woensdag 23 november 2005

Nederlandse rap geen voorbode van oproer

Jarenlang wezen Franse rappers op onvrede onder de kansarme allochtone jeugd in de verpauperde voorsteden. Enkele weken geleden kwam de onrust tot uitbarsting. Er is vrees dat in achterstandswijken in Nederland de bom eveneens zal barsten. Want ook hier reppen rappers al geruime tijd van discriminatie.

Dat rappers in hun muziek uiten wat hen bezighoudt is niet nieuw. Rap kan teruggevoerd worden naar de Afrikaanse griots (volksvertellers), die in ritmische vorm verhalen overdroegen. Ook de moderne rap heeft een rijke geschiedenis aan maatschappijkritiek. Zo was The Message van Grandmaster Flash & The Furious Five (1982) een van de eerste commerciële hits van hiphop. Public Enemy predikte een radicaal zwart bewustzijn en geldt nog altijd als de grootste hiphopgroep aller tijden. Frontman Chuck D noemde hiphop ‘het zwarte CNN’, in de zin dat rappers de stem zijn van een monddode, achtergestelde – zwarte – bevolkingsgroep, voor wie de gevestigde media geen aandacht hebben. In dat licht moet ook gangsta rap worden gezien, dat in eerste instantie een rauw verslag van het gewelddadige bestaan in de Amerikaanse getto’s was. Oorspronkelijk heette gangsta rap dan ook reality rap.

Kutmarokkanen
Tegenwoordig is gangsta rap uitgehold tot een commercieel uiterst succesvolle formule en zijn het vooral mooie vrouwen en bling die de mainstream hiphop domineren. Als maatschappijkritisch medium heeft hiphop echter nog niet afgedaan. In Nederland halen rappers er zelfs de top-40 mee. In het najaar van 2002, toen criminele Marokkaanse jongeren de krantenkoppen domineerden, brak de Almeerder Raymzter – zoon van een Marokkaanse vader en een Nederlandse moeder – door met Kutmarokkanen?!, naar de roemruchte uitspraak van toenmalige Amsterdamse wethouder Rob Oudkerk.

“Ze willen ons zwart maken als ze over ons praten
We hebben ze niks gedaan en alsnog willen ze ons haten
Ze willen ons zwart maken als ze over ons praten
Tijd dat dit verandert heb je dat niet in de gaten”

Raymzter noemt enkele praktische vooroordelen waarmee Marokkaanse jongeren dagelijks te maken hebben: “Dit klinkt misschien eenvoudig maar ze kijken me aan alsof ik vloog in de Twin Towers.” En: “Shit als dit kan mijn dag bederven, als ik langs een vrouw loop en ik zie haar d'r tas verbergen.”

Geweigerd
Nog succesvoller is Ali B, die het refrein van Kutmarokkanen?! schreef. In Geweigerd.nl verhaalt hij over discotheken die geen Marokkanen binnen willen laten.

“Ik ben een goeie jongen wil voor iedereen het beste
Maar toch ben ik de dupe omdat anderen het verpesten
Ik vraag me zelf af of ik eruit zie als een slechte
Ben gekomen om te dansen niet gekomen om te vechten”

Grimmiger van toon is de Tuindorp Hustler Click (THC), een groep uit Amsterdam-Noord die regelmatig verhaalt over het harde straatleven. Sociale uitsluiting van allochtone jongeren is het thema van Wil je weten hoe het voelt: “Wil je weten hoe het voelt om altijd anders te zijn, wil je weten hoe het voelt om buitenlander te zijn?”

“Onze jonge generatie is zwaar in de meerderheid”, rapt RBDjan. “Ze leren strijd, ze leren schijt hebben aan de maatschappij, want wat de fuck doet de maatschappij voor mij.”

Rocks hekelt de voortdurende negatieve berichtgeving over allochtone jongeren: “Allochtoon ik hoor het woord te vaak, en het stoort me vaak.” En: “God het spijt me, in me hart ben ik zuiver, maar ze sluiten me buiten. Wordt niet geluisterd dus ik voel me al anders. Ben een Amsterdamse, Nederlandse, buitenlander.”

