vrijdag 14 oktober 2022

Brian Jackson: eindelijk aan de beurt

Brian Jackson. (Foto: Christopher "Puma" Smith)

Brian Jackson treedt uit de schaduw van zijn voormalige strijdmakker Gil Scott-Heron met een nieuw solo-album.

Lees ook:

  • Gil Scott-Heron: het zwarte geweten

  • Of Brian Jackson vindt dat hij altijd over het hoofd is gezien? “Zeker, Gils schaduw was larger than life. Toen ik jong was, was ik erg verlegen, stil en onopvallend. Ik wilde graag de boodschap dienen. Maar er zijn nog veel meer mensen die hebben bijgedragen, zoals Malcolm Cecil en de leden van de Midnight Band”, reageert Jackson via Facetime vanuit zijn huis in Portland, Oregon, waar de New Yorker tegenwoordig woont.

    Godfather of rap

    This is Brian Jackson, luidt de titel van zijn nieuwe plaat. Alsof hij een introductie behoeft. Als muzikale wederhelft van spoken word dichter en zanger Gil Scott-Heron (1949-2011) schreef Jackson in de jaren 70 muziekgeschiedenis met intelligente protestliederen als The Revolution Will Not Be Televised, een aanklacht tegen consumentisme verpakt in een briljant, geestig en opzwepend spervuur van reclameslogans. De proto-rap wordt gezien als een voorloper van de hip-hop en leverde Gil Scott-Heron de eretitel van ‘godfather of rap’ op. 

    Hoe invloedrijk hun muziek is gebleken verwondert de 69-jarige Jackson nog altijd. “We borduurden voort op onze eigen invloeden. We waren leerlingen. Ons enige doel was om muziek te maken die van hetzelfde kaliber was, als een eerbetoon. Er waren andere artiesten die vóór ons kwamen die wij ook ‘sampelden’: Clark Terry, Oscar Brown Jr., Amiri Baraka, Leroy Jones, The Last Poets, The Watts Prophets. Wij waren slechts een onderdeel van die beweging.”  



    Zijn naam mag dan niet zo zijn blijven hangen in ons collectieve geheugen, This is Brian Jackson maakt duidelijk hoe belangrijk zijn rol was. De muziek klinkt vertrouwd en verwant aan Winter in America en Bridges, de monumentale jazzfunk-albums die hij maakte met Gil Scott-Heron. Niet zo verwonderlijk, verheldert Jackson. “Ik heb twee oude demo’s gebruikt. Het zijn opnames van Gil en mij uit de periode 1976-1979 waar ik aan werkte in de studio downtime. Deze twee demo’s waren nog in de beste staat. De nummers waren zo goed als af, we hebben hier en daar wat extra instrumentatie toegevoegd.”

    Welke nummers oud en nieuw zijn, mogen we van Jackson niet verklappen. “We willen een wedstrijd uitschrijven of mensen het kunnen horen”, lacht hij. 

    vrijdag 7 oktober 2022

    Jeff ‘Skunk’ Baxter: Rocketman

    Jeff "Skunk" Baxter. (Foto: Jimmy Steinfelt)

    How the hell wordt een rocker defensie-adviseur bij het Pentagon? Dat is top secret. Wel vrijgegeven is het eerste soloalbum van Jeff ‘Skunk’ Baxter, die naam maakte als gitarist bij Steely Dan en The Doobie Brothers. Een debuut na een muziekcarrière van meer dan een halve eeuw. 

    Driemaal is scheepsrecht. In de afgelopen tien jaar deed ik voor Heaven drie pogingen om Jeff ‘Skunk’ Baxter (73) te spreken over zijn soloalbum, telkens als er geluiden waren dat de release op handen was. Maar dan werd het toch weer uitgesteld. Nu ligt Speed of Heat dan eindelijk in de winkel en staat Baxter staat ons te woord via Zoom. Zijn telefoonnummer is geheim om veiligheidsredenen. 

    “Jeetje, het album heeft lang op zich laten wachten, de eerste track was al af in 1989”, erkent hij in de muziekkamer van zijn huis in Los Angeles. Dezelfde ruimte als op de promotiefoto’s. Op de achtergrond zijn hifi-apparatuur en gitaren te zien.

     “C.J. Vanston (componist en muzikale partner, PS) en ik heb het samen geproduceerd. Het duurde zo lang omdat we allebei druk waren. We hebben er min of meer 33 jaar aan gewerkt.”

    Waarom, in een muziekcarrière die in 1968 begon in de band Ultimate Spinach, heeft Jeff Baxter in nooit eerder een soloalbum gemaakt? “Ik vond het nooit een goed idee om een soloalbum te maken nadat je uit een succesvolle band (The Doobie Brothers, PS) bent gestapt. Een platenmaatschappij wil dat graag, zeker ook vanuit zakelijk oogpunt. Maar er was toen al zo veel sessiewerk voor mij en ik produceerde platen voor anderen. Ik werkte ook nog eens samen met fabrikanten van muziekinstrumenten, ik had er gewoon geen tijd voor. Als je een soloalbum wilt maken moet je er echt tijd voor vrijmaken. C.J. en ik dachten steeds: we gaan eraan werken als we tijd hebben. Af en toe een dag of een paar dagen, kijken wat eruit komt en dat sparen we op. Als je steeds een muntje in een spaarpot stopt, is de pot op een gegeven moment vol en breng je het naar de bank.”

    vrijdag 17 juni 2022

    Hermeto Pascoal: Universele muziek

    Hermeto Pascoal (midden). (Foto: Gabriel Quintao)

    Hij is zo oud en ziet eruit als Methusalem, maar op zijn 85ste doet Hermeto Pascoal het niet rustiger aan. De Braziliaan tourt nog de hele wereld over en komt ook naar Amsterdam.

    ‘O Bruxo’, de tovenaar, wordt hij eerbiedig genoemd. De bijnaam dankt Hermeto Pascoal (85) niet alleen aan zijn Merlijn-achtige verschijning met een grote baard en lange witte manen. De autodidactische Braziliaanse componist en multi-instrumentalist is misschien een genie, maar zeker een fenomeen. 

    Al in zijn kindertijd manifesteert hij zich als een bijzonder muzikant. Hermeto Pascoal werd geboren op 22 juni 1936 in een muzikale familie, in een snikheet landbouwgebied in het noordoosten van Brazilië, waar de arme bevolking probeert te overleven met tabaksteelt. Het platteland is een inspirerende omgeving voor een muzikaal wonderkind om op te groeien. Hoewel Hermeto als albino met een kwetsbare huid niet goed tegen de blakende Braziliaanse zon kan, was de jongen altijd in de natuur te vinden. Van de takken van de wonderolieboom maakte hij zelf fluitjes. Omdat er geen elektriciteit was, en geen radio, luisterde Hermeto naar de vogels en de kikkers. En zij naar hem.

    In de smederij van zijn grootvader knutselde Hermeto zijn eigen instrumenten in elkaar, gefascineerd door de verschillende toonsoorten die hij kon maken met stukken metaal in allerlei soorten en maten.

    Pascoal kan elk voorwerp omtoveren tot een instrument en maakt muziek met theepotten, knuffelberen en zelfs zijn baard. In de documentaire Sinfonia do Alto Ribeira (1985) staat Pascoal tot zijn borst in een jungle rivier Música da Lagoa te spelen, waarbij hij zijn dwarsfluit onder water steekt om de noten om te buigen. Voor Hermeto hoeft zijn band niet louter uit mensen te bestaan, ook met dieren kan hij muziek maken. Op zijn composities zijn varkens en kikkers te horen, of hij speelt fluit met de vogels in de dierentuin. 



    vrijdag 8 april 2022

    On The Corner: de meest gehate jazzplaat aller tijden wordt 50


    On The Corner (1972) van Miles Davis wordt de meest gehate jazzplaat aller tijden genoemd. Een halve eeuw later is het album toch een invloedrijk werk gebleken. ‘Moet ik wachten tot je wél zover bent, motherfucker?’


    Lees ook:

    Miles Davis zat niet goed in zijn vel in 1972. Het stuklopen van zijn relatie met Marguerite Eskridge, ongeveer gelijktijdig met de geboorte van hun zoon Erin, was een mokerslag. De belastingdienst deed moeilijk. Davis’ gezondheid begon hem in de steek te laten. Miles moest met lede ogen toezien hoe zijn voormalige bandleden, met wie hij aan de wieg stond van de fusion met het baanbrekende album Bitches Brew (1970), hem in verkoopcijfers waren voorbij gestreefd. 

    Davis was niet te spreken over de richting die fusion op ging: te veel virtuositeit, te weinig gevoel. Maar hij had de bruggen naar de jazz achter zich verbrand. 

    "Ik wil een zwarte horen zeggen:‘ik hou van Miles Davis'" 

    Het was een tijd van Black Power, en het zat Davis niet lekker dat hij nauwelijks speelde voor mensen met zijn eigen huidskleur. Miles, nu halverwege de veertig, constateerde dat de zwarte jeugd niet meer naar jazz of naar hem luisterde, maar naar James Brown en Sly and the Family Stone. Tijd voor een koerswijziging. ‘Ik speel niet voor blanken, man’, zei Davis tegen Melody Maker. ‘Ik wil een zwarte horen zeggen: ‘ik hou van Miles Davis.’’

    vrijdag 18 februari 2022

    Leo Nocentelli: goddelijke interventie

    Leo Nocentelli live in 2006 (Foto: Flickr/cisc1970)

    Hoe het vergeten en verdwenen solo-album van Leo Nocentelli, gitarist van de pionierende funkband The Meters, uit het wassende water van orkaan Katrina werd gered en na vijftig jaar eindelijk zijn weg naar de luisteraar heeft gevonden, is een ongelofelijk verhaal. ‘Het heeft een zekere spiritualiteit.’


    Lees ook:

    De toekomst is ongewis als Leo Nocentelli in 1971 zijn intrek neemt in de fameuze Jazz City Studio in New Orleans om een paar solo-demo’s op te nemen. “Ons label Josie, waarop The Meters drie albums hadden uitgebracht, ging failliet. Dus we hadden geen platencontract meer. We hadden niks te doen dus ik besloot wat nummers te schrijven”, vertelt de 75-jarige Nocentelli een halve eeuw later aan de telefoon vanuit ‘The Big Easy’. Tijdens de sessies over een periode van twee maanden wordt de gitarist vergezeld door zijn Meters-collega’s George Porter Jr. (bas) en Joseph “Zigaboo” Modeliste (drums). Af en toe schuiven ook hun illustere vaste producer Allen Toussaint en jazzmuzikant James Black aan achter de piano en het drumstel.

    Maar ondanks de bijna voltallige Meters-bezetting (op toetsenist Art Neville na), tapt Nocentelli uit een ander vaatje. “Ik had een paar platen gekocht van James Taylor en was erg gecharmeerd van wat hij deed, de akkoordenschema’s en zijn teksten. Het was niet van ‘baby I love you’ en ‘don’t leave me’, maar het waren verhalen. Ik wilde ook dat soort liedjes schrijven.”


    "Toen ik er destijds naar luisterde zou ik het ‘country and western’ genoemd hebben"


    Folk

    Leo verruilt zijn elektrische gitaar voor een akoestische, en wat er uit de sessies komt is niet de minimale oerfunk waar The Meters patent op hebben. “Toen ik er destijds naar luisterde zou ik het ‘country and western’ genoemd hebben. Met de kennis van nu zou ik het een folk album noemen”, omschrijft Nocentelli de tien songs op Another Side, zoals het album vijftig jaar na dato is vernoemd. “Het heeft een folk-feeling, folk-teksten die ik normaal niet voor een funknummer van The Meters zou schrijven, zoals Pretty Mittie en You’ve Become a Habit, dat over een prostituee gaat. Het is een singer-songwriter plaat, terwijl The Meters het volledige repertoire van solo’s, ingenieuze zang en achtergrondzang had. Al zit er nog steeds funk in, want zo ben ik nu eenmaal. Dit is strikt singer-songwriter, het is een andere manier van denken.”

    Nocentelli ziet het, zoals de albumtitel impliceert, als een andere kant van zichzelf. “Het zit in je. Ik heb geleerd om naar verschillende genres te luisteren en ze te spelen. Toen ik jong was had ik drie of vier optredens per dag in New Orleans: een jazz-optreden, een dixieland-optreden, een R&B-optreden, enzovoorts. Je moest verschillende stijlen leren beheersen om te overleven. Zo heb ik een oor voor verschillende muzieksoorten ontwikkeld en ze leren spelen.” 

    Het is een ander idioom, maar de muzikale benadering is hetzelfde als met The Meters: eenvoud. The Meters namen een jaar eerder een fijngevoelige cover op van Wichita Lineman voor hun derde album Struttin’, dat stilistisch een voorproefje van Another Side had kunnen zijn. Het funky Riverfront, gebaseerd op de ervaringen van Art’s broer Aaron Neville als havenarbeider in New Orleans, schuurt tegen The Meters aan. Een hoogtepunt op Another Side is een prachtige, wellicht zelfs superieure cover van Elton John's Your Song, dat op dat moment een hit was.