Chet Baker in België, 1983. (Foto: Michiel Hendryckx) |
In een zwoele voorjaarsnacht maakte een val uit een hoofdstedelijk hotelkamerraam dertig jaar geleden een einde aan het leven van Chet Baker. Heaven herdenkt de jazztrompettist met zijn voormalige bassist Hein van de Geyn, zijn biograaf Jeroen de Valk en jazzkenner Hans Mantel.
Laten we het niet alleen over zijn drugsgebruik hebben, benadrukken de geïnterviewden voor dit artikel. Sigmund Freud was ook aan de drugs en die ging de geschiedenis in als de grondlegger van de psychoanalyse, niet als junk. Dus waarom moeten we het bij Chet Baker altijd over de drugs hebben?
Natuurlijk is zijn astronomische drugsgebruik niet los te zien van de muzikant. Het maakte zowel deel uit van zijn aantrekkingskracht, als dat het zijn leven en loopbaan overschaduwde. Hij bracht zelfs een jaar achter de tralies door in Italië. Chet leidde een nomadisch bestaan, leefde van fix naar fix en van optreden naar optreden, nam met allerhande muzikanten die hij onderweg tegenkwam platen op. Een enorm oeuvre maar van wisselende kwaliteit. Chets carrière was een eindeloze reeks comebacks. Tot zijn ontzielde lichaam in de nacht van 12 op 13 mei 1988 voor de deur van Hotel Prins Hendrik in Amsterdam werd aangetroffen. Een tragisch einde aan het al even dramatische leven van een van de grootste jazztrompettisten die heeft bestaan.
Zijn carrière was een eindeloze reeks comebacks
Begin jaren ’50 maakte Chet Baker (1929) aan de Amerikaanse westkust school met een nieuw geluid. In de tijd van de notenfietserij van de bebop maakte Chet snel naam met zijn unieke fluwelen sound en sobere, bezielde solo’s. Hij kon best zijn spierballen laten zien, getuige zijn samenwerkingen met Charlie Parker en Gerry Mulligan, maar de krachtpatserij van de bebop was aan Chet niet besteed: “Het lijkt wel alsof mensen maar in drie dingen geïnteresseerd zijn: hoe snel, hoe hoog en hoe hard je kunt spelen.” De cool jazz maakte opgang en met zijn ingetogen spel was Chet Baker het boegbeeld. Chet was bovendien een verdienstelijk zanger en sprak zo een publiek buiten de jazz aan. Zijn wilde levensstijl en zijn looks maakten van Chet de James Dean van de jazz. Hollywood lonkte, maar Chet koos voor de muziek.
Genie
Hans Mantel: “Chet Baker was buitengewoon muzikaal, buitengewoon talentvol en een zeer spectaculaire, grote lyricus en jazzmuzikant. Hij was geen systeemspeler, zoals John Coltrane een methode had uitgezocht op basis waarvan hij improviseerde. Alles ging op zijn oren en gevoel. Dat geeft een soort eerlijkheid en een soort direct vanuit het hart naar buiten zonder dat het eerst langs het hoofd gaat. Dat overrompelt en is van een ontroerende schoonheid.”Jeroen de Valk: “Chet raakte je hoofd en je hart. Je hoofd omdat hij zo avontuurlijk speelde, zijn solo’s waren nooit hetzelfde. Chet raakte je hart omdat er zo veel melodie was en vanwege de toon. Als hij in goed vorm was, was het allemaal zo raak. En dan tilde hij de hele band op.”
Hein van de Geyn: “Ik heb meegemaakt dat Chet iets helemaal fout speelde, maar zo sterk speelde dat het leek of de ritmesectie fout zat. Zijn logische kracht om een idee weg te zetten was zo sterk. Dat karakteriseert Chet Baker. Zijn streetwise musical truth is stronger than any fucking thing else.”
Hans Mantel: “Chet Baker klonk alleen maar als Chet Baker. Er is aan zijn spel niet te horen wie hem beïnvloed heeft. Je kunt aan Freddie Hubbard goed horen dat hij uit Dizzy Gillespie komt en aan Woody Shaw kun je horen dat hij uit Hubbard komt. Chet Baker is wat dat betreft uniek. Er zullen wel voorbeelden zijn geweest, maar die zijn niet onversneden in zijn spel gekomen. ”
Hein van de Geyn: “Chets genialiteit was een combinatie van een groot natuurtalent en een sterke persoonlijkheid. Hij had enorme bezieling en was eager om het succesvol te laten zijn, ondanks het feit dat hij zich enorm verloor in zijn levensstijl. Ik kom regelmatig mensen tegen met zulk talent, maar de meesten komen er niet omdat ze niet die eagerness hebben om door te douwen. Ze blijven aan de bar zitten van een jazzclub en doen niks met hun talent.”