Kans
The Anonymous Mis, frontman van de Rotterdamse hiphop-reggae-groep Postmen levert niet alleen kritiek maar biedt ook een oplossing. Hij richtte Social Life op, een organisatie die probeert straatjongeren op het rechte pad te krijgen met onder meer muziekworkshops. Mis ziet hiphop als een kans voor kansarme jongeren om aan hun uitzichtloze bestaan te ontsnappen.

“Hiphop is een manier om onze eigen banen te creëren, het is een tool om aan mensen te laten zien dat je op je eigen voorwaarden je plek in deze samenleving kan veroveren”, zegt Mis in Van Brooklyn naar Breukelen, een boek over Nederlandse hiphop. “Juist voor jongens die vast zitten is dat een belangrijke boodschap, om ze te laten nadenken over wat ze zelf willen gaan doen als ze vrijkomen. Mijn boodschap is geen andere dan die van de eerste de beste maatschappelijk werker. Maar van mijn pikken ze het, want ze weten waar ik vandaan kom, ze kunnen zich identificeren met mij.”

Discriminatie, armoede en sociale uitsluiting zijn onderwerpen die zijn weerklank vinden in de Nederlandse hiphop, maar tot harde taal komt het nauwelijks. Uitwassen als DHC, de rappers die Tweede-Kamerlid Ayaan Hirsi Ali in een van hun nummers zouden hebben bedreigd, rekent Saul van Stapele, hiphopjournalist en schrijver van Van Brooklyn naar Breukelen, niet tot Nederlandse hiphop omdat dit een geïsoleerd geval is. “Die hebben geen impact gehad op de scene.” Veel hiphoppers namen de groep niet serieus vanwege het amateuristische en infantiele niveau. Daar komt bij dat stoer doen en grootspraak intrinsiek aan hiphop zijn.

Positief over multiculturele samenleving
Van Stapele merkt op dat Nederlandse rappers over het algemeen positief zijn over de multiculturele samenleving, in tegenstelling tot het heersende, negatieve sentiment in de maatschappij van de laatste jaren. “Ze zijn er trots op deel uit te maken van een multiculturele samenleving. Ze groeien in de grote stad in die realiteit op. Hiphop verschaft hen ook een gezamenlijke identiteit, want het biedt plaats aan alle kleuren van de regenboog. Hiphop is ook een alternatief voor de dominante media, een soort zwarte CNN. De gevestigde media schetsen voortdurend een negatief beeld, hiphop is veel hoopvoller en positiever.”

Rappers laten wel hun licht schijnen over maatschappelijke kwesties, maar hiphop is geen politiek, stelt Van Stapele. “Er zijn wel rappers die graag een politiek statement leveren, maar je hebt ook rappers die alleen de straat kennen en rappen over wat ze om zich heen zien, of rappers die alleen over feesten rappen. Dat is allemaal hiphop. Ik denk wel dat rappers het maatschappelijke debat kunnen beïnvloeden.”


Dit artikel verscheen eerder op Planet.nl.

Oorlogsfotograaf wint vertrouwen verzet Irak

Een islamschool in de sjiitische sloppenwijk Sadr City in Bagdad. Geknield op kleurig gestreepte vloerkleden dekt een jongetje een vriendje toe met een Iraakse vlag. Tegenover hem staat een jongetje met een dolk, en naast hem ligt nog een knaapje. Jonge martelaars.

De leerlingen van de madrassa spelen een gevecht na tussen het Mahdi Leger van de Iraakse sjiitische geestelijke Moqtada al-Sadr en het Amerikaanse leger.

Het incident wordt gemythologiseerd en wordt het zaadje voor de diepgewortelde haat tegen de Amerikaanse bezetter, stelt fotograaf Thorne Anderson. Het tafereel is een van de foto’s in het boek Unembedded, dat Anderson samenstelde met drie andere fotojournalisten (Ghaith Abdul-Ahad, Kael Alford en Rita Leistner) die onafhankelijk werkten in Irak.

De titel slaat op een typische term uit de Irak-oorlog, toen voor het eerst journalisten mee mochten met het leger (embedded). Dat levert echter een scheef beeld op, omdat het Amerikaanse leger bepaalt wat de journalist wel en niet mag zien. Unembedded wil juist een onafhankelijk en ongecensureerd inzicht geven in Irak, vanuit het oogpunt van de Iraakse bevolking.

Anderson geeft een voorbeeld: tijdens de oorlog repten de Amerikaanse regering en de media van ‘chirurgische bombardementen’, waarmee doelwitten met precisie uitgeschakeld konden worden en onnodige schade en onschuldige slachtoffers tot een minimum werden beperkt.

“Dat klinkt alsof het heel gecontroleerd en ‘clean’ is”, zegt Anderson in zijn kantoor in het veilige Amsterdam-West. “Maar dat is het niet. Een bombardement is onvoorstelbaar gewelddadig. Het niet een humane manier van mensen doden. Mensen vergeten dat wel eens, en we willen dat laten zien.”

We zien verwoeste gebouwen, bebloede burgerslachtoffers die op straat liggen, kinderen die toekijken hoe hun ouders sterven op een brancard, verscheurde moeders die het stoffelijk overschot van hun kinderen in hun armen houden. Maar ook de vrolijke momenten uit het zware bestaan in een oorlogsgebied: een bruiloft, een kermis, zwemmende kinderen. Mensen proberen er het beste van te maken.

Geen politiek statement
De oorlog in Irak is met afstand de grootste internationale controverse sinds de Koude Oorlog. Een boek over Irak is daardoor bijna automatisch een politiek pamflet. Maar dat is in eerste instantie niet de intentie, verklaart Anderson.

“We proberen een zo genuanceerd mogelijk beeld van Irak te geven. We willen de complexiteit van Irak te tonen. Het is deel van een politieke dialoog. Het is de wens van de Amerikaanse regering om de informatie te controleren. Het boek heet Unembedded, omdat de verslaggeving in de Amerikaanse media, vooral televisie, en in het bijzonder de populairste zender Fox News, sterk beïnvloed wordt door officiële informatie. Die komt van journalisten die samenwerken met het Amerikaanse leger. Niet dat ze hun werk slecht doen, maar het is een beperkt perspectief. Als je echt wil weten wat er in Irak gebeurt, moet je de andere zienswijzen ook kennen. Dat proberen we met het boek te doen. Vanwege het politieke klimaat in de VS, is dat een politiek statement.”

Opstandelingen
Wat Unembedded bijzonder maakt, is dat het boek ook het Iraakse verzet van binnenuit laat zien, een wereld die voor westerlingen zo goed als ontoegankelijk is, laat staan dat ze het kunnen navertellen. Anderson wist het vertrouwen te winnen van Mahdi Leger, de verzetsbeweging van de sjiitische geestelijke Moqtada al-Sadr.

“Om dat te kunnen doen, moet je iemand kennen in het Mahdi leger die je bescherming biedt, die garant voor je staat, zodat als je in dreigende situatie terechtkomt, dan heb je een insider nodig die zegt: hij is okay, hij is een journalist, hij is geen soldaat, geen spion, geen politicus, hij is alleen hier om een verhaal te maken en ik sta voor hem in. Als hij een insider is, biedt dat je bescherming.”

Najaf
Door zijn goede contacten met het Mahdi Leger bracht Anderson drie dagen door in de Imam Ali tempel in Najaf, tijdens een grootschalig Amerikaans offensief tegen het sjiitische verzet in augustus 2004. In de tempel ligt het lichaam van Imam Ali, de grondlegger van de sjiitische islam, en is een van de belangrijkste heiligdommen in de sjiitische wereld. Tijdens het Amerikaanse offensief was de Imam Ali tempel een toevluchtsoord voor de opstandelingen. Volgens het Amerikaanse leger gebruikte het Mahdi Leger echter als aanvalsbasis.

“Het bleek dat de tempel helemaal niet als basis voor aanvallen werd gebruikt”, stelt Anderson. “Er bevonden zich helemaal geen wapens in de tempel. Er waren pelgrims voor morele steun, uit solidariteit met de strijders. Er waren wel veel strijders in de tempel, maar ze mochten niet hun wapens mee naar binnen nemen.”

“Ik herinner me dat een strijder die gewond was geraakt bij een gevecht, door zijn makkers naar binnen werd gebracht naar een provisorisch hospitaal in een van de kantoortjes in de tempel. Ze kwamen net uit een gevecht dus droegen nog hun kalasjnikovs over hun schouders, ze hadden granaten aan hun riem. Ze mochten hun gewonde kameraad naar binnen brengen maar kregen meteen het bevel om zich eerst buiten te ontwapenen voordat ze weer naar binnen mochten.”

Veilige haven
“De sfeer in de tempel was heel vreemd. De tempel is heel mooi, prachtige architectuur. Ze hadden stroomgenerators, dus er was licht. Van binnen is alles bekleed met goud, dat fonkelt. De gevechten in Najaf waren ongelofelijk intens, de Amerikanen gooiden 500 pond zware bommen, heel dicht bij de tempel, binnen 100 meter. Je kon de inslagen voelen, de muren schudden, soms lieten er stenen los. Er vlogen granaatscherven over de buitenmuren van de tempel naar binnen en landden op de binnenplaats. Dagelijks raakten mensen gewond. Ondanks het voortdurende geweld, was het binnen de tempel een veilige haven. Er was een sterke onderlinge kameraadschap, ook tussen de strijders en burgers. Ze deelden samen voedsel, baden samen. Heel warm. In de tempel was geen voedsel, dus we moesten de stad in om te eten. En ik wilde natuurlijk ook zien wat er buiten gebeurde. Als er relatief rustige momenten waren ging ik naar buiten, om te kijken wat de strijders deden.”

Geen kogelwerend vest
Voor iemand die in oorlogssituaties heeft gewerkt, spreekt Anderson met opvallende afstandelijkheid over zijn ervaringen. Hij toont zich een koelbloedige professional.

“Ik heb niet zoveel belangstelling om middenin de gevechten te zitten, ik ben meer geïnteresseerd in wie de strijders zijn. Ik probeer vuurgevechten te vermijden, maar het is onvermijdelijk. Ik draag zelf nooit een wapen, ook geen kogelwerend vest. Mijn primaire bescherming zijn de mensen. Dat is verreweg de meest betrouwbare bescherming. Als ik in zo’n situatie een kogelwerend vest zou dragen, schept dat een barrière tussen mij en de mensen en het neemt de gelijkheid weg. Dat vergroot niet mijn veiligheid, maar brengt me juist in gevaar. Het ondermijnt mijn relatie met de mensen en het vertrouwen.”

Als Amerikaanse fotojournalist tussen anti-Amerikaanse strijders, is het voor te stellen dat je last krijgt van gewetenswroeging. Anderson had er geen problemen mee. “Nooit, geen seconde. Ik vind dat ik een dienst bewijs aan de Verenigde Staten. Er vindt een enorme verschuiving van het Amerikaanse buitenlandbeleid plaats in Irak. Amerikanen moeten begrijpen hoe dat eruit ziet, vanuit alle gezichtspunten, en zeker niet alleen vanuit de zienswijze van de Amerikaanse regering.”


Dit artikel verscheen eerder op Planet.nl

zaterdag 12 november 2005

Rappers waarschuwden voor rellen

Het is onwaarschijnlijk dat de Franse president Chirac, premier De Villepin en minister van Binnenlandse Zaken Sarkozy liefhebbers van hiphop zijn. Toch doen ze er wellicht goed aan zich in het genre te verdiepen, want Franse rappers waarschuwen al jaren voor onrust onder de kansarme allochtone jeugd.
Veel Franse rappers voelen zich door hun platencontract uitverkoren, en zien hun muziek als een platform om het op te nemen voor hun monddode achterban. De teksten van populaire groepen als Suprême NTM, 113, MC Solaar, IAM en Fonky Family staan vol verwijzingen naar politiegeweld, drugs, werkloosheid, sociale ongelijkheid en racisme.

Luidspreker
In 1990 waarschuwde NTM al dat de kansarme jeugd in de banlieues, de verpauperde voorsteden, op een dag in revolte zou komen. “Ik ben geen leider, ik ben slechts een luidspreker, van een opstandige generatie, klaar om alles op z’n kop te zetten”, rapt de groep op Le monde de demain (De wereld van morgen). “Mensen keren cruciale problemen de rug toe, naar de sociale problemen die de kinderen verstikken.” NTM (dat staat voor Nique Ta Mère, ofwel neuk je moeder) nam ook het controversiële Nique la police op, alsmede het vreedzame Pose ton gun (leg je wapen neer).
“In hoge gebouwen, onbegrip, groepen van zogenaamd slecht opgevoede kinderen, frictie, spanning, burgerwachten, onzinnige angsten, stomme roddels en mythen”, rapte de uit Marseille afkomstige groep IAM op Demain est loin (Morgen is ver weg) uit 1999. Stadsgenoten Fonky Family riepen op Cherche pas à comprendre (Probeer het niet te begrijpen) in 1999 openlijk op tot een opstand.

Geen opruiing
Dat kan uitgelegd worden al opruiing, maar rappers zijn slechts een spreekbuis van de achtergestelde allochtone jeugd, stelt journalist en schrijver Olivier Cachin, die veel publiceert over Franse hiphop. “Rappers leveren commentaar, soms ook ideeën, of vertalen woede of een gevoel van onrecht”, zei Cachin tegen het Franse persbureau AFP. “Veel mensen denken dat rappers de nieuwe politici zijn, maar dat is niet hun functie.”
Niettemin riep een van de populairste rappers in Frankrijk, Disiz La Peste, deze week op tot een einde aan het geweld. “We berokkenen schade aan ons zelf, want het vindt plaats in onze eigen wijken.”
De gebeurtenissen van de afgelopen weken doen sterk denken aan de film La Haine (De haat) uit 1995, over 3 vrienden – een jood, een Afrikaan en een Arabier – uit een Parijse banlieue. Mathieu Kassovitz’ film handelt over hoe het dagelijkse leven in de deprimerende flatwijken de jongeren naar de kop stijgt, met als katalysator een Arabische vriend die in een politiecel sterft. De gewelddadige ontknoping is de hele film onvermijdelijk: “Ken je dat verhaal van die man die van een wolkenkrabber valt? Tijdens zijn val zegt hij bij iedere verdieping: tot dusver gaat alles goed, tot dusver gaat alles goed, tot dusver gaat alles goed. Het gaat er niet om hoe je valt. Het gaat erom hoe je landt”, peinst een van de hoofdpersonen.

La Haine, doorspekt met een flinke dosis hiphop, geeft zo’n realistisch inzicht in het leven in een banlieue, dat het Franse kabinet destijds een speciale voorstelling hield. Wellicht schallen dezer dagen de 'boom bap beats' door de gangen van het Elysée.

Dit artikel verscheen eerder op Planet.nl.

dinsdag 1 november 2005

‘Het is wij tegen de staat’

Voor de vijfde achtereenvolgende nacht zijn jongeren in de Parijse achterstandswijk Clichy-sous-Bois slaags geraakt met de politie. Planet belde met Saskia Dekkers, correspondente in Frankrijk voor het NOS Journaal.

Gaat de politie in de immigrantenwijken regelmatig haar boekje te buiten en komt corruptie veel voor? 
“Mensen hebben het niet voor niets cynisch over arrestanten die ‘uitglijden’ in politiecellen. Ik was laatst op een etentje en toen grapte iemand dat de vloer zo glad is in de politiebureaus. Of de politie mensen mishandelt en wat er op de politiebureaus gebeurt, is moeilijk te bewijzen. Je hoort wel dergelijke geluiden.Het is ook bekend dat de politie niet iedereen gelijk behandelt, dat jongeren met een Arabisch uiterlijk sneller worden aangehouden. Vrienden van mij die ook in een ‘banlieue’ wonen en van Marokkaanse afkomst zijn overkomt het regelmatig. Als je drie keer op een dag door de politie wordt gestopt en om je papieren wordt gevraagd, gaat dat irriteren.

Frankrijk kampt met een groot probleem, namelijk de gettovorming in de voorsteden. Er wordt veel gediscrimineerd, mensen met een Arabische naam vinden moeilijk een woning en een baan. Met als gevolg dat je in troosteloze wijken een concentratie van mensen zonder werk krijgt, getto’s dus. Dat leidt tot veel frustratie bij jongeren.
Ik heb vrienden van Arabische komaf die in het theater werken en bijbaantjes zoeken, zij merken dat ze bij sollicitaties worden afgewezen alleen al op basis van hun naam en adres. Terwijl Fransen wel werk vinden.
De politie is natuurlijk fel in dat soort wijken, dus de jongeren keren zich nu tegen alles dat een uniform draagt. Daar heerst nu het sentiment van ‘wij tegen de staat’.”


Wat doet de Franse regering om de situatie in de achterstandswijken te verbeteren? 
“In 2007 zijn er presidentsverkiezingen, en je ziet dat de minister van Binnenlandse Zaken Nicolas Sarkozy – die verantwoordelijk is voor de politie en openbare orde – de ontwikkelingen gebruikt om campagne te voeren. Sarkozy beloofde ‘tolérance zéro’ tegen de criminaliteit in de wijken. Dat lijkt effectbejag. Zelfs in de regering wordt dat zo ervaren. De minister van Integratie Azouz Begag, zelf van Algerijnse origine, heeft gezegd dat zulke ferme taal niet werkt en wil zelf in de wijken gaan kijken. Hij bepleit geen harde woorden, maar juist voor toenadering tot de jongeren, bijvoorbeeld via wijkagenten.”

Ziet u Sarkozy’s uitlatingen als een provocatie? 
“Voor de mensen in de wijk is het een provocatie. In de pers wordt het meer gezien als een verkiezingscampagne.”

Verwacht u dat de rellen zich uitbreiden naar andere voorsteden? 
“Het heeft zich al uitgebreid. De eerste nacht kregen de jongeren in Clichy-sous-Bois al hulp van bendes uit nabij gelegen wijken. De afgelopen nacht was er ook in andere voorsteden onrust. De rellen zijn voor iedereen te zien op televisie, dus ook jongeren in andere achterstandswijken zien dat. Het is moeilijk te voorspellen hoe de situatie zich in de komende weken ontwikkelt, maar het is niet ondenkbaar dat het nog een paar weken onrustig blijft.”

Denkt u dat de Franse regering en samenleving is wakkergeschud en dat er nu echt iets gaat veranderen? 
“Het onderwerp komt alsmaar terug, het is er niet opeens. Dat weet iedereen ook. In de presidentsverkiezingen van 2002 was het ook een belangrijk onderwerp in de campagnes. Maar achteraf vroegen de media zich af of ze het onderwerp niet te veel hadden uitvergroot en aandacht hadden gegeven. Bij de komende presidentsverkiezingen zal het ook wel weer spelen, maar die zijn pas over anderhalf jaar, dus dat is nog ver weg. Of de regering nu maatregelen gaat nemen, weet ik niet. Het zal wel moeten als het de komende weken onrustig blijft.” 

Dit artikel verscheen eerder op Planet.nl.

‘Het is wij tegen de staat’

Voor de vijfde achtereenvolgende nacht zijn jongeren in de Parijse achterstandswijk Clichy-sous-Bois slaags geraakt met de politie. Planet belde met Saskia Dekkers, correspondente in Frankrijk voor het NOS Journaal.

Gaat de politie in de immigrantenwijken regelmatig haar boekje te buiten en komt corruptie veel voor?
“Mensen hebben het niet voor niets cynisch over arrestanten die ‘uitglijden’ in politiecellen. Ik was laatst op een etentje en toen grapte iemand dat de vloer zo glad is in de politiebureaus. Of de politie mensen mishandelt en wat er op de politiebureaus gebeurt, is moeilijk te bewijzen. Je hoort wel dergelijke geluiden.

Het is ook bekend dat de politie niet iedereen gelijk behandelt, dat jongeren met een Arabisch uiterlijk sneller worden aangehouden. Vrienden van mij die ook in een ‘banlieue’ wonen en van Marokkaanse afkomst zijn overkomt het regelmatig. Als je drie keer op een dag door de politie wordt gestopt en om je papieren wordt gevraagd, gaat dat irriteren.

Frankrijk kampt met een groot probleem, namelijk de gettovorming in de voorsteden. Er wordt veel gediscrimineerd, mensen met een Arabische naam vinden moeilijk een woning en een baan. Met als gevolg dat je in troosteloze wijken een concentratie van mensen zonder werk krijgt, getto’s dus. Dat leidt tot veel frustratie bij jongeren.

Ik heb vrienden van Arabische komaf die in het theater werken en bijbaantjes zoeken, zij merken dat ze bij sollicitaties worden afgewezen alleen al op basis van hun naam en adres. Terwijl Fransen wel werk vinden.

De politie is natuurlijk fel in dat soort wijken, dus de jongeren keren zich nu tegen alles dat een uniform draagt. Daar heerst nu het sentiment van ‘wij tegen de staat’.”

Wat doet de Franse regering om de situatie in de achterstandswijken te verbeteren?
“In 2007 zijn er presidentsverkiezingen, en je ziet dat de minister van Binnenlandse Zaken Nicolas Sarkozy – die verantwoordelijk is voor de politie en openbare orde – de ontwikkelingen gebruikt om campagne te voeren. Sarkozy beloofde ‘tolérance zéro’ tegen de criminaliteit in de wijken. Dat lijkt effectbejag. Zelfs in de regering wordt dat zo ervaren. De minister van Integratie Azouz Begag, zelf van Algerijnse origine, heeft gezegd dat zulke ferme taal niet werkt en wil zelf in de wijken gaan kijken. Hij bepleit geen harde woorden, maar juist voor toenadering tot de jongeren, bijvoorbeeld via wijkagenten.”

Ziet u Sarkozy’s uitlatingen als een provocatie?
“Voor de mensen in de wijk is het een provocatie. In de pers wordt het meer gezien als een verkiezingscampagne.”

Verwacht u dat de rellen zich uitbreiden naar andere voorsteden?
“Het heeft zich al uitgebreid. De eerste nacht kregen de jongeren in Clichy-sous-Bois al hulp van bendes uit nabij gelegen wijken. De afgelopen nacht was er ook in andere voorsteden onrust. De rellen zijn voor iedereen te zien op televisie, dus ook jongeren in andere achterstandswijken zien dat. Het is moeilijk te voorspellen hoe de situatie zich in de komende weken ontwikkelt, maar het is niet ondenkbaar dat het nog een paar weken onrustig blijft.”

Denkt u dat de Franse regering en samenleving is wakkergeschud en dat er nu echt iets gaat veranderen?
“Het onderwerp komt alsmaar terug, het is er niet opeens. Dat weet iedereen ook. In de presidentsverkiezingen van 2002 was het ook een belangrijk onderwerp in de campagnes. Maar achteraf vroegen de media zich af of ze het onderwerp niet te veel hadden uitvergroot en aandacht hadden gegeven. Bij de komende presidentsverkiezingen zal het ook wel weer spelen, maar die zijn pas over anderhalf jaar, dus dat is nog ver weg. Of de regering nu maatregelen gaat nemen, weet ik niet. Het zal wel moeten als het de komende weken onrustig blijft.”


Dit artikel verscheen eerder op Planet.nl.