donderdag 10 april 2014

Bootsy Collins: funkmissionaris

Foto: Michael Weintrob

Minder dan een uur voor showtime. Het uitverkochte Paradiso stroomt vol. Onder hun voeten, in de catacomben van Paradiso, strijkt een bandlid een blauw ruimtepak met een NASA-embleem. Naast hem een stapel dozen met astronautenhelmen. Een deur gaat open. Bootsy Collins heeft Heaven uren laten wachten, maar nu heeft de legendarische bassist eindelijk even tijd voor een interview. Een korte. De  zwakverlichte, rommelige kleedkamer oogt even funky als haar tijdelijke bewoner. Over de leuning van een sofa hangt een paars glitterpak. Bootsy zit onderuitgezakt op een fauteuil. Op zijn gezicht zijn onverwoestbare grijns en een stervormige spiegelbril.

Is funk een levensmissie, een soort religie?
“Iedereen is funked up, maar niet iedereen weet het. Men heeft zo veel dingen geleerd, dat funk naar de achtergrond is verdwenen. Men wil eigenlijk niet funky zijn, want het is vies, vuig, goor, het stinkt. Maar hoe kun je niet funky zijn als je ter wereld bent gekomen tussen een poep- en een piesgat?”

U doucht waarschijnlijk niet vaak?
“Zo nu en dan. Soms word ik een beetje té funky.”
Waarom heet uw stijl p-funk? Dat staat voor pure funk, maar het zit dichter tegen rock aan.
“In rock zit ook funk. Willie Nelson is funk. Hij is de smerige, funked up versie van country. In alle muziekgenres zit funk. Dat willen wij onder de aandacht brengen. Wij spelen niet alleen funk, we zijn funk. Daarom heet het p-funk: pure funk.”

Wat was het idee achter de malle kostuums?
“Zelfexpressie. P-funk laat je vrij om je te kleden en muziek te maken zoals jij wilt. Als je mij accepteert met de kleren die ik draag, moet je ook je hoofd openstellen voor andersoortige muziek. Dan zouden we zo ver vooruit komen. Funk is er om die geestverruiming te bewerkstelligen.”

Was u niet bang dat men u niet serieus zou nemen?
“Nee. Als kind had ik weinig keus wat kleren betrof. Dus ik droeg allerlei kleuren en dingen die met elkaar vloekten. Ik werd uitgelachen door andere kinderen. Dus daar raakte ik al vroeg aan gewend. Het maakte me niet uit. Dus toen ik eenmaal kon dragen wat ik wilde, liet ik me gaan. De boodschap is: je kunt jezelf zijn.”

Hoe kun je niet funky zijn als je ter wereld bent gekomen tussen een poep- en een piesgat?

De jaren ’70 leken één groot feest voor u en Parliament-Funkadelic. Was het ook een duistere tijd?
“Zeer duister. En walgelijk. En groovy. [grinnikt] Je had drugsmisbruik, seksmisbruik. Alles wat de meeste mensen verborgen proberen te houden, deden wij. En we waren er trots op. Je kunt het de donkere kant noemen, maar we hadden lol. Het stimuleerde onze creativiteit. Voor ons was het een ontsnapping aan de armoede. Op de een of andere manier hebben we het doorstaan. Het was een fase. Je leert ervan. Je kunt ervoor kiezen die weg te blijven volgen of een evenwichtiger leven te leiden. Ik heb voor dat laatste gekozen. Voor mij bestaat er geen goed of fout, je moet doen wat je wilt doen.”

Wat is uw meest waanzinnige herinnering aan die tijd?
“We traden ooit op in het Howard Theatre (in Washington) met Funkadelic. George Clinton komt altijd op tijd, hoe high en doorgedraaid hij ook is. Maar deze keer begon iedereen hem te knijpen, waar blijft George? De vrouwen moesten toen nog niet veel van George hebben, omdat hij knettergek was. Hij had manen en sterren in zijn haar, en van die rare ogen. Hij was eng.

Ik ging George zoeken op het toilet. Ik keek onder de hokjes en ik zag twee kippenpoten. Grote gele kippenpoten. George droeg die destijds. Ik zei: ‘Kom mee George, we moeten op.’ George antwoordde dat hij eraan kwam. Ik hoorde hem hijgen en steunen. Ik bleef een tijdje staan wachten. ‘Kom nou George, we moeten echt op nu.’ Maar hij kwam niet. Ik keek nog eens onder het hokje, en hij zat daar met twee vrouwen die hem he-le-maal uitwoonden. Zie je het voor je? George zat op de grond met zijn kippenpoten in de lucht en een griet op zijn snikkel. Dat was het grappigste dat ik ooit had gezien. Ik moest George uit het wc-hokje sleuren. Maar die meiden hielden hem vast. ‘Laat hem los, we moeten optreden!’.”

U begon uw carrière bij James Brown. U was toen nog maar een tiener. Hoe was het om al zo jong met James Brown te werken?
“James Brown was een vaderfiguur voor me. Hij wou dat ik het rechte pad op ging, geen drugs gebruikte, wegblijven van de vrouwen, een net pak en glimmende schoenen droeg. Dat was goed voor me, want ik had thuis geen vader, dus James was de vaderfiguur die ik nooit had gehad. Het was alsof je het leger in ging. James deelde de bevelen uit.

Van George Clinton mocht ik juist alles. Hij liet me experimenteren. George moedigde dat juist aan. Ik kon een meisje naaien op de achterbank. Dat waren twee totaal verschillende werelden waar ik een evenwicht in moest zoeken.”

Het lijkt alsof u altijd lacht. Maar heeft u ook een donkere kant?
“O ja! Ik heb hem een tijdje laten opsluiten. Maar hij heeft zichzelf op een kwade dag bevrijd. Hij komt af en toe terug. Dat is omdat hij zich nu met de zakelijke kant moet bezighouden. Daar heb ik een hekel aan.”

Vlak voor showtime, 21 februari 2014. Haastig gemaakte foto van Bootsy en ik in zijn zwak verlichte kleedkamer in de krochten van Paradiso.

Funkografie

William “Bootsy” Collins (1951), zijn broer Phelps “Catfish” Collins, Philippé Wynne (The Spinners) en Frankie “Kash” Waddy richten eind jaren ’60 in Cincinnati, Ohio de band The Pacemakers op.

James Brown
Als in 1969 een deel van zijn band opstapt, huurt James Brown de Pacemakers in. De amper meerderjarige Bootsy speelt mee op James Brown-klassiekers als Super Bad, Soul Power en Sex Machine. Na Bootsy’s komst wordt Browns muziek pas echt superfunk.

De funk is in overdrive bij het concert dat Brown in 1971 geeft in de Olympia in Parijs, begin jaren ’90 uitgebracht op Love Power Peace. De snelheid en power waarmee de band speelt is halsbrekend. Het lijkt wel alsof de zaal in brand staat en de JB’s de vlammen tegen hun billen voelen schroeien. Dit concert is zo uitzinnig dat het verbaast dat er geen doden vallen. Op filmbeelden is te zien hoe een piepjonge en bijna onherkenbare Bootsy zich achter James Brown in het zweet werkt.



George Clinton
Na krap een jaar bij Brown vertrekt Bootsy. In Detroit wordt hij voorgesteld aan geestverwant George Clinton, die met zijn formatie Parliament-Funkadelic funk en soul injecteert met een flinke dosis rock en psychedelica (Funkadelic was Clintons vehikel voor uitgesponnen  rockjams en Parliament voor meer uitgebalanceerde funk). Bootsy speelt en schrijft mee op Parliament-Funkadelic-klassiekers als Up for the Down Stroke (1974), The Mothership Connection (1975) en The Clones of Dr. Funkenstein (1976).



Bootsy's Rubber Band
In 1976 wordt het tijd voor een eigen band. The Rubber Band wordt gevormd door Catfish (gitaar), Frankie Waddy (drums), en oude bekenden uit de James Brown-tijd Fred Wesley (trombone) en Maceo Parker (saxofoon).

Met George Clinton achter de knoppen en Parliamentariërs Bernie Worrell, Gary Shider en Michael Hampton in de studio, schurkt Bootsy dicht tegen de Parliament-sound aan: strak geproduceerde, geraffineerde en gestroomlijnde doch elastische funk. Stretchin’ Out in Bootsy’s Rubber Band (1976), Ahh… The Name is Bootsy, Baby (1977) en Bootsy? Player of the Year (1978) zijn essentieel. Bootsy’s Rubber Band is live gedocumenteerd op Live in Louisville 1978 en Live in Oklahoma 1976.



In de jaren ’80 doet Bootsy het rustig aan. In 1988 keert hij sterk terug met What’s Bootsy Doin’?, waarop hij weer samenwerkt met Fred Wesley en Funkadelic-toetsenist Bernie Worrell.

Bootsy mag zich in de jaren ’90 verheugen op de belangstelling van een nieuwe generatie. Hij leent zijn stem aan de hit Groove is in the Heart (1990) van Deee-Lite.



Hiphop
Rappers vinden intussen in de oeuvres van Bootsy en George Clinton een schat aan samples. Dr. Dre vindt de sound van Westcoast-hiphop uit met G-funk, dat duidelijk schatplichtig is aan p-funk.



Een opvallende samenwerking met collega-bassist Bill Laswell is het project Praxis. Bootsy speelt mee op twee albums: Transmutation (Mutatis Mutandis) uit 1992 en Sacrifist (1993). Ook speelt Bootsy op diverse albums van Fatboy Slim, waaronder Halfway Between the Gutter and the Stars (2000).



Bootsy’s albums door de jaren heen zijn van een constante kwaliteit. Zelfs zijn kerstalbum Christmas is 4 Ever (2006) is een sterke p-funk plaat.

Aan Heaven verklapte Bootsy dat hij in 2015 een nieuw album hoopt uit te brengen.



Dit artikel verscheen eerder in popmagazine Heaven.

1 opmerking:

  1. In 1986 schreef Bootsy mee aan en produceerde hij het Edison winnende album Trouble over here van Trouble Funk.
    Mooi interview Peter.
    Kamiel

    BeantwoordenVerwijderen