Met Marcos Valle in de North Sea Jazz Club, 28 oktober 2015 |
Een muzikaal wonderkind, zo zou je Marcos Valle (72) gerust mogen noemen. Ruim een halve eeuw geleden scoorde de Braziliaanse zanger, toetsenist en componist zijn eerste hit. Begin jaren negentig werd hij herontdekt door de Londense acidjazzscene, later gevolgd door Amerikaanse rappers als Jay-Z en Kanye West. “Toen leefde ik eindelijk weer op.”
Lees ook:
- Bossa nova, puur natuur
- 14 Braziliaanse platen die je gehoord moet hebben
- Antônio Carlos Jobim: elke noot een juweel
- Interview: Gilberto Gil: verboden te verbieden
- Interview: Caetano Veloso is nog niet tevreden
- Bekijk: Os Mutantes live in Amsterdam
Met zijn debuutalbum Samba ‘Demais’ uit 1963 werd hij amper twintig prompt uitgeroepen tot de belangrijkste componist van het jaar. “Een grote verrassing en een hele eer. Maar ik voelde ook gelijk de druk om voor de dag te komen met iets nieuws dat minstens even goed was”, herinnert Marcos Valle zich door de telefoon vanuit Rio de Janeiro. De grote Antônio Carlos Jobim, de peetvader van de bossanova en co-auteur van de evergreen The Girl From Ipanema, ontfermde zich destijds over het veelbelovende talent.
“Hij wijdde me als groentje op zakelijk gebied in. Toen Summer Samba een hit werd in de Verenigde Staten, ging hij daar samenwerken met Frank Sinatra. Zo kon hij me ook wegwijs maken in de Amerikaanse muziekindustrie. Jobim was als een vader voor me. Op een gegeven moment werden we overburen en kwamen we geregeld bij elkaar over de vloer. Als bij de een de piano gestemd moest worden, kon die altijd nog bij de ander gaan spelen.”
Valle schetst het bossanovawereldje in het Rio van de jaren zestig als een hechte club. Via zijn oude klasgenootjes Dori Caymmi en Edu Lobo, zoons van de beroemde muzikanten Dorival Caymmi en Fernando Lobo, belandde hij op de wekelijkse jamsessies van de crème de la crème.
“Die vonden telkens bij iemand anders thuis plaats. Dan speelden we elkaar voor wat we de afgelopen week hadden geschreven, waarbij we als vanzelf ideeën uitwisselden. We maakten altijd mooie dingen, daar zorgden we wel voor, want we wilden elkaar imponeren. Vandaar de hoge kwaliteit van de bossanova uit die tijd.”
'Antônio Carlos Jobim was als een vader voor me'
Experimenteren
Eind jaren zestig gloorde er muzikaal iets aan de horizon van de stranden van Rio de Janeiro. Toen de Tropicália-beweging Braziliaanse muziek begon te vermengen met westerse rock, sloeg ook Marcos Valle aan het experimenteren. Met de introspectieve rock van Vento Sul en de onweerstaanbare funk van Previsão Do Tempo ontpopte hij zich in de vroege jaren zeventig als een even veelzijdige als avontuurlijke pionier van de MPB, de Música Popular Brasileira.
“Veel mensen vonden Tropicália destijds maar niks, terwijl ik die muzikale openheid juist verwelkomde. Maar ik heb nooit deel uitgemaakt van die beweging. Ik ging meer om met de Clube Da Esquina, het niet minder progressieve collectief rond Milton Nascimento uit Minas Gerais. Tropicália gaf me vooral de prikkel om vrij mijn mening te gaan verkondigen. Zo zong ik op Mustang Côr De Sangue over de dictatuur, over hoe de rijken met geld smeten zonder een moment om te kijken naar de armen.”
'Ik verwelkomde de muzikale openheid van Tropicália'
Het juk van de militaire dictatuur drukte zwaar op Valle. “Je moest altijd je liedjes aan de censors komen uitleggen. Soms werden hele teksten afgekeurd.” Uit protest tegen de censuur gaven Valle en een aantal opstandige collega’s begin jaren zeventig via een manifest te kennen verstek te laten gaan op een prestigieus festival, waar naast de gehele Braziliaanse muziektop ook Quincy Jones en Paul Simon zouden optreden.
“De militaire politie kwam me thuis oppakken, net zoals Chico Buarque en Egberto Gismonti. We zaten twee uur lang in een kamertje te wachten voordat we van een generaal te horen kregen dat we onder arrest stonden vanwege dat manifest. En dat ze ons daar zouden vasthouden tot ze alle dertig ondertekenaars hadden geverbaliseerd. Wat te gek voor woorden was, want sommigen waren op tournee. Na lang soebatten mochten we gaan, maar we moesten ons wel een week later melden, anders zouden ze ons opnieuw komen ophalen. Ze wierpen ons voor dat we de regering probeerden omver te werpen, terwijl we alleen maar protesteerden tegen de censuur. Maar zij zagen het verschil niet. Uiteindelijk lieten ze ons min of meer met rust. Ze konden moeilijk de dertig beste muzikanten van het land laten verdwijnen.”
Amerika
De uitzichtloosheid dreef Marcos Valle medio jaren zeventig naar de Verenigde Staten. “Ik raakte zo teleurgesteld en ongelukkig dat ik geen zin meer had het podium op te stappen.” De emigratie bleek een gouden carrièreswitch. Tijdens zijn zelfopgelegde ballingschap werkte hij met uiteenlopende grootheden als jazzzangeres Sarah Vaughan, rockgroep Chicago en soulduizendpoot Leon Ware, alvorens begin jaren tachtig uit heimwee weer terug te keren naar Brazilië. Hij bleef op allerlei terreinen actief in de muziek, maar touren deed hij niet meer tot zijn herontdekking door de dance- en rapscene. “Die prikkel had ik nodig om terug te kunnen keren naar het podium.”
'Ik kon Marlon Brando wel vermoorden'
Al pratend over de Verenigde Staten, herinnert Valle zich een voorval tijdens een tournee in 1966 met het orkest van Sergio Mendes. “Op een avond belandden we op een Hollywoodfeestje van iemand die steenrijk was geworden met de verkoop van ingeblikte worst. De goede man bleek een enorme muziekliefhebber. In de woonkamer stond een arsenaal aan instrumenten, er kwamen microfoons uit het plafond en overal in huis stonden luidsprekers zodat iedereen mee kon genieten. Onder de gasten wemelde het van de muzikanten en filmacteurs, en niet de minsten: Henry Mancini, Quincy Jones, Rock Hudson, Tony Curtis. Marlon Brando was er ook. Hij zat conga’s te spelen, heel beroerd overigens. Mijn toenmalige vrouw was beeldschoon, een brunette. Toen we wilden vertrekken, pakte Brando haar bij de arm en trok haar naar zich toe. Ik had het niet gezien en zei: ‘Wat doe je toch?’ ‘Deze klootzak greep me vast’, antwoordde ze verschrikt. ‘Wat?!’, schreeuwde ik en stoof op Brando af. De mensen om me heen probeerden me uit alle macht tegen te houden: ‘Nee, nee, alsjeblieft! Hij is dronken. Trek het je niet aan.’ Maar ik kon hem wel vermoorden. Het scheelde een haar of ik had hem in elkaar geslagen. Grappig genoeg roffelde Brando daarna gewoon weer verder op de conga’s. Alsof er niets was gebeurd.”
Dit artikel verscheen eerder in popmagazine Heaven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten