dat het een proces is waarvan je het einde niet zult meemaken. De kunst van het ouder worden is leren dat de wereld zonder jou doorgaat. Als je dat kunt aanvaarden, doe je het goed.’

Kunt u dat aanvaarden?

‘Met enige tegenzin. Ik ben nog altijd heel erg gedreven.’

U bent de laatste jaren prekeriger geworden, vind ik.

‘Ik zou het niet weten. Het is als in de spiegel kijken, je ziet jezelf ook niet ouder worden als je elke dag kijkt. Ik ben zeker een moralist en ik heb zeker adviezen verstrekt. Maar hoe bindend ze zijn? Ik kan preken maar ik heb natuurlijk helemaal geen gezag. Ik ben streng over het leven en hoe je het moet leven. Ik vind discipline een van de grote waarden. Discipline is dat je jezelf de baas bent. In een samenleving waar vrijheid het hoogste goed is staat de discipline onder druk. Dan ga ik automatisch roepen: vrijheid is prachtig maar discipline is waar het om gaat.’

Wanneer stopt u ermee?

‘Als ik er geen rek meer in zie. Ik word ouder, en dan ga je dingen meemaken die weer tekst opleveren. Je ziet het net passeren (er rijden drie bejaarden in rolstoelen voorbij). Of er een groot publiek in geïnteresseerd is, weet ik niet.’

Zou u in een rolstoel op het podium gaan zitten?

‘Geen probleem, ik heb het ook gedaan toen ik gezond was. Het zou raar zijn als ik het niet deed als ik ertoe gedwongen was. Het gaat er om dat je niet meelijwekkend bent, maar er boven uit weet te stijgen. Ik denk dat daar geen eind aan zit.’

En als het publiek niet meer komt?

‘Je kunt ervan uitgaan dat het publiek steeds kleiner wordt. Mensen kijken niet graag naar oude mensen. Daar worden ze nerveus van, ik weet niet wat het is.’

Bent u wel eens bang dat de mensen u niet meer leuk vinden?

‘Vanaf het begin is er weerstand geweest. Dat was in eerste instantie vanuit de hoek waarvan je juist trots was dat ze het niet goed vonden. Ik ben voor een bepaalde groep altijd controversieel geweest. Nu maak ik jongeren weer enorm boos.’

Wat is uw grootste angst?

‘Ik heb in mijn werkzame leven bereikt wat ik kon bereiken. Ik ben niet bang dat het opeens voorbij is. Ik heb wel een terugkerende droom dat ik geroezemoes hoor, in een kleedkamer zit en iemand zegt: je moet op. Maar ik heb niks. En dan is steevast het antwoord van die ander: dat zeg je altijd. Maar nu is het echt zo.’

Is het wel eens misgegaan?

‘Ik heb zesduizend voorstellingen gespeeld, waarvan er tien mislukt zijn. Dus dat is te verwaarlozen. Ik ben wel gespannen voor een optreden. Maar er kan niet meer zo gek veel misgaan. Je hebt je hele leven wel een enorm matras opgeblazen waar je op valt.’

Vindt u het erg om fouten te maken?

‘Nee, fouten zijn de belangrijkste aanleiding om beter te worden. Van goed zijn word je niet beter.’

Freek staat op en zet koers naar het voetbalveld. ‘Eens kijken of ik die verkoudheid eruit kan krijgen.’


Dit artikel verscheen eerder in Dagblad De Pers

woensdag 3 juni 2009

Het World Wide Web (b)lijkt atoomvrij, nu de Real World nog

Internet is een eldorado waar je alles kunt vinden, dus je pakt zo een atoombom van het web. Onze slimste cybersurfer heeft duistere ambities...

De atoombom op mijn verlanglijstje kan ik meteen al wegstrepen. Dat vereist zo veel wetenschappelijke kennis, jarenlang onderzoek, omvangrijke en geavanceerde laboratoria en miljoenen of zelfs miljarden euro’s. Exacte vakken gooide ik na de brugklas uit mijn pakket, het krakkemikkige schuurtje in mijn achtertuin is te klein en zo riant betaalt De Pers nou ook weer niet.

Landen die in het geniep aan een atoomprogramma werkten, kregen die kennis en apparatuur van corrupte en omgekochte wetenschappers, denk aan de Pakistaan Abdul Qadeer Khan. Of van de Russische maffia. Maar dat soort mensen benader je niet via Hyves of LinkedIn.

Ik moet mijn ambities naar beneden bijstellen: op zoek dus naar een vuile bom. Dat is een gewone bom maar met wat nucleair materiaal. Die schijn ik wel in mijn schuurtje in elkaar te kunnen knutselen.

Handleiding scoren

Eerst maar eens een bommenhandleiding scoren. The Anarchist Cookbook is een klassieker in het genre. Die is zo te vinden, ook op ouderwets papier bij Bol en Amazon. Een speciale handleiding voor de vuile bom is er evenwel niet.

Nu het nucleaire materiaal. Via Wikipedia ontdek ik dat strontium-90 en cesium-137 geschikt zijn voor mijn vuile bom. Ik kom terecht bij UnitedNuclear.com, een club die chemische en nucleaire spullen levert aan wetenschappers, scholen en hobbyisten. Alles in vrolijk gekleurde kits. Kerstcadeaus hebben ze ook. Ze garanderen dat ze mijn gegevens aan niemand zullen doorspelen. Maar zijn deze atoomspeeltjes ook geschikt voor een bom?

‘Nee’, reageert het bedrijf. ‘Daarvoor zijn ze niet schadelijk genoeg. Je hebt tienduizenden dollars nodig om genoeg materiaal te hebben om één persoon te verwonden. Als het je lukt het onzichtbare radioactieve materiaal van de schijf te verwijderen, wat onmogelijk is. Daarom vallen deze schijfjes niet onder wet- en regelgeving.’ Dood spoor dus. Veilingsite eBay blijkt ook geen optie. Ik vind een brokje uranium, leuk voor mijn collectie natuurstenen.

Maar stoffen als strontium-90, cesium-137 worden ook toegepast in industriële en medische apparatuur. Bij de aanleg van asfaltwegen worden nucleaire dichtheidsmeters gebruikt. Het bedrijf InstroTek maakt ze. Kan ik er een paar bestellen? Helaas. ‘We worden gecontroleerd door de Nuclear Regulatory Agency’, mailt Ali Regimand terug. ‘We voeren zelf ook veel controles uit voordat we nucleaire apparatuur verkopen aan bedrijven. Die bedrijven hebben vergunningen van een atoomagentschap nodig om de apparaten te mogen kopen en gebruiken. Particulieren kunnen deze apparaten niet van ons kopen.’

Ook bij RayFresh Foods, producent van apparatuur waarmee schadelijke bacteriën uit voedsel worden weggestraald, vang ik bot. ‘Die machines kosten miljoenen en je hebt er een vergunning voor nodig’, legt Pete Schoch uit. ‘En wij zullen je controleren om te kijken of je in de mango’s, asperges of terreur zit.’

Loop je niet in de gaten als je op het lekke internet achter een vuile bom aangaat? Pepijn Janssen van Fox-IT, specialist in internetrecherche, wijst op de relatieve beslotenheid van de forum- en chatdienst IRC. ‘Daar wordt wel eens rommel verhandeld. Maar ze zijn voor een buitenstaander bijna niet toegankelijk.’

Die kernbom van het internet, dat is een mythe. Misschien is er daarom nooit een aanslag mee gepleegd.


Dit artikel verscheen eerder in Dagblad De Pers.

donderdag 28 mei 2009

Claudia de Breij barst van de energie

Een nieuwe cd, tv-programma en theatershow en dan ook nog een kind erbij. Allemaal geen probleem voor Claudia de Breij.

Deze maand verscheen de nieuwe cd Samen wakker worden, ergens heen, lekker eten en weer slapen.

‘Het is een echte popplaat geworden. We zijn steeds meer de muziek gaan maken die we zelf gaaf vinden, er staat nu een hele popband op het podium.

Toen we twaalf jaar geleden begonnen maakten we meer van die echte cabaretliedjes, braaf op de akoestische gitaar met teksten vol binnenrijm en koddige vondsten. Maar op plaat gelden andere wetten dan in het theater. Inmiddels zijn we erachter dat men daar niet zit te wachten op liedjes met een tekstueel vondstje.

Dat gaf me veel vrijheid bij de plaat, dan kun je echt alles schrijven dat ook pas na drie keer luisteren valt.’

Dit najaar komt er een nieuw theaterprogramma.

‘Het programma gaat Hete Vrede heten, als contrast met de Koude Oorlog. Het gaat over de tijd waarin we nu leven. Ik vind de jaren nul een verwarrend tijdperk. Sommige mensen roepen heel hard dat ze zeker weten hoe alles zit. Dat wil ik in twijfel trekken. In Hete Vrede vraag ik me af hoe ik later zal terugkijken op deze tijd. Wat ik zeker weet zing ik, dat zijn meer persoonlijke dingen, de rest zijn grappen.’

Ook ga je dit najaar een tv-programma presenteren.

‘Het gaat Claudia op vrijdag heten. Het dreigt heel leuk te worden. Het programma is op dit moment nog in een heel maakbaar stadium, dus ik kan er inhoudelijk nog niets over zeggen.’

Welke vind je het leukst: cabaret, zingen of presenteren?

‘Vroeger zei ik altijd resoluut: theater. Ik merk tot mijn opluchting dat ik recent zeg: ik ben gewoon een maker. Ik heb gedachten waar ik iets mee moet, en daar zoek ik de vorm bij. Soms is dat radio, soms tv of theater. Of schrijven, ik hou van dat eenzame proces. Duizendpoot vind ik een platgetrapte term. Ik ben gewoon een maker.’

Sinds een jaar ben je moeder van zoon Bing. Hoe bevalt het moederschap? Is het niet heel druk met al je activiteiten?

‘Het is geweldig. Iedereen waarschuwde dat je veel moest opgeven, dat er veel van je eigen tijd af gaat. Maar dat is helemaal niet zo. Ik heb er juist iets overweldigends bij gekregen. Het lijkt wel of ik zelfs twee keer zoveel tijd heb gekregen. Het scheelt natuurlijk wel dat ik geen negen-tot-vijf-baan heb, waardoor ik toch veel thuis ben.

Ik heb ook van nature veel energie, dat scheelt. Sommige mensen zijn sneller moe dan ik, dan denk ik: ben je nu al moe? Maar ik moet gewoon mijn bek houden, sommige mensen hebben nu eenmaal minder energie.

In het begin kwam ik wel moe thuis na een voorstelling, dat is vaak ook ver weg, en dan moet je nog eens in actie komen. Dan stond ik wel eens tegen de muur aan te slapen.’

Dit artikel verscheen eerder op DePers.nl.

woensdag 27 mei 2009

Vieux Farka Touré in voetsporen vader


Met het overlijden van de Malinese blueslegende Ali Farka Touré in 2006 verloor Afrika een van zijn prominentste muzikanten. Gelukkig neemt zoon Vieux de zaak over.

Dat Vieux de zoon van Ali is hoor je onmiddellijk aan zijn gitaarsound. Dezelfde broeierige, zinderende woestijnriffs die blijven resoneren in je hersenkwabben als een soort mantra.

Vieux is niet bang om in de schaduw te staan van zijn illustere vader. ‘Ik zie het als een voorrecht. Er was maar één Ali Farka Touré en dat zal altijd zo blijven. Maar ik ben Vieux Farka Touré en dat is een ander verhaal.’

Voor hetzelfde geld hadden we dat verhaal nooit te horen gekregen. Als het aan papa had gelegen was zoonlief nooit de muziek in gegaan. ‘Mijn vader wist uit eigen ervaring hoe zwaar het is om professioneel muzikant te zijn. Hij was net als alle vaders, hij wilde me beschermen. Hij wilde eigenlijk dat ik het leger in ging, kun je het je voorstellen? Maar toen hij zag hoeveel ik van muziek hield en hoe graag ik speelde, was het goed. Hij ging zelfs mee toen ik me ging inschrijven bij het National Arts Institute in Bamako. En hij speelde mee op mijn eerste plaat.’

Vieux’ tweede album Fondo is net uit. Zijn spel mag sterk op dat van zijn vader lijken, de muzikale context is breder. ‘Ik ben 28 en luister naar alle soorten muziek. Op mijn iPod staat hiphop, blues, reggae, reggaeton, traditionele Malinese muziek. Ik ben dol op Phil Collins. Je lacht erom, maar het is echt waar. Dus dat komt allemaal terug in mijn muziek. Mijn naam betekent oud in het Frans, maar ik ben jong en mijn muziek ook.’



Dit artikel verscheen eerder op DePers.nl

donderdag 14 mei 2009

Muzikale wereldburger


Sara Tavares is een vreemde eend in de bijt. Ze mixt Portugese en Afrikaanse muziek met soul. Geef dat beestje maar eens een naam.

Het is moeilijk een etiket op de muziek van Sara Tavares (1978) te plakken. De muziek van de Kaapverdische, die opgroeide in Lissabon bij een Portugese pleegmoeder, klinkt niet typisch Kaapverdisch of Portugees. Tavares is te Afrikaans om Europees te zijn, maar te Europees om Afrikaans te zijn.

Dat is het resultaat van opgroeien tussen twee culturen. ‘Ik miste mijn Kaapverdische kant toen ik opgroeide. Ik was anders en wist niet waarom. Ik wist niet wat er positief was aan dat anders zijn. Ik had geen familie om de rijkdom ervan te begrijpen’, zegt Tavares.

Als tiener begon Tavares haar Kaapverdische roots te verkennen. ‘Toen ik muziek begon te maken, werd het een uitdaging om dat te ontdekken. Voor mij komt muziek voort uit je identiteit. Het werd een uitdaging om alles dat ik was te verwerken in mijn muziek.’

De zangeres ziet zichzelf niet als vertegenwoordiger van de Kaapverdische cultuur. ‘Ik zeg alleen dat ik Kaapverdische ben, en dat ik deel uitmaak van de Creoolse cultuur. Ik ben een wereldburger.’

Tavares’ nieuwe album Xinti is een sensuele plaat vol knap in elkaar gevlochten ritmes, rijke melodieën en gevoelige zang. Een juweeltje om verliefd op te worden.

Dit artikel verscheen eerder in Dagblad De Pers.

woensdag 6 mei 2009

Harry Muskee versus God

Elf jaar duurde het om een opvolger voor Dancing Bear te maken. Maar nu ligt dan Cats Lost van Cuby and the Blizzards, geproduceerd door Daniël Lohues, in de winkels.

Cats Lost klinkt vriendelijker en minder heavy dan het eerdere C+B werk.
Harry Muskee: ‘Ja dat vind ik ook. Het is een veel gedifferentieerder album. Van oude country-blues tot blues met toeters. En daarnaast echte liedjes.’

Lohues: ‘Ik wilde altijd al een plaat met de Blizzards maken waarin al hun sterke punten voorbij zouden komen, waarin alle mensen die in de Blizzards spelen zoiets hebben van: yeah, dat is nou typisch de band.’

In Low Country Blues zing je over de toenemende hufterigheid in Nederland. Heeft die ook al toegeslagen in Grolloo?
Muskee: ‘Nou nee. Daar heb je er niet zoveel last van. Ik ben in ‘78 wel eens voor niks in elkaar geslagen, hadden ze de verkeerde voor zich. Het deed me er wel aan denken. Je hoort tegenwoordig veel rare dingen, zoals dat hele ambulance-trein-bus-en-streekvervoer-verhaal. Ik ben geen massapsycholoog, dus waar dat vandaan komt weet ik niet. Dat zou je Goebbels moeten vragen.’

In Devil Made Religion neem je religie onder vuur.
Muskee: ‘Dat heeft er misschien ook mee te maken. De intolerantie. De duivel heeft religie uitgevonden om de boel te ondermijnen, als een soort spel voor hem. Ik ben atheïst en ik word als infideel en inferieur gezien. Wat voor recht hebben die mensen om mij zo te betitelen?'

Je bent al bijna een halve eeuw bezig. Als je terugkijkt op je carrière, wat zijn dan je mooiste en slechtste herinneringen?

Muskee: ‘We hebben in het Oostblok gespeeld toen het nog communistisch was, dat zijn dingen die je nooit vergeet. Dat zijn spannende jongensboekverhalen.

Muzikale helden ontmoet? B.B. King was vroeger een held. Ik heb die man een paar keer gesproken, en dat viel dan ineens helemaal weg. Hij bleek net als ik te zijn. Daar kijk je dan tegenop maar op een gegeven moment sta je met hem over een kop koffie te praten. Hij is een heel lieve, aardige man.

Ik heb zes jaar lang de Blues Estafette aangekondigd. Veel van die oude bluesmuzikanten waren nog nooit in Europa geweest. Jack Owens moest voor het eerst een paspoort gaan halen. Keb’Mo sprak hem aan met Mister Owens. Dat respect vind ik heel mooi.

Dit artikel verscheen eerder in Dagblad De Pers.

Een dieptepunt was toen de band uiteen ging. Dat is ook de blues en goed om mee te maken.’

The Black Crowes hebben nergens spijt van


Er was succes. Er was ruzie. Maar alles is weer koek en ei bij de Black Crowes.
‘Geen idee’, antwoordt zanger Chris Robinson door de telefoon vanuit Californië als hem gevraagd wordt wat de Black Crowes woensdag in de Heineken Music Hall gaan spelen. ‘We hebben zoveel nummers. We zijn geen greatest hits-band. We herhalen geen dingen. We leven in het moment. Dus ik weet nog niet wat we gaan spelen tot kort voor het optreden’, aldus de bebaarde zanger. ‘Waarschijnlijk wordt het een mix van onze eerste platen, persoonlijke favorieten, nieuw materiaal en improvisaties. Als we ergens optreden waar we niet zo vaak spelen, doen we de nummers die mensen graag willen horen. In Amerika zijn we voortdurend on the road en wil men nieuw materiaal. En we zijn vorig jaar nog in Amsterdam geweest.’
Niet dat Robinson het vervelend vindt om zijn oude hits steeds weer af te moeten draaien. ‘De oude nummers worden nooit uitgekauwd, want een goede song verandert met je mee. Als je meer levenservaring opdoet, krijgen die nummers een nieuwe betekenis. Je hebt relaties gehad, hebt vrienden en geliefden verloren, hebt kinderen gekregen, nieuwe vrienden gemaakt, mooie tijden beleefd. De fans ook.’
Eigen plan
De bluesrock waarmee de Black Crowes in 1990 debuteerden klonk totaal anders dan de andere muziek in die tijd. Het album Shake Your Money Maker met de singles Hard to Handle (cover van Otis Redding) en She Talks to Angels werden hits. Met de volgende albums bleef de band zijn muzikale grenzen verleggen. Bovendien bouwden de Crowes, die op het podium graag een paar uur jammen, een sterke live-reputatie op. Maar het commerciële succes van hun debuut evenaarde de band nooit meer, met als gevolg dat Columbia de band in 1999 aan de kant zette.
‘Wij hebben altijd ons eigen plan getrokken. Wat niet zonder slag of stoot ging, als ik eerlijk ben. Wij moesten ook tegen het systeem vechten. De grap is dat nadat we ons eigen label zijn begonnen, we de beste verkoopcijfers hebben sinds begin jaren negentig.’
Ruzie
Dan waren er nog de vele ruzies, vooral tussen de broertjes Chris en Rich Robinson. Maar ook met de andere bandleden was het een komen en gaan als bij een afhaalchinees. Wat was er aan de hand?
‘Heb je broers of zussen? Maken jullie wel eens ruzie? Maar je doet vast geen zaken met ze? Muzikanten zijn erg gevoelige mensen. Mensen veranderen in het leven. Het leven verandert. Iedereen gaat zich anders voelen. Vooral in de competitieve aard van broers. Er zijn ego’s, geld, enz. We hebben tijden gekend van groot succes, problemen, conflicten, drugs. Tijdens de eerste tien jaar van de Black Crowes leefden we met z’n allen in een soort duikboot, dus vroeg of laat krijg je last van hutkoorts.’
Volgens Robinson is de band nu weer ‘extreem stabiel’. Spijt van alle strubbelingen heeft hij niet. ‘Je kunt geen spijt hebben. Alles komt terug in de muziek, goed of slecht. Er is geen tijd voor spijt. Het is wat het is.’
Roots
De Black Crowes hebben net het dubbelalbum en dvd Warpaint Live uitgebracht, zoals de titel al verraadt een live-versie van hun album Warpaint uit 2008. In september ligt er een nieuw dubbel studio-album in de winkel. ‘Op Before the Frost, Until the Freeze graven we nog dieper in onze roots: bluegrass en country-blues. Je hoort veel viool, banjo, mandoline. Dat zijn de roots van echte rock ‘n roll.’
Het zal Robinson een worst wezen of mensen de Crowes een retroband vinden. ‘Daar houd ik me helemaal niet mee bezig. Ik heb al twintig jaar een succesvolle carrière, dus ik begrijp niet wat ze bedoelen. Het zal me inmiddels een zorg wezen. Als mensen dat denken, hebben ze nooit naar onze muziek geluisterd.’

Dit artikel verscheen eerder in Dagblad De Pers