zaterdag 10 december 2011

Bobby Womack: 'Uit het niets ging het beter’

Bobby Womack en ik, 17 juni 2011

“Ik heb dit nog nooit eerder verteld”, kraait Bobby Womack opgetogen met zijn karakteristieke raspstem. Wellicht is het te danken aan mijn beeldschone Keniaans-Limburgse collega dat de 67-jarige soulveteraan op zijn praatstoel zit. Bobby Womack geeft geen interview, Bobby Womack kletst. Eindeloos. Er is nauwelijks een speld tussen te krijgen, elke vraag die je stelt herinnert hem aan een of ander verhaal. En zo zit je urenlang met de zelfbenoemde 'last soul man' op zijn hotelkamer.


Ondanks zijn enorme staat van dienst lijkt Bobby Womack enigszins ondergewaardeerd te zijn. In het rijtje van de grootmeesters van de soul ontbreekt zijn naam dikwijls. Noem Bobby Womack en de reactie is steevast: “Van Womack & Womack?” Maar dat is zijn broer Cecil.

“Ik kan je daar een verhaal over vertellen. Ik had er geen idee van dat zij zo hot waren. Ik kende hun nummers eigenlijk niet eens omdat ze in Amerika niet zo groot waren, maar hier in Europa waren ze gigantisch. Ik was eens in Europa en checkte in bij een hotel en de receptionist vroeg: ‘Bent u van Womack & Womack?’ ‘Nee dat is mijn broer’, antwoordde ik. ‘U bent niet van Womack & Womack? Oh ik zie dat we vol zitten.’ Toen zei ik maar dat we inderdaad Womack & Womack waren. Die man zei: ‘Waarom zei u dat niet? We hebben een suite voor u.’”

Is Bobby dan in ieder geval rijk geworden? “Geestelijk wel. Anderen zijn rijker geworden omdat ze me niet hebben betaald. We zijn allemaal genaaid. Ik ben inmiddels wijs genoeg om zelf de vaseline mee te nemen.”

Een inktzwart en bloedrood liefdesverhaal

Foto: Vivian Johnson

Willy Vlautin (43) komt Paradiso uit lopen met twee blikjes Heineken in zijn hand. “Laten we lekker buiten gaan zitten, het is prachtig weer.” Recordweer zelfs. Het is de warmste 1 oktober ooit. We nestelen ons achter de poptempel aan de gracht, waar bootjes met feestende mensen en slechte Eurohouse voorbij glijden. Het Leidseplein gonst van de drukte. Boven de stad ronkt een politiehelikopter. Die houdt een oogje in het zeil omdat op het Spui krakers en de ME elkaar in de haren vliegen.

De broeierige sfeer staat in schril contrast met de claustrofobische verstilling van het afgelegen houthakkersdorp ‘waar het zes maanden per jaar regent’ uit The High Country, het nieuwste album van alt.countrygroep Richmond Fontaine. Op het negende album combineert voorman Willy Vlautin zijn beide disciplines. Naast negen albums publiceerde de singer-songwriter namelijk ook drie al even lovend ontvangen romans, waarvan het debuut The Motel Life volgend jaar als film in de roulatie zal gaan met in de hoofdrollen Kris Kristofferson, Stephen Dorff en Dakota Fanning. The High Country is volgens eigen zeggen een song novel, een liedjesroman. Een ambitieus project, waarbij het vooral de kunst was een balans te vinden tussen vorm en inhoud. Je moet het verhaal vertellen zonder de songs in de weg te zitten.
“Dat is altijd mijn grootste probleem als songwriter geweest”, bekent Vlautin. “Vroeger voerden de teksten de boventoon. Ik heb wel een paar goede songs verpest met de teksten. Of ik formuleerde de tekst zo precies dat het ten koste ging van de melodie. De catchy nummers zijn altijd eerst de muziek, de niet-catchy liedjes de tekst eerst. Als ik een liedje schrijf gaat het om het gevoel. Dan heb ik het verhaal in mijn hoofd en probeer ik het in dat gevoel te passen, zodat dat overkomt als je het nummer luistert. Het heeft me jaren gekost om de juiste balans te vinden, en ik worstel er nog steeds mee. Onze producer J.D. Foster leerde me te zeggen wat ik wilde te zeggen zonder zo veel woorden nodig te hebben. Ik probeer altijd een heel verhaal in drie minuten te passen. Soms lukt dat, vaak gaat het mis.”