Wait for Me van de Zita Swoon Group is een rasechte Afrikaanse plaat geworden, want de Belgische groep neemt geen genoegen met een exotisch sausje. ‘Dat is een verdoken vorm van kolonialisme.’
Op het podium zet de Zita Swoon Group een groove in die het Amsterdamse Bimhuis binnen dendert als een kudde losgebroken olifanten. Zangeres Awa Démé schopt haar slippers uit en wiegt ritmisch heen-en-weer. Door de glaspartij achter hen prikt de zon door het wolkendek. Een glimlach krult de mond van voorman Stef Kamil Carlens. Het is gelukt. De missie om westerse en Afrikaanse muziek te versmelten is geslaagd.
Wait for Me is een rijke plaat met Americana en Africana volbloed in het DNA. Een knappe prestatie, want de makke van veel crossoverprojecten is dat ze slechts een uitheems vernislaagje hebben. ‘Ik was op mijn hoede dat het niet muziek zou worden met een exotisch kleurtje. Dat wou ik ab-so-luut niet’, vertelt Carlens later, als de opnames voor het VPRO-programma Vrije Geluiden erop zitten. ‘Ik wou dat het echt een samenwerking werd. Daarom heeft het ook zo lang geduurd om die songs te maken. Niet zo van hier een vleugje balafon en daar een stemmetje. Om het heel cru te zeggen, vind ik dat een verdoken vorm van kolonialisme. Ik wou echt samenkomen, echt begrijpen.’
Heel basic
Op uitnodiging van het Centrum voor Wereldmuziek in Antwerpen maakte Carlens een reis door Mali en Burkina Faso, een van de armste landen ter wereld. Een confronterende ervaring. ‘Mensen leven er met heel weinig, alles is heel basic. Alles is gebaseerd op je basisbehoefte, op overleven. Als je daar drie maanden tussen leeft kun je nooit meer op dezelfde manier naar onze wereld kijken. Het is totaal uit verhouding.’
Carlens ging op de thee bij muzikanten en speelde met hen, maar pas bij de Burkinese balafonspeler Mamadou Diabaté Kibié voelde hij een klik. ‘Ik had hem al eerder zien spelen in België, hij had mij toen totaal overdonderd. Toen kwam ik bij hem thuis, in zijn kleine huisje met die stenen muren klonk die balafon zo intens. We gingen samen spelen en al snel kwamen er ideetjes. Ik had zo’n klein dictafoontje bij me en heb gelijk wat opgenomen. ’s Avonds lag ik in mijn bed te luisteren en dacht: wow, dit is fantastisch! Awa Démé kwam erbij. Zij is een griota, een traditionele zangeres, een verhalenvertelster en een geschiedenisbewaarster. De onderwerpen waarover zij zong waren ook zo mooi, wel moralistisch soms. Taare gaat over roddel en over hoe mensen flatteren maar het eigenlijk niet menen. Die onderwerpen waren heel vruchtbaar voor songs.’
Het vinden van de aansluiting tussen westerse en Afrikaanse muziek was een opgave, want het zijn ook muzikaal twee totaal verschillende talen. ‘Afrikanen werken niet met schema’s, zij spelen meer in één ritmische flow. Tijd is minder belangrijk. Wij zijn gewoon de maten te tellen, maar zij tellen niet. Wij zijn gewoon tijd te verdelen in opeenvolgende bewegingen, die in spanning tegenover elkaar staan, je creëert spanning en ontspanning. Bij ons is er veel regie, bij hen ligt alles minder vast. Er wordt wel gereageerd op dingen die erbij komen, maar minder op afspraak, het is veel organischer. Het was een werk om Awa en Mamadou de momenten dat er veranderingen moesten komen te doen begrijpen. Die songstructuur kenden zij niet. Soms moesten we een song twintig, dertig keer spelen. Later zijn we gaan werken met appèls. In de Afrikaanse muziek wordt er door een muzikant een appèl gegeven met een klein percussiemelodietje, waardoor de anderen weten dat er een verandering komt. Dat werkte heel goed.’
Brug
Toch liggen westerse popmuziek en Afrikaanse muziek wellicht minder ver uit elkaar dan je zou denken. De legendarische Malinese gitarist Ali Farka Touré dacht bijvoorbeeld dat John Lee Hooker een Afrikaan was toen hij hem voor het eerste hoorde. ‘Er zijn wel overeenkomsten tussen de blues met de mandingue, maar dat wordt soms te veel geromantiseerd. Die twee muziekstijlen liggen toch wel uit elkaar. De brug tussen Afrika en Amerika is er zeker, maar ik vraag me soms af in welke mate Afrikanen dat zelf ook zo ervaren. Ik heb wel griots zien spelen bij wie ik die link heel sterk hoorde. In de berusting in het ritme en de bezwering die ik ken van de jonge John Lee Hooker. En ook de manier van spelen. John Lee Hooker heeft een heel bijzondere manier van spelen, hij houdt zijn vingers in de lengte van de snaren. Die ngoni-spelers spelen vaak ook zo. De hand is ook een percussie.’
Carlens is nog niet klaar met Afrika. ‘Ik heb een nieuw Afrikaans project gepland. Ik ga een verkenningsreis maken in 2013. Ik wil theatraler gaan werken en iets doen met de maskercultuur, die is al heel oud maar nog heel levendig in West-Afrika. Er zitten prachtige dingen tussen.’
Dit artikel verscheen eerder in Dagblad De Pers.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten