Het Centraal Station van Utrecht zou een ideaal doelwit voor terroristen zijn; grote slachtofferaantallen en een totale ontwrichting van het openbaar vervoer. Als knooppunt van spoorwegen kan een verstoring van het treinverkeer niet alleen voor Utrecht, maar voor het hele land, enorme gevolgen hebben. Duizenden mensen reizen immers dagelijks met de trein.
Bovendien is de beveiliging niet optimaal, want hoe moeilijk is het om een tasje met springstof mee in de trein te nemen?
Rampenbestrijdingsplan
Wat kan Nederland doen om zich voor zulk onheil te behoeden? Wat betreft alertheid op een aanslag, baseert de politie zich op informatie van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD). De gemeente Utrecht houdt wel degelijk rekening met een terroristische aanslag en voor het Stationsgebied werd in december nog een nieuw rampenbestrijdingsplan vastgesteld.
Echter, van een verhoogde bewaking van het station is nu geen sprake; aanwijzingen voor een concrete dreiging zijn er namelijk niet. Ook heeft een mogelijke ramp veroorzaakt door terroristen op dit moment geen prioriteit in Utrecht. Andere calamiteiten, zoals een incident met een lekkende chloortrein, krijgen meer aandacht omdat deze in het verleden al eens hebben plaatsgevonden.
In de praktijk
De vraag dringt zich op in hoeverre de plannen in de praktijk ook wel goed werken. Het rampenbestrijdingsplan voor het Stationsgebied is nog relatief nieuw en momenteel is de provincie nog bezig met de toetsing ervan. In de praktijk is het plan nog niet geoefend, wel bestaat er een theoretische toetsing.
Volgens nationale richtlijnen actualiseren de gemeenten in Nederland jaarlijks het rampenbestrijdingsplan. Tegelijkertijd vindt er dan een soort oefening plaats. Eelko van den Boogaard van de Projectgroep Stationsgebied van de gemeente Utrecht: “Dat is geen oefening waarbij je Hoog Catherijne helemaal gaat afsluiten. Je loopt eens met de betrokken partijen door het gebied en analyseert een aantal scenario’s. Dan wordt het script goed bekeken.”
Volgens Van de Boogaard brengt zo’n ‘oefening’, die in Utrecht twee keer wordt gehouden, een aantal nuttige zaken met zich mee. Bovenal fungeert het echter als ontmoetingsplek voor de verschillende diensten. “Wat heel belangrijk is, is dat mensen elkaar leren kennen en ook weten: wanneer heb ik wie nodig? Dan hoef je ook niet al je energie te steken in allerlei ingewikkelde dingen buiten.”
“Met bestuurders oefenen wij vrij vaak”, legt Kees Molders, beleidsmedewerker Openbare Orde en Veiligheid van de gemeente Utrecht, uit. “De burgemeester moet het beleidsteam, dat de rampbestrijding coördineert, [bestaande uit de burgemeester, de gemeentesecretaris, een ambtenaar rampenbestrijding, een voorlichter, een Regionaal Geneeskundig Functionaris, de districtschef van de politie, de commandant van de brandweer en soms de Officier van Justitie – red.] voorzitten. Er wordt dan gekeken naar wat er in het rampenplan voor het Stationsgebied staat. Hoe het werkt, of iedereen zijn rol kent, en of iedereen wel de goede lijntjes uitzet.”
In de toekomst wil de gemeente met de hulpdiensten een grote ontruimingsoefening houden in het Stationsgebied. Begin deze maand hebben alle medewerkers van de gemeente en hulpdiensten al een basiscursus gekregen over de taakverdeling bij een grote ramp, vertelt Molders.
Daarnaast worden leidinggevenden van de hulpdiensten sinds kort in Zweden en Groot-Brittannië getraind, waar speciale terreinen zijn waar, aan de hand van verschillende scenario’s, realistisch geoefend kan worden.
Grote operaties te kostbaar
Echt grote operationele oefeningen komen weinig voor in de gemeente. “Die zijn zo ingewikkeld qua voorbereiding en duur, dat je die maar eens in de zoveel tijd houdt”, vertelt Molders. “De laatste grote oefening die we hebben gehad was de oefening op de Lekbrug.” Bij deze oefening in oktober 2001 werd gesimuleerd hoe tientallen auto’s op elkaar waren geknald en in brand vlogen.
Bestuursdeskundige Gerard van Staalduinen heeft twijfels over complexe operaties, zoals Bonfire, de landelijke oefening die woensdag in Amsterdam wordt gehouden. “Dat is een parade, maar geen oefening. Alles is ingestudeerd. Dan heb je vaak het probleem dat er te veel eenheden ‘op elkaar zijn gestapeld’. Als dan één eenheid wat verkeerd doet, staan de anderen stil.”
Geen geld
Uit gesprekken met de gemeente Utrecht kan opgemaakt worden dat de wil voor een verbetering van de rampenbestrijding er wel is, maar dat de uitvoering ervan stukloopt. Een tekort aan financiële middelen ligt daaraan ten grondslag. Ben Ale, hoogleraar Veiligheid en Rampenbestrijding van de TU Delft en het kennisinstituut NIBRA, beaamt dat. “Enerzijds wordt er geëist dat het beter moet, maar er wordt geen geld voor uitgetrokken”, zegt Ben Ale, hoogleraar Veiligheid en Rampenbestrijding van de TU Delft en het kennisinstituut NIBRA.
Het gebrek aan geld voor rampenoefeningen is een veelgehoorde klacht van gemeenten. Volgens Molders heeft burgemeester Annie Brouwer – tevens voorzitter van de Veiligheidskoepel en de Commissie-Brouwer die namens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de overheid over de organisatie van rampenbestrijding adviseert – vaak genoeg bij Den Haag aangeklopt voor meer geld voor oefenen (en rampenbestrijding in het algemeen), maar vergeefs. Ook mensen uit het veld en rampenbestrijdingsdeskundigen verwijten het Rijk te weinig geld uit te trekken voor oefeningen.
Woordvoerder Frank van Beers van het ministerie van Binnenlandse Zaken werpt tegen dat het de verantwoordelijkheid van de gemeenten zelf is om geld vrij te maken voor rampenoefeningen. “Als gemeenten rampenoefeningen belangrijk vinden, moeten ze hun prioriteiten stellen en daar geld voor vrijmaken.”
Van Beers wijst er bovendien op dat het kabinet in het ‘Beleidsplan Crisisbeheersing 2003-2007’ 4,5 miljoen euro per jaar heeft vrijgemaakt voor rampenoefeningen. Gemeenten die een oefening willen houden, kunnen een aanvraag met begroting indienen bij het ministerie, die deze vervolgens keurt. Ter vergelijking: de Bonfire-oefening in de ArenA op 6 april kost één miljoen euro.
Afweging
Gemeenten moeten uiteindelijk ook een afweging maken tussen het redden van zoveel mogelijk slachtoffers en hoeveel geld ze daaraan willen besteden.
“We hebben geen rampenziekenhuizen. Dat moet allemaal betaald worden. En wie betaalt dat? In onze maatschappij hebben we al die extra voorzieningen nu niet nodig”, zegt Van Staalduinen. “Utrecht kan heel veel brandweerauto’s erbij kopen, maar die staan de hele dag niets te doen.”
Hetzelfde zegt de gemeente Utrecht. “Wij kunnen best op elke straathoek een ambulance neerzetten, maar dat willen we helemaal niet betalen met z’n allen”, zegt Molders. “Dan neem je dus een bepaald risico. Niet dat als je dat geld wel beschikbaar stelt, ieder risico kan afdekken en dat niemand ooit meer dood gaat.”
Het rampenbestrijdingsplan voor het Stationsgebied in Utrecht is vooralsnog een tekentafeldocument. Dat zal het ook blijven als de overheid niet meer geld beschikbaar stelt voor oefeningen. Aan de andere kant zijn oefeningen ook niet alles. Cynisch gesteld is de enige echte toets van het plan een ramp.
Dit artikel verscheen eerder op Planet.nl. Co-auteur Stephanie Engel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten