woensdag 17 december 2014
Black Messiah van D'Angelo is geen meesterwerk
D’Angelo is deze week het koffieautomaatgesprek nu hij eindelijk zijn langverwachte derde studioalbum uitbracht. Bijna vijftien jaar had hij nodig om met een opvolger van zijn meesterstuk Voodoo te komen. Het regent superlatieven, maar misschien willen de recensenten iets te graag een nieuw meesterwerk horen in Black Messiah.
D’Angelo trapt als vanouds af met het broeierige Ain’t That Easy, om de luisteraar vervolgens te overrompelen met het ronkende 1000 Deaths. Maar als we na het rijk geschakeerde Sugah Daddy in het hart van het album zijn aangekomen, doemen valkuilen op. Het probleem met Black Messiah is namelijk dat er per saldo te weinig echt goede songs op staan. Dat is an sich niet erg, als er genoeg goede ideeën, spanning en avontuur tegenover staan. Op Voodoo leek het alsof maandenlang jammen in een zweterige juke joint een schat aan fantastische muziek had opgeleverd, waar D’Angelo uit de losse pols wat orde en structuur in had aangebracht. Voodoo was een wonder van spontaniteit, onder het juiste gesternte geboren, en kon meanderen zonder een seconde te vervelen. Black Messiah bevat veel onuitgewerkte ideeën, is langdradig, repetitief en heeft weinig zuurstof. Wel brengt D’Angelo het album tot een goed einde met het stijlvolle Another Life.
Het maken van een waardige opvolger van Voodoo is een worsteling waar D’Angelo nog niet bovenop is gekomen. Misschien wilde hij te graag een nieuwe klassieker maken. Toch laat hij horen, op de briljante momenten die Black Messiah zeker heeft, dat hij nog steeds een klasse apart is in de hedendaagse soul.
Dit artikel verscheen eerder in popmagazine Heaven
zaterdag 11 oktober 2014
De eeuwige jeugd van Roy Ayers
Met Roy Ayers in de kleedkamer van de North Sea Jazz Club, 26 augustus 2014. |
De liefhebbers die zich in de Amsterdamse North Sea Jazz Club verzamelen, hadden zijn kleinkinderen kunnen zijn. Met 74 jaar op de teller wordt Roy Ayers weliswaar wat strammer, zodra hij begint te spelen spetteren de noten als vanouds van zijn vibrafoon.
Hoe kan het dat u nog steeds de jeugd weet aan te spreken?
“Omdat het groovet. Dat stimuleert en motiveert jongeren. Al zo’n 40, 45 jaar spreek ik consequent een nieuw publiek aan, met name in Londen. Daar ben ik dankbaar voor, het is een eer.”
U bent een van de meest gesamplede artiesten. Weet u nog de eerste keer dat uw muziek werd gebruikt?
“Mijn zoon en dochter attendeerden me erop dat mijn muziek op de radio gedraaid werd, maar dan uitgevoerd door een andere artiest. Ik vroeg wie het was. Het bleek Mary J. Blige met My Life. Ze was er succesvol mee. En ze heeft iets moois heeft gemaakt met mijn sample. Ik vind het leuk om gesampled te worden. Ik zie het als respect. Ze laten je weten dat ze van je muziek houden.”
U ziet samplen niet als diefstal van uw muziek?
“Nee, ze betalen er keurig voor. En het betaalt goed. Voor sommige samples krijg je meer dan voor anderen. Dat hangt af van de platenfirma. Sommige platenfirma’s betalen helemaal niks.”
U heeft ook veel samengewerkt met rappers, bijvoorbeeld op het eerste Jazzmatazz-album van Guru. Wat vindt u zo goed aan hiphop?
“Ze hebben goede beats, want ze samplen mij. Het is heel creatief, ze komen steeds met nieuwe ideeën. Dat is cool.”
Beschouwt u zichzelf als een legende?
“Nee. Ik ben gewoon een muzikant. En mijn muziek wordt gewaardeerd. Misschien ben ik een levende legende. Ik doe dit tenslotte al heel lang, ik ben inmiddels over de zeventig.”
Miles Davis zei ooit: “Een legende is een oude man met een wandelstok die bekend is om wat hij heeft gedaan. Ik doe het nog steeds.”
“Hahaha! Ik doe het inderdaad nog steeds en ik voel me nog uitstekend.”
U begon in de jazz, maar stapte later over op jazzfunk en rhythm ’n’ blues. Kreeg u destijds veel kritiek van jazzpuristen?
“Ja, maar het is allemaal mijn roots. Ik ben opgegroeid met jazz en rhythm ’n’ blues. Lionel Hampton had heel veel invloed op mij. Alles is samengekomen in de evolutie van Roy Ayers. Ik speelde al rhythm ’n’ blues toen ik op de middelbare school zat. Het interessante is dat ik in mijn jeugd graag naar James Brown luisterde, en later op hetzelfde label zat als hij. Het was een opwindende carrière.”
Wat was uw repliek op al die kritiek?
“Je moet geld verdienen om de huur te kunnen betalen. Het is net zo zwaar voor mij als voor jou. Of je nou een pop-, rhythm ’n’ blues-, jazzartiest of wat dan ook bent. Are you selling out?, vraag ik dan. Dan geven ze me gelijk. Je moet geld verdienen.”
zaterdag 5 juli 2014
Habib Koité: Het gaat beter in Mali
Voor de 26e keer vindt dit weekeinde het Afrikafestival Hertme plaats. Hoewel vrij onbekend, weet het Twentse gehucht al meer dan een kwart eeuw grote namen uit de Afrikaanse muziek te strikken, onder wie gitarist Habib Koité.
De Malinees Habib Koité koestert warme herinneringen aan het tweedaagse Afrikafestival dat jaarlijks wordt gehouden in het openluchttheater van Hertme. „Ik stond jaren geleden al een paar keer op het festival”, zegt hij. „Ik houd van de gezelligheid. Het is niet al te groot, de podia staan dicht bij het publiek, er komen veel gezinnen, ze zijn aandachtig.”
Koité (1958) keert dit weekeinde, in het kader van zijn Europese tournee, terug naar Hertme. „De eerste keer dat ik er speelde, werd ik thuis uitgenodigd door programmeur Rob Lokin. Hij heeft een enorme platencollectie met oude Afrikaanse bands uit de jaren ‘50. Ik heb nog nooit zo veel platen gezien van groepen als Zani Diabaté, de leider van de Super Djata Band die succesvol was in Europa. Dat zal ik nooit vergeten.”
De gitarist brak in de jaren ‘90 internationaal door. Hij speelde samen met artiesten als Eric Bibb en Bonnie Raitt. Kenners roemen hem om zijn unieke gitaarspel, waarbij hij een open pentatonische stemming gebruikt.
Mali, nu vooral in het nieuws vanwege de strijd tegen de islamisten, kent een zeer rijke muziekcultuur. Musicologen zien het land als de bakermat van de blues.
„Mali ligt ingeklemd tussen meerdere landen, dus het is het hart van een grote regio, het hart van het Mandingo koninkrijk”, vertelt Koité. „Er is van oudsher een grote verscheidenheid aan muzieksoorten en talen. Mali was het centrum van alle rijken. In deze periode was de griot, een soort troubadour, belangrijk om de verhalen van de koningen te vertellen aan het volk. Die boodschappen werden muzikaal begeleid. Zo was de boodschap makkelijker te horen voor de mensen.”
zaterdag 28 juni 2014
In memoriam: Bobby Womack (1944-2014)
Op 17 juni 2011 interviewde ik Bobby Womack 4 uur lang. |
The last soulman is niet meer. Na jarenlange gezondheidsproblemen, kwam Bobby Womacks overlijden op 27 juni toch onverwacht.
Ondanks zijn enorme staat van dienst werd Bobby Womack altijd wat ondergewaardeerd. Zo werd hij vaak verward met Womack & Womack, de band van zijn broer Cecil. “Ik had er geen idee van dat zij zo hot waren. Ik kende hun nummers eigenlijk niet eens omdat ze in Amerika niet zo groot waren, maar hier in Europa waren ze gigantisch”, vertelde Bobby Womack in 2011 aan Heaven. “Ik was eens in Europa en checkte in bij een hotel en de receptionist vroeg: ‘Bent u van Womack & Womack?’ ‘Nee dat is mijn broer’, antwoordde ik. ‘U bent niet van Womack & Womack? Oh ik zie dat we vol zitten.’ Toen zei ik maar dat we inderdaad Womack & Womack waren. Die man zei: ‘Waarom zei u dat niet? We hebben een suite voor u.’”
Geen carrière kende zo veel pieken en dalen als die van
Bobby Womack. Sam Cooke ontdekte Bobby en zijn broers al op jonge leeftijd en
nam The Womack Brothers onder zijn hoede, toen Bobby nog maar twaalf jaar was.
Bobby was coauteur van It’s All Over Now van de gebroeders Womack, inmiddels
omgedoopt in The Valentinos. De cover door The Rolling Stones werd een van de
eerste hits van de Britse groep.
Het succes van The Valentinos wordt echter gekortwiekt door de moord op Cooke. Als Bobby korte tijd later trouwt met Cooke’s weduwe Barbara– naar eigen zeggen om haar en de kinderen te beschermen - lijkt zijn carrière voorbij. Het huwelijk valt in slechte aarde. Diskjockeys weigeren Bobby’s platen te draaien, breken die zelfs voor zijn ogen in tweeën. Cooke’s broers slaan Bobby bijna dood in een hotelkamer in Chicago.
Als verdienstelijk gitarist bouwt Bobby Womack wel een succesvolle loopbaan op als sessiemuzikant. In de American Studios van Chips Moman in Memphis speelt hij mee op platen van Joe Tex, Aretha Franklin (Lady Soul) en Elvis Presley, en maakt deel uit van de vaste bands van Ray Charles en Wilson Pickett (Midnight Mover is van Bobby’s hand). Bobby raakt bevriend met Sly Stone en Janis Joplin, hij was naar eigen zeggen op haar hotelkamer enkele uren voordat ze stierf.
Eind jaren ’60 krijgt Womack een tweede kans als artiest. Hij scoort in 1968 zijn eerste hit met California Dreamin’, een cover van The Mamas & The Papas. In de jaren ’70 maakt Bobby een reeks sterke albums met Understanding, Communication en The Facts of Life, en scoort hij hits met o.a. Harry Hippie, Woman’s Gotta Have It en Across 110th Street, dat in de jaren ’90 een revival beleeft als Quentin Tarantino het nummer gebruikt voor de soundtrack van Jackie Brown.
donderdag 10 april 2014
Bootsy Collins: funkmissionaris
Foto: Michael Weintrob |
Minder dan een uur voor showtime. Het uitverkochte Paradiso stroomt vol. Onder hun voeten, in de catacomben van Paradiso, strijkt een bandlid een blauw ruimtepak met een NASA-embleem. Naast hem een stapel dozen met astronautenhelmen. Een deur gaat open. Bootsy Collins heeft Heaven uren laten wachten, maar nu heeft de legendarische bassist eindelijk even tijd voor een interview. Een korte. De zwakverlichte, rommelige kleedkamer oogt even funky als haar tijdelijke bewoner. Over de leuning van een sofa hangt een paars glitterpak. Bootsy zit onderuitgezakt op een fauteuil. Op zijn gezicht zijn onverwoestbare grijns en een stervormige spiegelbril.
Is funk een levensmissie, een soort religie?
“Iedereen is funked up, maar niet iedereen weet het. Men heeft zo veel dingen geleerd, dat funk naar de achtergrond is verdwenen. Men wil eigenlijk niet funky zijn, want het is vies, vuig, goor, het stinkt. Maar hoe kun je niet funky zijn als je ter wereld bent gekomen tussen een poep- en een piesgat?”
U doucht waarschijnlijk niet vaak?
“Zo nu en dan. Soms word ik een beetje té funky.”
Abonneren op:
Posts (Atom)