Chet in Laren, 1975
Invloed
Hein van de Geyn: “Dat spelen op sound en melodie, cool, dat heeft heel veel mensen beïnvloed. Met name trompettisten, je kunt er zo een aantal aanwijzen die Chet Baker-adepten zijn. Chets invloed stopt nooit. Voor mij is hij een van de groten, zoals Charlie Parker, Coltrane, Chet. Dat is bijzonder, er zijn veel fantastische muzikanten waar die blijvendheid niet aan gerelateerd is. ”Jeroen de Valk: “Chets invloed is vrij gering. Hoewel er een subcultuur van trompettisten is die ook zo klinken. Hij had invloed op het spelen in een band: flauwekul achterwege laten, de essentie zoeken.”
Hans Mantel: “Als manier van doen heeft hij invloed gehad, niet zijn manier van trompet spelen zelf. Niemand bedenkt die noten die hij bedenkt. Chet heeft het vooral als stijlicoon goed gedaan. Iedereen wil de hoofdrol spelen in een film over zijn leven, met een blond wijf op schoot en een trompet in je hand.”
Populariteit buiten de jazz
Jeroen de Valk: “Zijn populariteit buiten de jazz komt door het melodieuze. En de economie. Veel mensen vinden jazz piepknor, gefreak. Daar legde Chet juist niet de nadruk op. En hij zong op een aangename manier. Hij begreep de tekst. Als een pianist ging freaken op Autumn Leaves, zei Chet: ‘No man, you don’t know the words! It’s about falling leaves, it’s fucking autumn man!’ We gaan het mooi in de sfeer spelen.”Hans Mantel: “Iedereen die niets met jazz heeft, heeft wel Kind of Blue van Miles Davis in de kast staan. Chet heeft dat ook, maar dat gaat vooral om die kuif en dat jonge mannetje met zijn James Dean-achtige uiterlijk. Maar zijn muziek heeft ook een soort toegankelijkheid heeft voor mensen die zich niet per se met jazz bezighouden. Het heeft een late-night-rustig-aan-glaasje-wijn-stukje-kaas-sfeertje. Terwijl het eigenlijk veel dieper is, maar het kan op die manier geconsumeerd worden.”
Hein van de Geyn. “Dat doet je afvragen: waar is jazzmuziek voor? Elke muziek gaat volgens mij over het communiceren met luisteraars, niet met specifieke luisteraars. Hier op de lodge in Zuid-Afrika houden we luisteravonden, met van alles door elkaar, van pop tot klassieke muziek. Chet Baker komt al-tijd binnen. Dat zegt veel over de universele kracht van zijn muziek. Ik heb met veel geweldige muzikanten gespeeld, jazzmuzikanten die fantastisch voor jazzliefhebbers speelden. Maar mensen die dat kunnen overstijgen en naar de normale gevoelige luisteraar kunnen communiceren, dat zijn er maar een paar en Chet is er een van.”
Zingen was deel van zijn muzikale identiteit
Betere trompettist of zanger?
Hein van de Geyn: “ Ik heb ooit tegen hem gezegd: 'You’re such an incredible trumpet player.' En toen zei hij: 'But I’m a singer as well.' Hij zei dat heel expliciet. Voor hem was dat echt een deel van zijn muzikale identiteit. Voor mij is hij een trompettist, die net zo mooi zingt als dat hij trompet speelt. Juist omdat hij zo’n intuïtieve trompettist was, kon hij zo goed zingen.”Jeroen de Valk: “Trompettist. Veel beter.”
Hans Mantel: “Natuurlijk heeft hij niet de beste stem van de wereld. Maar dat had Billie Holiday ook niet. Ik ben niet alleen in de kwaliteit van de stem geïnteresseerd, ik ben geïnteresseerd in de lading van de muziek. Voor mij is er geen verschil tussen hoe hij trompet speelde en hoe hij zong. Het is allebei op dezelfde manier, het enige verschil is dat er bij de een anderhalve meter gebogen koper tussen zit.”
Chet zingt My Funny Valentine.
Ontwikkeling
Jeroen de Valk: “Als je terug gaat naar zijn eerste opnames uit 1949, hoor je hem als Dizzy spelen: hard en hoog. Dan de opnames met Gerry Mulligan en de eerste zangopnames, dan hoor je hoe hij een introverte manier van spelen uitvindt. Later komt daar de invloed van Miles bij. Na zijn comeback kreeg hij een geluid als een bugel, alsof hij op een bugel speelde en ging hij het lage register exploreren. Het werd nog economischer, en omdat hij dat kunstgebit had, kon hij ook technisch beter uit de voeten. En in Japan hoor je de late Chet op zijn best. Of die opnames met dat grote orkest in Duitsland veertien dagen voor zijn dood, dat hij niet zo gezond was maar toch precies de noten speelde waar het om ging. Dat is wel een duidelijke evolutie die hij doorgemaakt heeft.”Hein van de Geyn: “Er is een eenvormigheid bij Chet. Juist omdat hij een oorspeler was en vanuit zijn intuïtie speelde, kon hij maar een bepaald aantal soort stukken aan. Het mooie is dat hij in de zeventiger en tachtiger jaren toch dingen aan zijn repertoire heeft toegevoegd wat moderner was dan the fifties. Maar dat waren maar een paar stukken: Arborway en Leaving van Richie Beirach. Dat zijn modernere stukken, maar die zich goed lenen voor een melodische en intuïtieve approach. Natuurlijk is Chet daarin blijven hangen.”
Hans Mantel: “Zijn omgeving veranderde wel, maar Chet was zo verschrikkelijk muzikaal dat hij mee kon veranderen. En altijd de muziek dat gaf wat het nodig was. Die stukken van Richie Beirach zijn helemaal niet makkelijk, maar die pakte hij zo op. Chet had natuurlijk enorm grote oren. Toen speelde hij hippere, modernere stukken, dus zijn muziek werd op den duur wel moderner.”
Opnieuw leren spelen
Jeroen de Valk: “Dat verhaal dat al zijn tanden uit zijn mond zijn geslagen door een dealer is niet waar. Hij verloor één stukje van één tand: ‘I lost one part of one tooth and they were in bad shape anyway,’ zei hij. Chet miste later een tand en dat ging hem steeds meer opbreken. Tot hij eind jaren zestig dan maar besloot om op een kunstgebit over te gaan. Het ging gewoon niet langer op die ene tand. Hij had al een slecht gebit, zijn hele familie trouwens. Toen moest hij allemaal oefeningen doen (om opnieuw te leren spelen), waar hij helemaal geen zin in had.”Hans Mantel: “Hij zei eens tegen me: ‘je hebt het wel eens over een comeback, maar een trompettist bij wie de tanden zijn vervangen, that’s a comeback’. Dat is toch ook zo?”
Chet met Hein van de Geyn in Tokio, 1987.
Drugs
Jeroen de Valk: “Hoe Chet zijn drugsgebruik al die jaren volhield? De politie-inspecteur die ik sprak over Chets overlijden, legde uit dat echte junkies lijden onder het leven er omheen: geen goede slaapplek, geen goed eten. Maar er zijn ook veel zakenlieden die zwaar aan de coke zijn, maar die slapen in het Amstel Hotel en hebben geen gebrek aan eten, dus ze houden het lang vol. En Chet hield van goede hotels. Als hij naar Japan of Scandinavië moest, nam hij niks mee, alleen methadon. Dan ging hij een beetje afkicken met methadon. Als hij terug was ging hij meteen weer aan de stuff. Je kunt ook opnames terugvinden van vlak voor en vlak na Japan (volgens kenners was Chet tijdens zijn Japanse tournee in 1987 in topvorm, getuige het album Live in Tokyo). Dan speelt hij niet goed, in Japan wordt het waanzinnig, en dan kwam hij terug in Amsterdam, meteen weer feestvieren en is het niet goed. Maar als hij methadon en heroïne had, kon hij het aardig doseren. ‘Ik ga in de middag scoren voor een shot om een uur of zes, dan ben ik om negen uur ’s avonds helemaal klaar.’ Wat je de laatste tien jaar bij hem zag is dat een op de tien optredens niet ging. Dan was hij te moe of te stoned. Dan hoor je dat de rest van de band veel moest opvullen. “Hein van de Geyn: “Het gekke is dat als hij niet goed speelde, hetgeen wat hij wilde spelen zo duidelijk was, dan wist je toch genoeg. Het is als een oude wijze man die een verhaal vertelt, maar zijn stem kraakt af en toe of hij is af en toe een woord kwijt. Dan ga je niet zeggen: ‘die vogel heeft niets te vertellen.’ Nee, het is nog steeds de waarheid. Dat hoefde niet perfect ingevuld te worden omdat de wijsheid, de diepzinnigheid van zijn muzikale verhaal zo duidelijk was. Een half woord van een wijs man is meer dan het gekakel en geblaaskaak van confused erudiete man.”
Hein van de Geyn: “Chet was en beetje de boef en kon dat spel spelen. Sommige mensen kwamen uit voyeurisme naar zijn optredens: laten we naar de legendarische junk gaan kijken. Ik zal niet zeggen dat hij dat bewust in de kaart speelde, maar hij was zich er wel bewust van dat dat in Europa, in Amerika zeker niet, een bepaalde mythische kracht had. Mensen voelden zich daar toe aangetrokken. Hij was zich bewust van zijn image dat was ook een deel van zijn succes.”
Hij moest in Laren spelen, maar kwam niet
Dood
Jeroen de Valk: “Ik schrijf in de inleiding van de biografie: ‘Hij viel één keer uit het raam en was veertig jaar lang beroepsmuzikant.’ Dus wat is interessanter van die twee? Hij was stoned en viel uit het raam. Het was een warme avond. Het verhaal gaat vaak dat hij vermoord is, maar de moordenaar had dan van buiten naar binnen moeten komen. De deur was van binnen afgesloten, er waren geen sporen van een worsteling. Je kunt ook niet langs de muur naar twee hoog klimmen. Het was in een druk uitgaansgebied, de hoofduitgang van het Centraal Station zit daar. Je moet dan met een ladder omhoog gaan, Chet zonder enig gevecht eruit gooien, weer naar beneden, ladder inschuiven. Er lag stof op het raamkozijn waar hij met zijn gestreepte broek op had gezeten. Die afdruk van zijn broek kon je zien. Daar kon je aan zien dat hij is gevallen en niet geduwd. Er was een stok met een kettinkje aan de muur om het schuifraam open te houden. Waarschijnlijk is Chet uit zijn roes ontwaakt en heeft in een flits snel dat kettinkje gegrepen. Dat ding werd ook beneden naast zijn lichaam gevonden.Chets vriendin was in maart bij hem weggegaan. De laatste twee maanden voor zijn overlijden was hij nogal grenzeloos aan de troep. Maar Chet heeft geen zelfmoord gepleegd. Als je zelfmoord pleegt pak je die ketting niet beet waarmee die haak vastzit. De vraag is of je bewust zelfmoord kunt plegen als je zo veel hebt gebruikt. De politie zei dat hij genoeg in zijn lijf had om drie olifanten stoned te maken. Als je zelfmoord pleegt, ga je naar een hoger gebouw. De meeste mensen die van die hoogte springen, breken hun heup of benen. Chet kwam face down op een paaltje terecht.
Ze dachten dat hij een stuk jonger was. De meeste drugsverslaafden die uit een raam vallen zijn niet zo oud. Peter Huijts (zijn roadmanager) heeft hem geïdentificeerd. Chet moest in Laren spelen, maar hij kwam niet. Dat kwam een keer in de paar maanden wel voor, maar meestal belde hij dan op met een ingewikkeld verhaal van ‘ik heb de fiets gemist en de trein had een lekke band’. Maar er gebeurde niks. De dag na het optreden dacht Peter: dit is niet goed. Hij heeft de politie gebeld en die zeiden dat ze een man hadden gevonden. Hij had gehoord dat het een man met een trompet was en een paspoort van ene Chesney Henry Baker. Peter zei: ‘Jullie zullen wel suf worden gebeld door de pers’. En die jongen antwoordde (op onzekere toon): ‘ja dat zal wel’. De politie had niet in de gaten dat het Chet Baker was.”
Best of Chet
Chet Baker Sings (1956)
Populair album waarop de zanger Chet Baker zich manifesteert op o.a. de standard My Funny Valentine.
Chet (1959)
Sfeervol album vol ingetogen, fluisterend spel van Chet, begeleid door een all-star band met o.a. Bill Evans, Kenny Burrell en Herbie Mann.
She Was Too Good To Me (1974)
Comebackalbum na het kunstgebit, met een modernere sound en topmuzikanten Ron Carter, Steve Gadd en Jack De Johnette.
Chet Baker in Tokyo (1987)
Chet in bloedvorm tijdens Japanse tournee met Nederlanders Hein van de Geyn en John Engels in de band.
Chet Baker Sings (1956)
Populair album waarop de zanger Chet Baker zich manifesteert op o.a. de standard My Funny Valentine.
Chet (1959)
Sfeervol album vol ingetogen, fluisterend spel van Chet, begeleid door een all-star band met o.a. Bill Evans, Kenny Burrell en Herbie Mann.
She Was Too Good To Me (1974)
Comebackalbum na het kunstgebit, met een modernere sound en topmuzikanten Ron Carter, Steve Gadd en Jack De Johnette.
Chet Baker in Tokyo (1987)
Chet in bloedvorm tijdens Japanse tournee met Nederlanders Hein van de Geyn en John Engels in de band.
Dit artikel verscheen eerder in popmagazine Heaven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten