Ramsey Lewis nadert langzaamaan de tachtig en brengt zijn tachtigste album uit waarop de jazzpianist zijn oude werk nog eens overdoet. Ramsey Taking Another Look is toch geen afscheid? “Hahaha! Nee hoor, helemaal niet”, stelt de vitaal klinkende Lewis me gerust.
Ramsey Lewis (Chicago, 1935) begon op zijn vierde met pianospelen en begeleidde luttele jaren later al het kerkkoor waarvan zijn vader dirigent was. Toen hij als prille twintiger met zijn eerste trio debuteerde op de plaat, had hij zijn sporen al verdiend in de jazzscene van Chicago. Aan complexe hardbop waagde hij zich niet, zijn toegankelijke stijl was stevig geworteld in de rhythm & blues. Daarbij mocht hij graag aan de haal gaan met bekende songs en thema’s. Ramsey Lewis was de meester van de cover: die transformeerde hij geheel tot een eigen creatie. Zo scoorde hij in de tweede helft van de jaren zestig grote hits met covers van Dobie Gray's The In Crowd en de McCoys-kraker Hang On Sloopy. In de jaren zeventig legde Lewis zich toe op de toen in zwang zijnde jazzfunk. Herenigd met Maurice White, toen drummer van Earth, Wind & Fire, maakt hij het succesvolle album Sun Goddess. Twee decennia later bleek dat werk onder hiphoppers een dankbare bron voor samples, maar jazzcritici geven er tot op de dag van vandaag niet bepaald hoog van op. “MOR, easy-listening disco music”, moppert The Rough Guide to Jazz, terwijl de gezaghebbende Penguin Guide to Jazz, die toch ‘the first comprehensive, critical listing covering all jazz recordings currently available’ pretendeert te zijn, Lewis kennelijk niet relevant genoeg achtte om hem überhaupt op te nemen.
Hoe kwam u eigenlijk op het idee voor Taking Another Look?
“Eind 2010 in Japan suggereerde iemand dat ik weer met een kwintet ging spelen. Vervolgens kwam ik terug in de VS en toen zei iemand anders precies hetzelfde. Na de feestdagen heb ik wat jongens gebeld voor een jamsessie. Alleen om te kijken hoe het voelde, wat er zou gebeuren. We gebruikten nummers van Sun Goddess. We begonnen gewoon te spelen en mijn God dat voelde zó goed. Ik belde mijn vrouw op dat ik over een uur thuis zou zijn. Pas drie uur later kwam ik hijgend binnen. Mijn vrouw vroeg: wat is er aan de hand? Ik had zó veel plezier.”
Wat voor nieuws heeft u aan de oude nummers toegevoegd?
“De improvisatie en de ritmes. De tijd verandert de stukken. Charles Heath (drums) en Joshua Ramos (bas) speelden hiphop-patronen. Daardoor speelden wij onze solo’s op een andere manier.”
Waarom heeft u uw trio van toen (met bassist Cleveland Eaton en percussionist Morris Jennings) niet gebruikt?
“Cleveland Eaton doceert tegenwoordig in Alabama. En ik heb geen idee waar Morris Jennings tegenwoordig is. Ik weet niet of hij nog steeds in Chicago woont.
Maar daarnaast wilde ik met een jonge band spelen. Joshua is 28, Charles is 34. Die gasten hebben zo veel energie. Dat heb ik geleerd van Miles Davis en Art Blakey. Toentertijd besefte ik niet waarom zij met jonge muzikanten werkten, zoals Art Blakey met Lee Morgan en Miles Davis met Herbie Hancock en Tony Williams. Maar nu begrijp ik dat dit een heel nuttige dimensie aan de muziek geeft: energie, nieuwsgierigheid, de wil om een stap verder te gaan, frisse ideeën. Ze proberen nieuwe dingen. Ze zitten nog niet vastgeroest. Ze hebben nog niet van: dit werkte goed, laat ik het weer doen. Ze zijn eager.”
De critici vonden uw werk te commercieel. Wat vindt u van die kritiek?
“De eerste zestien albums schreven de jazzcritici dat we een goed trio waren, een nieuw geluid hadden, we kregen veel steun. En op het zeventiende album zetten we een nummer, slechts één van de tien, The In Crowd. In eerste instantie vonden de jazzcritici dat prima. Dergelijke nummers hadden we ook op onze eerdere platen gezet. Maar na een maand of drie werden de critici kwaad op ons, omdat de verkoopcijfers richting popcijfers gingen. De plaat ging van de jazzlijsten naar de poplijsten en kwam tussen The Beatles en Elvis Presley te staan. En toen zeiden de critici opeens: he sold out. Welnu, hoe verkoop je uit? Veel van mijn vrienden spelen hardbop, en zij vragen zich dat vaak af. Als je een plaat maakt duim je ervoor dat mensen hem kopen. Soms lukt dat en soms niet. Ik weet niet hoe je moet uitverkopen.”
Door popliedjes te spelen misschien?
“Nee, dat stuwt de verkoop niet automatisch op. Je houdt uitverkoop als je jezelf verloochent, niet trouw aan jezelf blijft. Maar als je veel bevrediging haalt uit het spelen van popliedjes, is dat toch prima? Als je naar mijn oeuvre kijkt zie je dat het niet alleen maar interpretaties van pop- of R&B-liedjes zijn, er zit variatie in.”
Komt het misschien ook door uw sterke rhythm & blues-geluid?
“Critici hebben hun huiswerk niet gedaan. Als ze zich in mij hadden verdiept, wisten ze dat ik op mijn negende in onze kerk ging spelen. Mijn vader zong gospel, dus er was gospel in ons huis vanaf de dag dat ik werd geboren. Ik draai nog steeds gospel op mijn iPod. Dus natuurlijk horen mensen gospel en rhythm & blues in mijn spel terug. Beide genres putten overigens uit dezelfde bron, namelijk The African-American experience, en die gaat helemaal terug tot de achttiende en negentiende eeuw. Maar in mijn jonge jaren hoorde ik ook Bach, Beethoven, Chopin, Brahms, Tchaikovski, Bartok. Dus mijn muziek is beslist niet alleen rhythm & blues.”
U heeft tachtig albums op uw naam staan. Kunt u zich al die platen nog voor de geest halen?
“Hahaha! Ik moet wel de kanttekening maken dat van die tachtig albums er een stuk of vijftien verzamelalbums zijn. Dus ik heb er maar 65 opgenomen.”
Dat zijn er nog steeds een heleboel.
“Weet je hoe dat komt? In de jaren ’50 en ’60 was het bij platenmaatschappijen de norm om elk half jaar een nieuwe plaat te maken. Dat heb ik bijna twintig jaar gedaan. Dat zijn al bijna veertig albums voordat platenmaatschappijen in de jaren ’70 teruggingen naar een plaat per jaar. Dus zo kom ik aan zo veel platen. En nee, ik herinner me ze niet meer stuk voor stuk, hahaha! Weet je wie wel? Mijn gitarist Henry Johnson. Hij kent bijna al mijn platen, hij speelde vroeger met ze mee. Mijn platen zijn als mijn kinderen voor me, maar helaas ken ik ze niet allemaal meer.”
Krijgt u er na bijna vijftig jaar wel eens genoeg van om steeds The In Crowd te spelen?
“Ze willen altijd The In Crowd, Wade in the Water en Sun Goddess horen. Als ik die niet speel, is het publiek teleurgesteld. Nee, ik word het niet zat om die steeds weer te spelen omdat we er steeds iets anders mee doen. We beginnen altijd hetzelfde zodat mensen het herkennen. Maar de solo's verschillen per avond.”
Denkt u na zestig jaar wel eens: nu is het genoeg geweest?
“Nee. Nee nee nee nee nee. Muziek inspireert me. Muziek is mijn werk. Muziek is mijn speeltje. Ik ben altijd met muziek bezig geweest en zal altijd met muziek bezig blijven. Misschien komt het doordat ik op zeer jonge leeftijd begon te spelen. In die vormende leeftijd tussen elf en vijftien jaar had ik een geweldige lerares die me leerde dat muziek meer is dan alleen de muziek en het spel: iets spiritueels, hogers.”
Is muziek uw eerste liefde?
“Dat hangt ervan af of mijn vrouw aanwezig is.”
Is er iets dat u nog wil bereiken?
“Ik denk niet in termen van dingen bereiken. Ik was twaalf of dertien jaar toen ik verliefd werd op muziek. Ik had al sinds mijn vierde muziekles, maar op mijn twaalfde of dertiende begon ik ervan te houden. Maar ik heb nooit iets willen bereiken of willen presteren. Mijn aanpak is dat ik een stuk van Brahms kan naspelen op de manier waarop Brahms het bedoeld heeft, maar met mijn stempel erop. Dat is voor mij een prestatie. Als ik een nummer schrijf gaat het me erom dat het betekenis voor mij heeft. Als het voor mij betekenis heeft kan ik het overbrengen naar een publiek.”
Is het moeilijk om in ontwikkeling te blijven?
“Nee. Zolang je bewust in het heden staat, komen dingen vanzelf tot je. Als je blijft hangen in het verleden, wordt het onvermijdelijk belegen. Je moet blijven onderzoeken. Ik speel veel klassiek en andere genres, maar ik speel ze in het nu. Dan komt alles vanzelf. Ik denk niet na over wat tien jaar geleden werkte of wat men volgende maand wil horen, ik leef in het moment. Dan raak je in een flow.”
Luistert u naar hedendaagse muziek?
“Ik probeer alles bij te houden. Op mijn iPod heb ik vijftienduizend nummers. Van alles en nog wat: R&B, rock ’n roll, country & western, veel jazz, veel klassiek. Ik luister naar nieuwe artiesten. Er zijn zo veel jonge jazzmuzikanten uit de hele wereld. Dat is zeer enerverend, die jongelui, heel inspirerend.”
Dit artikel verscheen eerder in popmagazine Heaven.
dinsdag 17 april 2012
Ramsey Lewis: 'Geen idee hoe je uitverkoopt'
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten